ECLI:NL:RBNHO:2022:6955

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
27 juli 2022
Publicatiedatum
5 augustus 2022
Zaaknummer
9259306
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onjuiste betekening van dagvaarding in verzetzaak tegen vervoerder Delta Air Lines

In deze zaak, die voor de Rechtbank Noord-Holland is behandeld, heeft de kantonrechter op 27 juli 2022 uitspraak gedaan in een verzetprocedure tegen een eerder verstekvonnis. De eiser in verzet, Delta Air Lines Inc., had bezwaar gemaakt tegen de wijze van betekening van de dagvaarding, die volgens hen onjuist was. De kantonrechter oordeelde dat de deurwaarder onvoldoende had gedaan om de dagvaarding op de juiste wijze te betekenen. De deurwaarder had op 4 december 2020 geprobeerd de dagvaarding te betekenen op het kantoor van Delta Air Lines, maar vond niemand aanwezig. Hij besloot het exploot per post te verzenden, wat volgens de kantonrechter niet in overeenstemming was met de wettelijke vereisten. De kantonrechter concludeerde dat de dagvaarding nietig was, omdat de deurwaarder had moeten proberen het exploot in de brievenbus achter te laten, wat mogelijk was geweest. Hierdoor was de vervoerder in zijn belangen geschaad, en het verstekvonnis werd vernietigd. De passagier, die als gedaagde in verzet was opgetreden, werd veroordeeld tot betaling van de kosten van de verzetprocedure, inclusief de getuigentaxe en proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9259306 \ CV EXPL 21-3758
Uitspraakdatum: 27 juli 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de rechtspersoon naar het recht van de plaats van haar vestiging
Delta Air Lines Inc.
gevestigd te Wilmington, Delaware (Verenigde Staten van Amerika)
eiser in verzet
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. M. Lustenhouwer
tegen
[gedaagde]
wonende te [plaats]
gedaagde in verzet
hierna te noemen: de passagier
gemachtigde: mr. D.E. Lof

1.Het procesverloop

1.1.
Op 24 november 2021 is in deze zaak een tussenvonnis gewezen (hierna: het tussenvonnis). Voor het verloop van de procedure tot dan toe verwijst de kantonrechter naar wat daarover in het tussenvonnis is overwogen. De kantonrechter neemt hetgeen in het tussenvonnis is overwogen en beslist over.
1.2.
Op 23 juni 2022 heeft een getuigenverhoor en mondelinge behandeling plaatsgevonden. Het proces-verbaal van het getuigenverhoor is aan partijen toegezonden.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Zoals de kantonrechter reeds in het tussenvonnis heeft overwogen volgt uit artikel 46 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) dat de deurwaarder een afschrift van het exploot laat aan degene voor wie het is bestemd in persoon of aan de woonplaats aan een huisgenoot van deze of aan een andere persoon die zich daar bevindt en van wie aannemelijk is dat deze zal bevorderen dat het afschrift degene voor wie het exploot is bestemd, tijdig bereikt. Uit art. 47 lid 1 Rv volgt, voor zover hier van belang, dat indien de deurwaarder aan geen van de in art. 46 lid 1 Rv bedoelde personen afschrift kan laten, hij een afschrift aan de woonplaats achterlaat in een gesloten envelop. Indien ook dat feitelijk onmogelijk is, bezorgt hij terstond een afschrift ter post.
2.2.
De deurwaarder heeft ter zitting verklaard dat hij op 4 december 2020 naar het kantoor van de vervoerder is gereden en aldaar heeft vastgesteld dat er niet op veilige wijze op de voet van artikel 46 Rv betekend kon worden. Volgens de deurwaarder was er op het kantoor van de vervoerder (kamer 3827) niemand aanwezig. Bij de brievenbus op de deur van kamer 3827 hing een brief met de mededeling dat alle “packages” bij kamer 3839 diende te worden afgegeven. Volgens de deurwaarder was ook op kamer 3839 op dat moment niemand aanwezig. De deurwaarder heeft verklaard dat hij het in verband met het besmettingsgevaar met COVID-19 niet verantwoord vond om verder in het gebouw te zoeken naar iemand aan wie hij rechtsgeldig afschrift van het exploot kon laten, zodat hij het exploot per post heeft verzonden.
2.3.
De kantonrechter is van oordeel dat de vervoerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er in de deur van kamer 3827 een brievenbus zit. De kantonrechter overweegt dat de deurwaarder, toen hij op het kantoor van de vervoerder niemand aantrof, in deze brievenbus een afschrift van het exploot had kunnen (en moeten) achterlaten. Dat er naast de brievenbus een brief hangt waarop staat dat “packages” elders afgegeven dienen te worden, maakt dit niet anders. Een dagvaarding is immers geen pakket. Hoewel de deurwaarder naar het oordeel van de kantonrechter naar eer en geweten gehandeld heeft, kan de conclusie niet anders luiden dan dat de inleidende dagvaarding op een onjuiste wijze betekend is. Doordat de dagvaarding op onjuiste wijze betekend is wist de vervoerder niet wanneer hij moest verschijnen en is hij in zijn belangen geschaad. De inleidende dagvaarding is dan ook nietig op grond van artikel 121 lid 3 Rv.
2.4.
Nu de oorspronkelijke dagvaarding nietig is bevonden kan het verstekvonnis niet in stand blijven en zal dit worden vernietigd.
2.5.
De passagier zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de verzetprocedure. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen komen ook de kosten van de verzetdagvaarding voor rekening van de passagier. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.
2.6.
Ook de getuigentaxe komt voor rekening van de passagier.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
verklaart het verzet gegrond en vernietigt het verstekvonnis van 31 maart 2021 met zaaknummer 8940492 \ CV EXPL 20-10860;
3.2.
verklaart de inleidende dagvaarding nietig;
3.3.
veroordeelt de passagier om al hetgeen de vervoerder ter uitvoering van het vernietigde vonnis heeft voldaan aan de vervoerder terug te betalen vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van betaling tot de dag der algehele voldoening;
3.4.
veroordeelt de passagier tot betaling van de getuigentaxe ter hoogte van € 300,00;
3.5.
veroordeelt de passagier tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de vervoerder tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
verzetdagvaarding € 85,81;
salaris gemachtigde € 248,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
3.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter