Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.De procedure
- de dagvaarding van 7 juli 2002 met producties 1 tot en met 18 van de zijde van [eiser];
- de aanvullende productie 19 van de zijde van [eiser];
- de door [gedaagde] in het geding gebrachte producties 1 tot en met 4;
- de mondelinge behandeling van 19 juli 2022, waarbij door beide partijen pleitaantekeningen zijn overgelegd.
2.De feiten
- oppervlakte recreatiewoning: 76,40 m2;
- oppervlakte afgebroken schuur: 8,32 m2
- de brief van 21 juli 2021 was gebaseerd op de oppervlakte als vastgelegd in bijlage 2 van het bestemmingsplan;
- op 6 december 2021 heeft de gemeente een handmatige meting verricht, die is aangevuld via de Nedbrower BGT-kaart (Basis GrootschaligeTopgrafie). Daarbij heeft de gemeenteambtenaar het volgende opgemerkt: “
3.Het geschil
- de schuur is afgebroken na de door de gemeente aangezegde last onder dwangsom,
- de oppervlakte van de bebouwing ten tijde van de verkoop meer bedroeg dan de toegestane 90 m2,
- [gedaagde] een last onder dwangsom ontving op basis van de aanwezigheid (en oppervlakte) van de oorspronkelijke schuur en recreatiewoning, terwijl zij in werkelijkheid die last onder dwangsom ontving als gevolg van door haar zelf neergezette vier bergingen.
4.De beoordeling
Maatstaf
- [gedaagde] de schuur vrijwel onmiddellijk na de levering in september 2020 heeft gesloopt (met uitzondering van de funderingspalen), omdat de schuur niet geschikt was voor de bouw van een extra verdieping;
- zij in de tuin vervolgens verschillende bergingen/hondenhokken en een tent heeft gebouwd;
- de handhaving van de gemeente in 2021 niet heeft geleid tot de sloop van de schuur, maar tot de sloop van die bergingen/hondenhokken en de tent;
in de zomer van 2021” heeft afgebroken. Daarmee heeft zij in ieder geval de suggestie gewekt dat die afbraak een reactie is geweest op de meergenoemde brief van de gemeente van 21 juli 2021.
de buitenwerkse gevelvlakken, het hart van de scheidingsmuren en/of de buitenwerkse maten van de draagconstructie”. De omstandigheid dat ook een overkapping wordt aangemerkt als bouwwerk, betekent niet dat een overstek van de recreatiewoning of schuur moet worden meegeteld bij het bebouwde oppervlakte. Het verticale (of boei)deel van de overstekken maakt immers geen deel uit van de gevelvlakken.
behorente worden meegenomen bij het bepalen van de bebouwde oppervlakte, maar slechts dat dit vanwege de gebruikte meetmethode (mede aan de hand van kaarten/luchtfoto’s) feitelijk is gebeurd. Daarbij wordt bovendien opgemerkt dat de meting door de gemeente slechts een indicatiemeting betreft. waar deze uitlatingen zijn gedaan in reactie op een mail waarin de gemeenteambtenaar uitdrukkelijk is gevraagd om te reageren op de inhoud van het expertiserapport van Dekra, acht de voorzieningenrechter het van betekenis dat in die reactie niet wordt gesteld dat Dekra de meetinstructie van het bestemmingsplan onjuist heeft toegepast door de overstekken van de recreatiewoning en de schuur buiten beschouwing te laten.
metingdoor de gemeente, maar is afgegaan uit de informatie uit het bestemmingsplan. In december 2021 is wel een meting gedaan door de gemeente, maar die meting had geen betrekking op de schuur (die toen al was gesloopt) maar op de recreatiewoningen en de drie hondenhokken en de tent (de bergingen). Deze meting was bovendien inclusief overstekken en betrof slechts een indicatiemeting.