ECLI:NL:RBNHO:2022:6858

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 augustus 2022
Publicatiedatum
4 augustus 2022
Zaaknummer
15.325721.21 (zaak A), 15.244871.21 (zaak B - ttz gev), 15.250766.21 (zaak C - ttz gev.) en 15.278213.21 (zaak D - ttz gev).
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van rechtsvervolging wegens volledige ontoerekeningsvatbaarheid na meerdere strafbare feiten waaronder belaging, bedreiging en mishandeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 4 augustus 2022 uitspraak gedaan in een meervoudige strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder belaging, bedreiging met zware mishandeling, mishandeling en vernieling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 17 april 2021 tot en met 1 december 2021 stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van verschillende benadeelden, waaronder [benadeelde 4] en [benadeelde 3]. Daarnaast heeft de verdachte op 29 augustus 2021 [benadeelde 1] bedreigd door met een auto op hoge snelheid in haar richting te rijden. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte op 17 september 2021 [benadeelde 2] heeft mishandeld door warm water met schoonmaakmiddel over haar te gooien.

De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat de verdachte ten tijde van de bewezenverklaarde feiten volledig ontoerekeningsvatbaar was, als gevolg van een bipolaire stoornis met manisch-psychotische perioden. Deskundigen hebben geadviseerd om de verdachte als volledig ontoerekeningsvatbaar te verklaren, wat de rechtbank heeft overgenomen. Hierdoor is de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging. De rechtbank heeft ook een zorgmachtiging verleend, zodat de verdachte kan worden behandeld voor haar psychische problemen. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank heeft geoordeeld dat de immateriële schadevergoeding voor [benadeelde 2] terecht was, maar de vordering van [benadeelde 1] niet ontvankelijk was.

De rechtbank heeft de verdachte niet strafbaar verklaard en haar ontslagen van alle rechtsvervolging, terwijl de zorgmachtiging voor behandeling is opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 15.325721.21 (zaak A), 15.244871.21 (zaak B - ttz gev), 15.250766.21 (zaak C - ttz gev.) en 15.278213.21 (zaak D - ttz gev).
Uitspraakdatum: 4 augustus 2022
Tegenspraak
verkort strafvonnis(art. 138b Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 21 juli 2022 in de zaken tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres 1] ,
thans verblijvende bij GGZ Noord-Holland Noord, [adres 2] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van het standpunt van de officier van justitie, mr. A.M.H.G. Peters en van hetgeen door de verdachte en mr. J.J.C. Engels, raadsvrouw van de verdachte, naar voren is gebracht.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] en van de slachtofferverklaringen van de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 3] .

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
parketnummer: 15.325721-21 (zaak A)
1.
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 17 april 2021 tot en met 1 december 2021 te Egmond-Binnen, gemeente Bergen (NH), althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [benadeelde 4] en/of [benadeelde 3] en/of hun kinderen, door - die [benadeelde 4] en/of die [benadeelde 3] te bellen en/of te mailen en/of - langs de woning van die [benadeelde 4] en/of die [benadeelde 3] te rijden en/of voor de woning van die [benadeelde 4] en/of die [benadeelde 3] te staan en/of; - zich op te houden in de omgeving van de school van de kinderen van die [benadeelde 4] en/of die [benadeelde 3] en/of hun kinderen aan te spreken en/of; - berichten en/of foto's te plaatsen op sociaal media over/van die [benadeelde 3] en/of haar kinderen en/of; - contact te zoeken met de ouders van die [benadeelde 4] ; met het oogmerk die [benadeelde 4] en/of die [benadeelde 3] en/of hun kinderen, te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;

2.2.zij op of omstreeks 29 augustus 2021 te Egmond-Binnen, gemeente Bergen (NH) [benadeelde 1] en/of haar kinderen heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door met een auto op hoge snelheid op/in de richting van de auto van die [benadeelde 1] (met daarin de kinderen van die [benadeelde 1] ) (af) te rijden en/of pas weg te sturen en/of haar, verdachtes, auto van richting te veranderen als zij op korte afstand de auto van die [benadeelde 1] is genaderd en/of (vervolgens) op hoge snelheid de straat uit te rijden;

