ECLI:NL:RBNHO:2022:6962

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 augustus 2022
Publicatiedatum
5 augustus 2022
Zaaknummer
C/15/328079 / HA ZA 22-307
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in incident met doorverwijzing naar kantonrechter wegens onbevoegdheid op basis van competentiegrens

In deze zaak, die zich afspeelt voor de Rechtbank Noord-Holland, is op 10 augustus 2022 een vonnis in incident uitgesproken. De eiser, Van [eiser], heeft een aannemingsovereenkomst gesloten met Dakkapel.NL B.V. voor de plaatsing van een dakkapel. Van [eiser] stelt dat Dakkapel tekort is geschoten in de nakoming van deze overeenkomst en vordert onder andere nakoming en herstelkosten. Dakkapel heeft in het incident verzocht om de rechtbank zich onbevoegd te verklaren en de zaak door te verwijzen naar de kantonrechter, omdat de vorderingen volgens hen niet boven de competentiegrens van € 25.000,00 uitkomen.

De rechtbank heeft de argumenten van Dakkapel overwogen en vastgesteld dat er geen aanknopingspunten zijn om aan te nemen dat het belang van de vorderingen van Van [eiser] deze grens overstijgt. De rechtbank concludeert dat de kantonrechter bevoegd is om van de zaak kennis te nemen, aangezien de vorderingen van Van [eiser] in wezen betrekking hebben op herstelkosten die niet hoger zijn dan € 1.000,00. De incidentele vordering van Dakkapel wordt toegewezen, en Van [eiser] wordt veroordeeld in de proceskosten van het incident.

De zaak wordt vervolgens doorverwezen naar de rolzitting van de kamer voor kantonzaken op 7 september 2022, waarbij partijen niet verplicht zijn om te verschijnen. Tevens wordt hen medegedeeld dat zij in de verdere procedure niet meer door een advocaat vertegenwoordigd hoeven te worden, en dat het teveel betaalde griffierecht zal worden teruggestort.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/328079 / HA ZA 22-307
Vonnis in incident van 10 augustus 2022
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaats], gemeente [gemeente],
eiser in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
advocaat mr. J.D. Scheer te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DAKKAPEL.NL B.V.,
gevestigd te Deventer,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. F.J.M. Kobossen te Twello.
Partijen zullen hierna Van [eiser] en Dakkapel genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 6 mei 2022, met producties 1 tot en met 18,
  • de incidentele conclusie houdende de exceptie van onbevoegdheid,
  • het antwoord in het incident tot onbevoegdheid.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.Het geschil in de hoofdzaak

2.1.
Partijen zijn een aannemingsovereenkomst aangegaan, kort gezegd inhoudende dat Dakkapel een dakkapel zou plaatsen op de woning van Van [eiser]. Van [eiser] stelt dat Dakkapel toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen voortvloeiende uit deze overeenkomst. Van [eiser] vordert primair, kort gezegd, nakoming van de aannemingsovereenkomst door verwijdering van het huidige kozijn onder de plaatsing van een nieuw passend kozijn, op straffe van een op € 25.000,00 gemaximeerde dwangsom, dan wel subsidiair Dakkapel te veroordelen in de herstelkosten gelijk aan de kosten van het plaatsen van een nieuw kozijn. Verder vordert Van [eiser] een verklaring voor recht dat Dakkapel is tekortgeschoten in de nakoming van de uit de overeenkomst voortvloeiende verplichtingen en vordert hij de veroordeling van Dakkapel in de (na)kosten van de procedure.

3.De beoordeling in het incident

3.1.
Blijkens het petitum in de incidentele conclusie van Dakkapel verzoekt Dakkapel de rechtbank bij wijze van incidentele vordering primair zich onbevoegd te verklaren en Van [eiser] niet in zijn vorderingen te ontvangen c.q. in een later stadium de vorderingen af te wijzen en door te verwijzen naar de kantonrechter, kosten rechtens.
3.2.
Dakkapel legt hieraan ten grondslag dat het klip en klaar is dat het in deze casus slechts gaat om ‘herstelkosten’ die in theorie een vordering zou kunnen opleveren van maximaal € 1.000,00. Op grond van artikel 93 sub b Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is de kantonrechter volgens Van [eiser] daarom bevoegd om van het geschil kennis te nemen.
3.3.
Van [eiser] voert verweer. De vorderingen van Van [eiser] zijn van onbepaalde waarde en dienen daarom in beginsel door de sector civiel van deze rechtbank behandeld te worden, aldus Van [eiser]. Van [eiser] stelt daarnaast dat een doorverwijzing naar de kantonrechter geen redelijk belang dient en de proceseconomie schaadt.
3.4.
De rechtbank overweegt als volgt. Op grond van artikel 93 onder b Rv worden door de kantonrechter behandeld en beslist zaken betreffende vorderingen van onbepaalde waarde indien er duidelijke aanwijzingen bestaan dat de vordering geen hogere waarde vertegenwoordigt dan € 25.000,00. Hiervan is in dit geval sprake. Er zijn namelijk geen aanknopingspunten te vinden om aan te nemen dat het belang van de vorderingen van Van [eiser] het genoemde bedrag van € 25.000,00 overstijgt. In geschil is strikt genomen immers ‘slechts’ de plaatsing van een nieuw kozijn, waar de aanneemsom voor de plaatsing van de gehele dakkapel sloot op een bedrag van € 7.800,00. Nu de gevorderde dwangsom en nakosten niet meetellen voor het bepalen van de absolute competentie van de kantonrechter, volgt uit het voorgaande dat de kantonrechter op grond van artikel 93 sub b Rv bevoegd is van de zaak kennis te nemen. De incidentele vordering van Dakkapel zal dan ook worden toegewezen.
3.5.
Van [eiser] zal in de proceskosten van het incident worden veroordeeld, nu uit het voorgaande volgt dat hij dit incident nodeloos heeft veroorzaakt.

4.De beslissing

De rechtbank
in het incident
4.1.
wijst de vordering toe,
4.2.
veroordeelt Van [eiser] in de kosten van het incident, aan de zijde van Dakkapel tot op heden begroot op € 563,00,
4.3.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
4.4.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in de hoofdzaak
4.5.
verwijst de zaak in de stand waarin deze zich bevindt naar de rolzitting van de kamer voor kantonzaken van deze rechtbank, locatie Haarlem, op 7 september 2022 om 09.30 uur,
4.6.
wijst partijen erop dat zij op de hiervoor vermelde rolzitting niet hoeven te verschijnen, omdat de kantonrechter eerst zal beslissen op welke wijze de procedure zal worden voortgezet, waarna de griffier partijen over deze beslissing zal informeren,
4.7.
wijst partijen erop dat zij in het vervolg van de procedure niet meer vertegenwoordigd hoeven te worden door een advocaat, maar ook persoonlijk of bij gemachtigde kunnen verschijnen
4.8.
wijst partijen erop dat het in deze procedure geheven griffierecht ingevolge art. 8 lid 4 WGBZ zal worden verlaagd en dat het teveel betaalde griffierecht door de griffier zal worden teruggestort.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H. Schotman en in het openbaar uitgesproken op 10 augustus 2022. [1]

Voetnoten

1.type: 1467