ECLI:NL:RBNHO:2022:6851

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 augustus 2022
Publicatiedatum
4 augustus 2022
Zaaknummer
AWB - 20 _ 2449
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Douanerechtelijke indeling van speelgoed met motor in geschil

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 2 augustus 2022 uitspraak gedaan in een geschil over de douanerechtelijke indeling van een speelgoedartikel, aangeduid als een bal met propellers. Eiseres, een B.V. gevestigd te [vestigingsplaats], had een bindende tariefinlichting (BTI) aangevraagd voor het speelgoed, dat door de inspecteur van de Belastingdienst/Douane was ingedeeld onder goederencode 9503 00 75, als ander speelgoed vervaardigd van kunststof met motor. Eiseres was van mening dat het goed onder de code 9503 00 49, als nabootsing van dieren of niet-menselijke wezens, ingedeeld moest worden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de BTI op 3 september 2019 door verweerder was afgegeven, en dat het bezwaar van eiseres op 18 maart 2020 ongegrond was verklaard. Tijdens de zitting op 21 juni 2022 heeft eiseres haar standpunt toegelicht, waarbij zij stelde dat de indeling van het goed als speelgoed met motor niet correct was. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het goed, gezien de objectieve kenmerken en eigenschappen, inderdaad als gemotoriseerd speelgoed moet worden ingedeeld onder 9503 00 75. De rechtbank heeft daarbij benadrukt dat de opdruk van een gezicht op de bal niet voldoende is om het goed als nabootsing van een dier of niet-menselijk wezen te kwalificeren.

De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Amsterdam.

Uitspraak

Rechtbank noord-holland

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 20/2449

uitspraak van de meervoudige douanekamer van 2 augustus 2022 in de zaak tussen

[eiseres] B.V., gevestigd te [vestigingsplaats] , eiseres
(gemachtigde: mr. J.A. Biermasz),
en

de inspecteur van de Belastingdienst/Douane, kantoor Breda, verweerder.

Procesverloop

Op 3 september 2019 heeft verweerder aan eiseres op haar verzoek een beschikking inzake een bindende tariefinlichting (BTI) afgegeven voor een [het goed] (hierna ook: het goed).
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 18 maart 2020 het tegen de BTI ingediende bezwaar afgewezen.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 juni 2022. Eiseres is vertegenwoordigd door [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] , bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden mr. [naam 4] en mr. [naam 5] .

Overwegingen

Feiten
1. Eiseres heeft verweerder op 22 mei 2019 verzocht om een BTI voor een [het goed] met de handelsbenaming ‘ [benaming] ’. Daarbij heeft eiseres de goederencodes 9503 00 75 of 00 79 vermeld als de codes waaronder naar haar verwachting de goederen zullen worden ingedeeld. Bijgevoegd zijn een Nederlandse ( [# 1] ) en een Duitse BTI ( [# 2] ). Bij het verzoek is een foto gevoegd van de [het goed] .
Ter zitting heeft eiseres toegelicht dat het in de aanvraag opgenomen artikelnummer [# 3] gelezen moet worden als artikelnummer [# 4] . Verweerder is bij de afgifte van de BTI ook van dit artikelnummer uitgegaan. De rechtbank zal, gezien de bij de aanvraag gevoegde foto van de [het goed] en de verpakking van de [het goed] , waarop artikelnummer [# 4] staat, ook uitgaan van artikelnummer [# 4] .
2. Op 3 september 2019 heeft verweerder de BTI met referentienummer NL BTI [# 5] afgegeven. Verweerder heeft het goed ingedeeld in goederencode 9503 00 75 van de gecombineerde nomenclatuur (hierna: GN), als ander speelgoed vervaardigd van kunststof, met een motor.
3. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de BTI. In haar bezwaarschrift heeft eiseres zich op het standpunt gesteld dat de indeling in de GN de GN-code 9503 00 49 moet zijn.
4. Op 8 november 2019 heeft verweerder eiseres een beschouwing op het bezwaarschrift gezonden. Daarop heeft eiseres bij brief van 10 december 2019 gereageerd.
5. Op 10 januari 2020 heeft verweerder eiseres in reactie op het voorgaande nogmaals een beschouwing ten aanzien van het bezwaarschrift gestuurd. Verweerder heeft daarin aangegeven voornemens te zijn het bezwaar af te wijzen.
6. Op 11 februari 2020 is eiseres gehoord in het kader van haar bezwaar. Van dit hoorgesprek is een verslag gemaakt waarop eiseres schriftelijk heeft gereageerd.
7. Op 18 maart 2020 heeft verweerder uitspraak op het bezwaarschrift gedaan. Het bezwaar is ongegrond verklaard.
Het geschil en het goed
8.1
In geschil is enkel de postonderverdeling van het goed. Niet in geschil is, en ook de rechtbank gaat daar van uit, dat sprake is van speelgoed zoals bedoeld in post 9503.
Post 9503 van de GN luidt als volgt: Driewielers, autopeds, pedaalauto's en dergelijk speelgoed op wielen; poppenwagens; poppen; ander speelgoed; modellen op schaal en dergelijke modellen voor ontspanning, ook indien bewegend; puzzels van alle soorten. Deze post is (onder andere) verder onderverdeeld in:
9503 00 39 – speelgoed, zijnde nabootsingen van dieren of van niet-menselijke wezens
9503 00 41 – – opgevuld
9503 00 49 – – ander
9503 00 70 – ander speelgoed, aangeboden in assortimenten of in stellen
– ander speelgoed en modellen, met motor
9503 00 75 – – van kunststof
Verweerder heeft het goed onderverdeeld in 9503 00 75, ander speelgoed en modellen, met motor, van kunststof (douanerecht 4,7%). Eiseres staat onderverdeling in 9503 00 49, (ander, niet opgevuld) speelgoed, zijnde nabootsingen van dieren of van niet-menselijke wezens, voor (vrij van douanerecht).
8.2
In de BTI is de [het goed] omschreven als speelgoed in de vorm van een bal met propellers met - volgens opgave - de volgende kenmerken en eigenschappen:
  • ontworpen ter vermaak van kinderen vanaf 8 jaar;
  • hoofdzakelijk vervaardigd van kunststof;
  • een as met zelfstellende propellers en contragewichten;
  • een electromotor;
  • een accumulator;
  • led-verlichting;
  • een aansluiting voor de voeding;
  • een aan-/uitschakelaar;
  • een bewegingssensor en hoogtemeter;
  • de bal is bedrukt met een weergave van ogen en een mond;
  • kan tot 4 meter hoog komen;
  • een hoogte van ongeveer 11 cm.
Aangeboden in een kleinhandelsverpakking tezamen met niet karakterbepalende goederen zoals een voedingskabel en een gebruikershandleiding.
8.3
Uit de in de BTI opgenomen foto van de verpakking, het bezwaarschrift en de ter zitting getoonde verpakking blijkt dat het goed deel uitmaakt van een serie van zes door eiseres in de handel gebrachte [het goed] , ieder met een te onderscheiden bedrukking (door eiseres benoemd als afzonderlijke typetjes of karakters) op een deel van de bal. De typetjes of karakters zijn door eiseres benoemd en geduid als [naam 6] (robot), [naam 7] (niet menselijk wezen), [naam 8] (niet menselijk wezen), [naam 9] (alien), [naam 10] (emoticon) en [naam 11] (ninja). Ter zitting is door partijen bevestigd dat de BTI enkel betrekking heeft op het goed met de bedrukking van typetje [naam 8] .
Uit de in de BTI opgenomen afbeelding van het goed (typetje [naam 8] ) blijkt dat de bedrukking op de bal naast de ogen en mond ook een neusje en een tweetal “wangblosjes” omvat. In de aanvraag is voorts nog vermeld dat de propellers van het goed van (onedel) metaal zijn, en met de hand kan worden “bestuurd”. Zoals toegelicht en gedemonstreerd ter zitting kan dit besturen plaatsvinden door met de hand onder de ingeschakelde en opgelaten [het goed] te bewegen, waardoor in interactie met de zich aan de onderzijde van de bal bevindende sensor en meter de [het goed] omhoog kan worden gestuurd. Indien de [het goed] obstakels raakt, schakelt hij automatisch uit.
8.4
Voor de standpunten van partijen en het overige verwijst de rechtbank naar de gedingstukken en het verhandelde ter zitting. De gronden die zien op schending van het motiverings- en verdedigingsbeginsel heeft eiseres ter zitting niet langer gehandhaafd.
Beoordeling van het geschil
9.1
Het betoog van eiseres dat de [het goed] [naam 8] moet worden ingedeeld als speelgoed, zijnde een nabootsing van dieren of van niet-menselijke wezens, kan niet slagen. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat het goed met toepassing van de indelingsregels 1 en 6 dient te worden ingedeeld als kunststof speelgoed met motor in postonderverdeling 9503 00 75.
9.2
Daartoe dient in de eerste plaats te worden opgemerkt dat eiseres met de door haar voorgestane onderverdeling van het goed als nabootsing van een dier of niet-menselijk wezen, enkel op grond van de opdruk van het door haar benoemde typetje [naam 8] op een deel van de bal van de [het goed] , uit het oog verliest dat het speelgoed (voor wat betreft ontwerp, vorm en materiaal) in zijn geheel moet worden bezien. Daarbij kan worden betrokken voor welke vorm van vermaak het speelgoed hoofdzakelijk is bestemd, zoals ook omschreven in de toelichting IDR op post 9503 onder “D. ander speelgoed”.
Deze toelichting geeft aan: “D
. ander speelgoedDeze groep omvat
speelgoed dat hoofdzakelijk is bestemd voor het vermaak van personen(kinderen of volwassenen). (…) Onder deze groep vallen onder meer:
Alle speelgoed dat niet is bedoeld onder A tot en met C.Het kan voorzien zijn van een motor (mechanische, elektrische of andere). (…)
9.3
Aldus bezien moet worden geoordeeld dat de [het goed] gemotoriseerd speelgoed betreft, bedoeld voor kinderen (of volwassenen) voor een spelactiviteit op een interactieve manier. Het vermakelijke karakter van dit speelgoed wordt gevormd door de (inter)activiteit, het laten vliegen en met de hand besturen van de bal, hetgeen wordt mogelijk gemaakt door de motor met propellers, aangedreven door de op te laden accu en de met de hand te bespelen sensor. Dat het ingebouwde vliegmechanisme - naar eiseres stelt - van geringe kwaliteit is, doet daaraan niet af.
De [het goed] in zijn geheel bezien betreft ook geen nabootsing van een dier of niet-menselijk wezen, zoals de bewoordingen van de door eiseres voorgestane postonderverdeling vereisen. De enkele opdruk van een oog of ogen/neus/mond/blosje op een deel van de bal maakt dit speelgoed naar het oordeel van de rechtbank niet tot nabootsing van een dier of wezen. Daarbij is niet relevant of dit samenstel van ogen/neus/mond wel of niet te herleiden is tot een bekend (cartoon)karakter. Dat [naam 8] door eiseres wordt gezien als onderdeel van een (door kinderen te sparen) serie van zes zoals in 8.3 benoemd, en het er in (de emotie van) het spel om gaat de zes verschillende karakters met elkaar te laten “communiceren” en niet zozeer om het vliegen, acht de rechtbank voor de beantwoording van de indelingsvraag - zonder af te doen aan de intenties van de ontwerper - niet doorslaggevend. Het beslissende criterium voor de tariefindeling van goederen in het algemeen moet worden gezocht in hun objectieve kenmerken en eigenschappen.
Anders gezegd; de [het goed] met de opdruk van het typetje [naam 8] betreft geen nabootsing van een dier of niet menselijk wezen.
De essentie van dit speelgoed is dat het een door propellers op te stuwen bal betreft, waarmee met hand en sensor interactief gespeeld kan worden door deze in de lucht te houden, zoals de naam van het goed ook benoemt. De opdruk kan worden gemist dan wel gewijzigd zonder dat dit aan het karakter en de essentie van dit speelgoed afdoet, en is daaraan geheel ondergeschikt. Illustratief zijn daarbij de op het internet te vinden helikopter ballen zoals aan partijen ter zitting voorgehouden, vergelijkbaar met het onderhavige goed, bedrukt in de vorm van een voetbal met zwart/witte vlakken enerzijds, en diezelfde maar dan tevens nog voorzien van twee ogen en een mond anderzijds. Eiseres volgend zou dit stuk speelgoed - afgezien van de opdruk met ogen/mond identiek - onder verschillende codes van de GN moeten worden ingedeeld. Het betoog van eiseres dat postonderverdeling 9503 00 49 prioriteit heeft boven 00 75 “ander speelgoed” kan dus niet worden gevolgd.
9.4
Voor zover eiseres heeft verwezen naar andere BTI’s die naar haar oordeel als richtinggevend en haar standpunt onderschrijvend moeten worden beschouwd, en waarvan zij vindt dat daarnaar in dit soort zaken wel eens meer gekeken mag worden, kan dat gelet op het vorenstaande niet tot het door haar gewenste resultaat leiden. Ook al kan eiseres worden gevolgd in haar standpunt dat de daarbij kennelijk gemaakte keuzen lastig te doorgronden zijn en soms mogelijk ook onjuist, die BTI’s zijn enkel bindend voor de houder daarvan, en eiseres kan daaraan in deze zaak geen aanspraak ontlenen.
9.5
Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
Proceskosten
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.H. Lauryssen, voorzitter, mr. dr. C.A. Schreuder, en mr. S. Kleij, leden, in aanwezigheid van E.H. Mazel, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 augustus 2022.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam (douanekamer), Postbus 1312,
1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.