parketnummer 15-244871-21 (Zaak B)
1.
zij, in of omstreeks de periode van 22 november 2018 tot en met 16 april 2021 te Egmond-Binnen, gemeente Bergen (NH), in elk geval in Nederland,
wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [benadeelde 3] , door
- die [benadeelde 3] te bellen en/of te mailen en/of
- brieven en/of kaarten te sturen aan die [benadeelde 3] en/of
- een plant en/of een enveloppe met geld bij de woning van die [benadeelde 3] af te leveren en/of
- langs de woning van die [benadeelde 3] te rijden en/of voor de woning van die [benadeelde 3] te staan en/of
- de schoonouders en de man van die [benadeelde 3] te bellen en/of te mailen en/of
- langs de woning te gaan van de schoonouders van die [benadeelde 3] en/of
- de man en kinderen van die [benadeelde 3] te volgen in de supermarkt en/of
- zich op te houden in de omgeving van de school van de kinderen van die [benadeelde 3] met het oogmerk die [benadeelde 3] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
2.
zij, in of omstreeks de periode van 29 april 2021 tot en met 30 april 2021 te Schagen en/of Egmond-Binnen, in elk geval in Nederland, opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 23 april 2021 gegeven door de officier van justitie te Noord-Holland kort weergegeven inhoudende dat zij, verdachte, zich zou onthouden van contact met (onder andere) haar dochter [benadeelde 3] door meerder keren, in elk geval één keer, te bellen naar die [benadeelde 3] ;
parketnummer 15.250776.21 (zaak C)zij op of omstreeks 17 september 2021 te Egmond-Binnen, gemeente Bergen (NH) [benadeelde 2] heeft mishandeld door (warm) water (met schoonmaakmiddel) en/of een natte spons over/tegen die [benadeelde 2] te gooien;
parketnummer 15.278213.21 (zaak D)zij, op of omstreeks 14 oktober 2021 te Egmond aan Zee, gemeente Bergen (NH) opzettelijk en wederrechtelijk een naambord, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [benadeelde 5] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.

2. Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
3.
Standpunten van partijen
3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit 1 in zaak A, de ten laste gelegde feiten in zaak B en het ten laste gelegde feit in zaak D wettig en overtuigend kunnen worden bewezen. Ten aanzien van de bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit 2 in zaak A en het ten laste gelegde feit in zaak C heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

4.Bewijs

De rechtbank grondt de beslissing dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen worden slechts gebruikt ten aanzien van het feit waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben.
De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten aanvulling worden opgenomen.
4.2
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de in zaak A, B, C en D ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
parketnummer: 15.325721-21 (zaak A)1.
zij in de periode 17 april 2021 tot en met 1 december 2021 te Egmond-Binnen, gemeente Bergen (NH), althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [benadeelde 4] en [benadeelde 3] en hun kinderen, door
- die [benadeelde 4] en/of die [benadeelde 3] te bellen en te mailen en
- langs de woning van die [benadeelde 4] en die [benadeelde 3] te rijden en voor de woning van die [benadeelde 4] en die [benadeelde 3] te staan en
- zich op te houden in de omgeving van de school van de kinderen van die [benadeelde 4] en die [benadeelde 3] en hun kinderen aan te spreken en
- berichten en foto's te plaatsen op sociaal media over/van die [benadeelde 3] en haar kinderen en
- contact te zoeken met de ouders van die [benadeelde 4] ,
met het oogmerk die [benadeelde 4] en die [benadeelde 3] en hun kinderen, te dwingen iets te doen en/of te dulden;
2.
zij op 29 augustus 2021 te Egmond-Binnen, gemeente Bergen (NH) [benadeelde 1] heeft bedreigd met zware mishandeling, door met een auto in de richting van die [benadeelde 1] te rijden en pas weg te sturen als zij op korte afstand die [benadeelde 1] is genaderd;
parketnummer 15-244871-21 (Zaak B)1.
zij in de periode van 22 november 2018 tot en met 16 april 2021 in Nederland,
wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [benadeelde 3] , door
- die [benadeelde 3] te bellen en te mailen en
- brieven en kaarten te sturen aan die [benadeelde 3] en
- een plant en een enveloppe met geld bij de woning van die [benadeelde 3] af te leveren en
- langs de woning van die [benadeelde 3] te rijden en voor de woning van die [benadeelde 3] te staan en
- de schoonouders en de man van die [benadeelde 3] te bellen en te mailen en
- langs de woning te gaan van de schoonouders van die [benadeelde 3] en
- de man en kinderen van die [benadeelde 3] te volgen in de supermarkt en
- zich op te houden in de omgeving van de school van de kinderen van die [benadeelde 3] ,
met het oogmerk die [benadeelde 3] te dwingen iets te doen en te dulden;
2.
zij, in de periode van 29 april 2021 tot en met 30 april 2021 te Schagen opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 23 april 2021 gegeven door de officier van justitie te Noord-Holland kort weergegeven inhoudende dat zij, verdachte, zich zou onthouden van contact met (onder andere) haar dochter [benadeelde 3] door meerdere keren te bellen naar die [benadeelde 3] ;
parketnummer 15.250776.21 (zaak C)zij op 17 september 2021 te Egmond-Binnen, gemeente Bergen (NH) [benadeelde 2] heeft mishandeld door warm water en een natte spons tegen die [benadeelde 2] te gooien;
parketnummer 15.278213.21 (zaak D)zij op 14 oktober 2021 te Egmond aan Zee, gemeente Bergen (NH) opzettelijk en wederrechtelijk een naambord, dat aan [benadeelde 5] toebehoorde, heeft vernield.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

5.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van zaak A, feit 1 en zaak B feit 1, telkens:
belaging.
Ten aanzien van zaak A feit 2:
bedreiging met zware mishandeling.
Ten aanzien van zaak B feit 2:
opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b, van het Wetboek van Strafvordering, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van zaak C:
mishandeling.
Ten aanzien van zaak D:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

6.Strafbaarheid van de verdachte

6.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar is en moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de conclusie van de deskundigen, dat de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar is, moet worden overgenomen. De verdachte moet daarom worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
6.3
De beoordeling door de rechtbank
Ontslag van alle rechtsvervolging
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte niet strafbaar is en licht dat als volgt toe.
De rechtbank heeft kennis genomen van de volgende rapportages:
  • een Pro Justitia rapportage van psychiater [deskundige 1] van 4 maart 2022;
  • een Pro Justitia rapportage van psycholoog [deskundige 2] van 9 maart 2022.
Beide deskundigen hebben geadviseerd om de verdachte ter zake van het tenlastegelegde, indien bewezen, volledig ontoerekeningsvatbaar te verklaren. De verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis van haar geestesvermogens in de vorm van een bipolaire stoornis met manisch-psychotische perioden. De deskundigen hebben geconcludeerd dat ten tijde van het tenlastegelegde sprake was van een manisch-psychotisch toestandsbeeld. Ter onderbouwing schrijft de psychiater:
‘De verdachte heeft achterdochtige ideeën omtrent haar schoonzoon, hij zou haar dochter mishandelen en ervoor zorgen dat de verdachte geen contact kan krijgen met haar dochter en kleinkinderen. Vanuit zorgen omtrent haar dochter wil zij hoe dan ook contact leggen met haar dochter om zich ervan te verzekeren dat het goed gaat met haar dochter. Gaandeweg lijkt deze achterdocht zich verder verspreid te hebben naar allerlei andere mensen in het dorp. Hierbij lijkt een soort van vicieuze cirkel ontstaan te zijn, waarbij de verdachte overlast geeft, of zich onvoorspelbaar en agressief gedraagt, waardoor buurtbewoners zich negatief uiten naar en over haar, waardoor de achterdocht bij de verdachte alleen maar meer gevoed wordt. Daarnaast was door de manie haar impulscontrole ernstig verminderd en reageerde ze heftig en onvoorspelbaar voor anderen, waarbij ze anderen ook in gevaar bracht.’
De rechtbank is van oordeel dat de rapportages op een zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen en dat de conclusies van de deskundigen worden gedragen door een deugdelijk en inzichtelijk gemotiveerde onderbouwing. De rechtbank neemt de bevindingen van de deskundigen over en maakt deze tot de hare. De rechtbank is van oordeel dat de verdachte ten tijde van het plegen van het aan hem tenlastegelegde volledig ontoerekeningsvatbaar was. Deze omstandigheid sluit de strafbaarheid van de verdachte uit.
De rechtbank acht de verdachte niet strafbaar en zal haar ontslaan van alle rechtsvervolging.

7.Sanctie

Zorgmachtiging
De deskundigen schatten de kans op recidive bij de verdachte in als hoog in het geval haar ziekelijke stoornis van haar geestesvermogens niet wordt behandeld. Beide deskundigen vinden dat een zorgmachtiging het meest passende kader is om de verdachte te behandelen, waarbij het recidiverisico voldoende zal worden verminderd. Ter onderbouwing schrijft de psycholoog:
‘Ten aanzien van de geconstateerde psychische problematiek is vanuit forensisch oogpunt behandeling geïndiceerd. De behandeling dient zich te richten op haar bipolaire I stoornis, waarin manisch en psychotisch gedrag centraal staan. De ernst van de stoornis brengt met zich mee dat betrokkene klinisch behandeld dient te worden, waarbij met betrekking tot het beheersniveau een reguliere GGZ instelling voldoende wordt geacht. Betrokkene dient medicamenteus behandeld te worden, alsmede dient aandacht uit te gaan naar het vergroten van haar ziekte inzicht en -besef onder andere door psycho-educatie.
Ten aanzien van het kader het volgende. Het betreft bij betrokkene vooral psychiatrische problematiek, welke, mits goed behandeld niet duidelijk leidt tot een verhoging van de kans op recidive. Vanuit gedragskundig oogpunt is, naar het oordeel van onderzoeker, het meest aangewezen kader de zorgmachtiging. Binnen dit kader wordt zij opgenomen en kan zij gedwongen behandeld worden, dus ook bijvoorbeeld depotmedicatie toegediend krijgen.’
Op 21 juni 2022 is door de rechtbank Overijsel, locatie Zwolle, ten aanzien van de verdachte een zorgmachtiging verleend voor de duur van 6 maanden. In lijn met het advies van de deskundigen loopt inmiddels dus al een zorgmachtiging binnen het civiele traject. Aangezien de verdachte in dat kader al is opgenomen in de GGZ kliniek in Heiloo, ziet de rechtbank geen aanleiding tot het opleggen van een maatregel aan de verdachte.

8.Vordering benadeelde partij [benadeelde 1]

De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 700,- ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die zij als gevolg van het in zaak A onder 2 ten laste gelegde feit zou hebben geleden.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering in zijn geheel moet worden toegewezen.
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering in zijn geheel moet worden afgewezen. De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte al genoeg is gestraft doordat zij inmiddels geruime tijd in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, waarbij zij al die tijd geen uitkeringsgelden heeft ontvangen.
Er zijn geen gegevens overgelegd waaruit blijkt dat sprake is van een aantasting in de persoon. De rechtbank is van oordeel dat er geen sprake is van een geval dat de nadelige gevolgen voor de benadeelde zo voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’, zoals bedoeld in artikel 6:106, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek, uit de aard en ernst van de normschending kan worden aangenomen. De door de benadeelde partij aangehaalde jurisprudentie is niet met het onderhavige geval te vergelijken.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in de vordering.

9.Vordering benadeelde partij [benadeelde 2] en schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [benadeelde 2] heeft een vordering tot schadevergoeding van totaal € 357,34 ingediend tegen de verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van het in zaak C ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gevorderde schadevergoeding bestaat uit € 7,34 aan materiële schade (reiskosten in verband met bezoek aan de huisartsenpost) en € 350,- aan immateriële schade.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering in zijn geheel moet worden toegewezen.
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering in zijn geheel moet worden afgewezen. De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte al genoeg is gestraft doordat zij inmiddels geruime tijd in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, waarbij zij al die tijd geen uitkeringsgelden heeft ontvangen. Subsidiair vindt de raadsvrouw dat alleen het materiële deel van de vordering moet worden toegewezen.
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade rechtstreeks voortvloeit uit het in zaak C bewezen verklaarde feit.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat ook de immateriële schade rechtstreeks voortvloeit uit het bewezen verklaarde feit. Aangezien sprake is van lichamelijk letsel komt deze immateriële schade voor vergoeding in aanmerking (artikel 6:106, lid 1 aanhef en onder b BW.) Het gevorderde bedrag van € 350,- komt de rechtbank billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting.
De vordering zal dan ook in zijn geheel worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 september 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
De rechtbank ziet als gevolg van het in zaak C bewezen verklaarde handelen van de verdachte [kort gezegd: mishandeling] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
36f, 57, 184a, 285, 285b, 300, 350 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de in zaak A, B, C en D ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 4.2 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt haar daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 4.2 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 5. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde niet strafbaar en ontslaat de verdachte daarvoor van alle rechtsvervolging.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[benadeelde 2]geleden schade tot een bedrag van
€ 357,34 (driehonderdzevenenvijftig euro en vierendertig cent), bestaande uit € 7,34 als vergoeding voor de materiële en € 350,- als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 september 2021 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde 2] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer
[benadeelde 2]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 357,34 (driehonderdzevenenvijftig euro en vierendertig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 7 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 september 2021 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij
[benadeelde 1]niet ontvankelijk in de vordering.
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.A.M. van der Heijden, voorzitter,
mr. I.A.M. Tel en mr. A.H. de Regt, rechters
in tegenwoordigheid van de griffier G.A.M. Delis,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 4 augustus 2022.