ECLI:NL:RBNHO:2022:678

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 januari 2022
Publicatiedatum
31 januari 2022
Zaaknummer
C/15/315045 FA RK 21/1725
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erkenning van een huwelijk gesloten in Afghanistan wordt onthouden wegens dwang en misleiding

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 17 januari 2022 uitspraak gedaan in een verzoek van een vrouw om erkenning van haar huwelijk, dat in Afghanistan was gesloten, te ontzeggen. De vrouw, die zowel de Nederlandse als de Afghaanse nationaliteit heeft, heeft aangevoerd dat zij onder grote mentale druk van haar familie is gedwongen om een volmacht te ondertekenen, waardoor een huwelijk zonder haar aanwezigheid is voltrokken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw niet vrijelijk heeft ingestemd met het huwelijk, en dat haar wil tot het sluiten van het huwelijk van meet af aan heeft ontbroken. Dit leidt tot de conclusie dat er naar Afghaans recht geen rechtsgeldig huwelijk tot stand is gekomen. De rechtbank heeft ook overwogen dat erkenning van het huwelijk in strijd zou zijn met de openbare orde, omdat de vrouw niet vrijelijk haar toestemming heeft gegeven. De man, die niet is verschenen in de procedure, is veroordeeld om binnen twee weken na betekening van de beschikking een brief te sturen waarin hij de vrouw scheidt volgens de islamitische wetgeving, op straffe van een dwangsom. De rechtbank heeft de vrouw in haar verzoeken volledig in het gelijk gesteld en de erkenning van het huwelijk ontzegd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Alkmaar
zaaknummer / rekestnummer: C/15/315045 / FA RK 21-1725
Beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 17 januari 2022
in de zaak van:
[de vrouw] ,
wonende op een geheim adres,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. J. El Hannouche, gevestigd te Utrecht,
tegen
[de man] ,
zonder bekende woon en/of verblijfplaats binnen en buiten Nederland,
hierna te noemen de man.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van vrouw, ingekomen op 26 maart 2021;
- de openbare oproep van de man in de Staatscourant van 5 augustus 2021;
- het F9-formulier, met bijlage, van de advocaat van de vrouw van 9 november 2021.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 17 december 2021.
Bij die gelegenheid is verschenen de vrouw, bijgestaan door haar advocaat. De man is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.

2.Het verzoek

2.1.
De vrouw heeft verzocht, naar de rechtbank begrijpt:
primair:
I. voor recht te verklaren dat het huwelijk tussen partijen, op [huwelijksdatum] te [plaats] , Afghanistan voltrokken, nietig is dan wel naar Nederlands recht niet kan worden erkend;
II. de man te veroordelen om op straffe van een dwangsom binnen twee weken na betekening van de in deze te wijzen beschikking per aangetekende post een brief -naar de rechtbank begrijpt- aan de vrouw via haar advocaat te sturen met de tekst: “ondergetekende, [de man] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] (Afghanistan), verklaart hierbij te scheiden van [de vrouw] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] (Afghanistan), en verleent haar hierbij de drievoudige onherroepelijke islamitische echtscheiding: ‘anti taliq’, ‘anti taliq’, ‘anti taliq’ (jij bent gescheiden, jij bent gescheiden, jij bent gescheiden)”. Althans een zodanige handeling te verrichten als volgens het soenitische islamitische recht noodzakelijk is om het islamitische huwelijk tussen partijen te ontbinden. En daarbij de man te veroordelen om medewerking te verlenen aan de Afghaanse echtscheiding. Beide op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag ingaande twee weken na betekening van de in deze te wijzen beschikking;
subsidiair:
III. indien de rechtbank het primaire verzoek tot het afgeven van een verklaring voor recht dat het huwelijk van partijen naar Nederlands recht nietig is dan wel niet kan worden erkend, zou afwijzen, tussen partijen, met toepassing van het Nederlandse recht, de echtscheiding tussen partijen uit te spreken;
IV. indien de rechtbank het primaire verzoek tot het afgeven van een verklaring voor recht dat het huwelijk van partijen naar Nederlands recht nietig is dan wel niet kan worden erkend, zou afwijzen en het primaire verzoek tot veroordeling van de man tot medewerking aan de Islamitische echtscheiding, de man alsnog te veroordelen om op straffe van een dwangsom binnen twee weken na betekening van de in deze te wijzen beschikking per aangetekende post -naar de rechtbank begrijpt- aan de vrouw via haar advocaat een brief te sturen met de tekst:
“ondergetekende, [de man] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] (Afghanistan), verklaart hierbij te scheiden van [de vrouw] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] (Afghanistan), en verleent haar hierbij de drievoudige onherroepelijke islamitische echtscheiding: ‘anti taliq’, ‘anti taliq’, ‘anti taliq’ (jij bent gescheiden, jij bent gescheiden, jij bent gescheiden)”. Althans een zodanige handeling te verrichten als volgens het soenitische islamitische recht noodzakelijk is om het islamitische huwelijk tussen partijen te ontbinden. En daarbij de man te veroordelen om medewerking te verlenen aan de Afghaanse echtscheiding. Beide op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag ingaande twee weken na betekening van de in deze te wijzen beschikking.
2.2.
De vrouw heeft ter onderbouwing van haar verzoek -kort samengevat- onder meer het volgende aangevoerd.
Vanuit familie van de vrouw uit Afghanistan is de ouders van de vrouw een aantal jaren geleden verzocht in te stemmen met een huwelijk tussen de vrouw en een neef, woonachtig in Afghanistan. De vrouw heeft hier niet mee ingestemd, maar haar ouders zijn desondanks akkoord gegaan met het verzoek. De vrouw heeft sindsdien tevergeefs aangegeven dit huwelijk niet te willen. In 2018 heeft de vader van de vrouw haar meerdere malen meegenomen naar de Afghaanse ambassade in Den Haag, waar zij meerdere papieren moest ondertekenen. De laatste keer zijn naast haar vader ook een zwager en een andere man meegekomen. De vrouw beheerst de Afghaanse taal onvoldoende om de papieren te kunnen lezen, noch is haar enige uitleg gegeven over deze papieren, niet door haar vader maar ook niet door het ambassadepersoneel. De vrouw is er uiteindelijk achter gekomen dat zij tussen meerdere papieren, ook een huwelijksverklaring heeft ondertekend en dat een oom vanuit Afghanistan vervolgens op basis van deze verklaring namens de vrouw toestemming heeft gegeven voor dit huwelijk in Afghanistan. Dit alles heeft plaatsgevonden zonder medeweten en zonder instemming van de vrouw. De vrouw heeft tevergeefs getracht om in overleg met haar ouders en familieleden tot een oplossing te komen. De vrouw is vervolgens onder druk gezet om bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) een procedure tot toegang en verblijf (TEV) te starten teneinde voor haar echtgenoot een machtiging voorlopig verblijf (MVV) te verkrijgen. De IND heeft deze aanvraag op 7 januari 2021 buiten behandeling gesteld. De vrouw verkeert in een situatie van onzekerheid en angst, hetgeen nadelige invloed heeft op haar mentale en fysieke gezondheid.

3.Verweer

3.1.
De man heeft geen verweer gevoerd, noch is hij ter zitting verschenen.

4.Beoordeling

4.1.
De vrouw heeft de Nederlandse en de Afghaanse nationaliteit. De man heeft de Afghaanse nationaliteit. De rechtbank dient dan ook eerst de vraag te beantwoorden of zij rechtsmacht heeft om kennis te nemen van de verzoeken van de vrouw.
4.2.
Op grond van het bepaalde in artikel 3 van de Verordening EG nr. 2201/2003 (Brussel II-bis) komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe ten aanzien van het verzoek van de vrouw tot nietigverklaring van het huwelijk dan wel aan het huwelijk de erkenning te onthouden, nu de vrouw in Nederland haar gewone verblijfplaats heeft sedert ten minste zes maanden onmiddellijk voorafgaand aan de indiening van het verzoek en de Nederlandse nationaliteit heeft.
4.3.
Aan de orde is de vraag of het tussen partijen op [huwelijksdatum] te [plaats] , Afghanistan, gesloten huwelijk van aanvang af nietig is, dan wel nietig moet worden verklaard dan wel of aan dit huwelijk de erkenning moet worden onthouden.
4.4.
De vraag of een huwelijk nietig is dan wel kan worden vernietigd en wie de nietigheid op welke gronden en met welke gevolgen kan inroepen is naar ongeschreven regels van het Nederlands internationaal privaatrecht onderworpen aan het rechtsstelsel dat van toepassing is op de vraag of het huwelijk formeel en materieel geldig tot stand is gekomen, in dit geval het Afghaanse recht.
Bij buitenlandse huwelijken is in Nederland echter eerst de vraag aan de orde of dat huwelijk voor erkenning in Nederland in aanmerking komt (vgl. HR 16 oktober 1998, NJ 1999). Daarvoor dient de rechtsgeldigheid van het in het buitenland voltrokken huwelijk te worden beoordeeld. Op grond van artikel 10:31, lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) dient dit eveneens te gebeuren naar het recht van het land waar het huwelijk gesloten is, in casu Afghanistan.
Indien wordt vastgesteld dat een huwelijk rechtsgeldig tot stand is gekomen, dient vervolgens aan de hand van artikel 10:32 BW te worden beoordeeld of ongeacht artikel 10:31 BW aan een buiten Nederland gesloten huwelijk erkenning moet worden onthouden, omdat deze erkenning kennelijk onverenigbaar is met de openbare orde en in ieder geval indien sprake is van de in artikel 10:34 BW genoemde gevallen.
Het voorgaande betekent dat als aan het in Afghanistan gesloten huwelijk de erkenning wordt geweigerd, het huwelijk in Nederland niet wordt erkend en is vervolgens voor een verzoek tot nietigverklaring geen ruimte meer.
4.5.
In deze zaak zijn de volgende artikelen uit het Afghaans Burgerlijk Wetboek aan de orde.
Artikel 60 van het Afghaans Burgerlijk Wetboek (Zivilgesetzbuch von Afghanistan von 5.1.1977) luidt in de Duitse vertaling van Bergmann/Ferid:
Die Ehe ist ein Vertrag, der die Lebensgemeinschaft zwischen Mann und Frau zum Zwecke der Familiengründung erlaubt und Rechte und Pflichten für die Parteien erzeugt.
Artikel 66 van het Zivilgesetzbuch von Afghanistan luidt in de Duitse vertaling:
Der Eheschließungsvertrag wird in einer einzigen Zusammenkunft durch ausdrückliches Angebot und ausdrückliche Annahme, welche Unverzüglichkeit und Dauerhaftigkeit, aber keine Zeitbegrenzung beinhalten, geschlossen.
Artikel 72 van het Zivilgesetzbuch von Afghanistan luidt in de Duitse vertaling
(1) Die Bestellung eines Vertreters für die Eheschließung ist erlaubt.
Artikel 108 van het Afghaans Burgerlijk Wetboek van Rechtsvordering (Zivilprozessordnung von Afghanistan von 22.8.1990) luidt in de Duitse vertaling:
Die Klage zur Aufhebung der Ehe einer verheirateten Frau aufgrund der fehlenden Ehefähigkeit zum Zeitpunkt des Ehevertrages ist nach Vollendung des 17. Lebensjahres nicht zulässig.
Ten aanzien van een nietigverklaring zijn van belang de artikelen 131 tot en met 134 van het Afghaans Burgerlijk Wetboek en artikel 108 van het Afghaans Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Zivilprozessordnung van 22.8.1990).
Artikel 505 van het Afghaans Burgerlijk Wetboek (Civil code of the Republic of Afghanistan) luidt in de Engelse vertaling:
Validity of a contract is subject to consent of contracting parties without duress and coercion.
De artikelen 509-5013 luiden in de Engelse vertaling:
Article 509:
Expression of shall takes place orally, in writing or by customarily used signs. The will may also be expressed by an exchange that clearly denotes the reality of contract.
Article 510:
Expression of will may implicitly take place, unless the law or contracting parties have required an explicit will.
Article 511:
Expression of will shall be effective if the other party has been aware of it. If expression of will has reached the other party, it is considered as an indication of his acquisition of its knowledge, unless there is a reason to the contrary.
Article 512:
Expression of will in the state of unconsciousness or mental disorder that forfeits the discerning ability, even if the disorder is temporary shall be considered void.
Article 513:
Will that is expressed against person’s mind shall not be considered void, except when the other party has knowledge of defiance of person’s expressed will or intention.
4.6.
Uit voorgaande artikelen volgt dat naar Afghaans recht een huwelijk dus een contract is, waar er sprake dient te zijn van een uitdrukkelijk aanbod en uitdrukkelijke aanvaarding. Het huwelijk kan ook worden gesloten door een door of de man of de vrouw benoemde gevolmachtigde. De wil van partijen tot het sluiten van het contract moet duidelijk zijn. Indien een persoon iets zegt of doet tegen zijn eigen wil, dan wordt het niet als nietig beschouwd, tenzij de andere partij kennis heeft van dit feit.
4.7.
Uit de door de vrouw overgelegde huwelijksakte blijkt dat er op [huwelijksdatum] in [plaats] , Afghanistan, een huwelijk tot stand is gekomen tussen de vrouw en de man. Het feit dat er een huwelijksakte is opgesteld door de Afghaanse autoriteiten maakt dat dit huwelijk op grond van artikel 10:31, vierde lid, BW, wordt vermoed rechtsgeldig te zijn. De vrouw heeft echter terecht gesteld dat dit slechts een vermoeden is dat kan worden weerlegd.
4.8.
Uit de stukken en de verklaring van de vrouw blijkt ondubbelzinnig dat de vrouw niet bij de huwelijkssluiting aanwezig is geweest, zij verbleef op dat moment in Nederland. De vrouw is bij de huwelijksvoltrekking, zoals ook blijkt uit de huwelijksakte, vertegenwoordigd door haar oom, verder in de akte aangeduid als ‘attorney’. De vrouw heeft daartoe op de Afghaanse ambassade een volmacht ondertekend waaruit de Afghaanse autoriteit heeft mogen opmaken dat zij instemde met het voltrekken van het huwelijk.
De vrouw stelt echter dat zij niet wilde trouwen met de man en dat zij door haar familie ertoe is bewogen om verschillende papieren te ondertekenen op de Afghaanse ambassade in Den Haag. De vrouw is daartoe door haar vader meermaals meegenomen naar de ambassade om papieren te ondertekenen, zonder dat haar daarbij, door haar vader of andere familieleden, noch door medewerkers van de ambassade is uitgelegd wat zij ondertekende. De vrouw is het Afghaanse schrift onvoldoende machtig om te hebben kunnen lezen en begrijpen wat zij ondertekende. Pas later heeft de vrouw begrepen dat wat zij heeft ondertekend onder andere een volmacht betrof die uiteindelijk heeft geleid tot een huwelijk waarbij zij zelf niet aanwezig was. De vrouw is er altijd vanuit gegaan dat een huwelijk pas tot stand zou kunnen komen door een speciale ceremonie waarbij een vrouw en een man gezamenlijk ten overstaan van een daartoe bevoegde persoon ‘ja’ zouden moeten zeggen.
4.9.
De rechtbank is van oordeel dat de vrouw, gelet op de stukken, het verhandelde ter zitting alsmede haar, door derden ondersteunde, verklaring, aannemelijk heeft gemaakt dat haar wil tot het sluiten van een huwelijk met de man van meet af aan heeft ontbroken.
De vrouw is onder grote mentale dwang van haar familie gedwongen mee te komen naar de Afghaanse ambassade om aldaar papieren te tekenen. De vrouw heeft niet begrepen, kunnen lezen of uitgelegd gekregen wat zij precies moest ondertekenen. Hoewel de vrouw mogelijk heeft kunnen vermoeden dat de stukken betrekking zouden kunnen hebben op een voorbereidingshandeling tot een huwelijk, zoals het opvragen van een geboorteakte, heeft zij in ieder geval in het geheel niet begrepen dat die stukken mogelijk maakten dat zonder verdere handelingen van haar zijde sprake zou zijn van een in Afghanistan te voltrekken huwelijk buiten haar aanwezigheid. De rechtbank gaat er vanuit dat de vrouw niet vrij is geweest om in het bijzijn van haar vader en later ook twee anderen, haar medewerking aan de ondertekening te weigeren. Aldus heeft bij dit hele samenstel van handelingen de wil van de vrouw, gericht op instemming met een huwelijk met de man of het geven van toestemming tot het voltrekken daarvan, geheel ontbroken en zijn de benodigde stukken naar het oordeel van de rechtbank onder dwang en misleiding tot stand gekomen.
4.10.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van het voorgaande, waaronder de aangehaalde artikelen uit het Afghaans Burgerlijk Wetboek, nu de wil van de vrouw tot de totstandkoming van het huwelijk van meet af aan heeft ontbroken, naar Afghaans recht geen rechtsgeldig huwelijk tot stand gekomen. Dat de Afghaanse autoriteit ten tijde van het voltrekken van het huwelijk niet daarvan op de hoogte is geweest maakt dat niet anders.
Dit betekent dat het op [huwelijksdatum] in [plaats] , Afghanistan, voltrokken huwelijk tussen partijen, niet in Nederland kan worden erkend. De rechtbank zal dan ook het verzoek van de vrouw tot het afgeven van een verklaring voor recht dat het huwelijk niet kan worden erkend toewijzen.
Nu aan het huwelijk erkenning zal worden onthouden, is er geen ruimte meer om te beoordelen of het huwelijk nietig is.
4.11.
Ten overvloede merkt de rechtbank op dat, mocht het al zo zijn dat het huwelijk naar Afghaans recht wel rechtsgeldig tot stand zou zijn gekomen, de erkenning van dat huwelijk afstuit op artikel 10:32 onder e BW, nu daarin is bepaald dat ongeacht artikel 10:31 van het BW aan een buiten Nederland gesloten huwelijk erkenning wordt onthouden, indien deze erkenning kennelijk onverenigbaar is met de openbare orde en in ieder geval indien een der echtgenoten op het tijdstip van de sluiting van dat huwelijk niet vrijelijk zijn toestemming tot het huwelijk had gegeven, tenzij deze uitdrukkelijk met de erkenning van het huwelijk instemt.
Op grond van hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen is reeds duidelijk dat de vrouw niet vrijelijk haar toestemming tot het huwelijk heeft gegeven. Zij heeft evenmin nadrukkelijk ingestemd met de erkenning ervan, integendeel, de vrouw wenst de erkenning aan dit huwelijk te laten onthouden. Erkenning is naar het oordeel van de rechtbank onverenigbaar met de openbare orde en dient reeds ook om deze reden te worden onthouden.
4.12.
Vervolgens dient de rechtbank het verzoek van de vrouw te beoordelen om de man te veroordelen om op straffe van een dwangsom binnen twee weken na betekening van de in deze te wijzen beschikking per aangetekende post aan de vrouw via haar advocaat een brief te sturen met de tekst: “ondergetekende, [de man] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] (Afghanistan), verklaart hierbij te scheiden van [de vrouw] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] (Afghanistan), en verleent haar hierbij de drievoudige onherroepelijke islamitische echtscheiding: ‘anti taliq’, ‘anti taliq’, ‘anti taliq’ (jij bent gescheiden, jij bent gescheiden, jij bent gescheiden)”. Althans een zodanige handeling te verrichten als volgens het soenitische islamitische recht noodzakelijk is om het islamitische huwelijk tussen partijen te ontbinden en hem te veroordelen om medewerking te verlenen aan de Afghaanse echtscheiding. Beide op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag ingaande twee weken na betekening van de in deze te wijzen beschikking.
4.13.
Ter onderbouwing heeft de vrouw aangevoerd dat doorgaans partijen die een religieus huwelijk hebben gesloten niet bij de rechter om een echtscheiding kunnen verzoeken en dat een religieus huwelijk niet wordt erkend in Nederland. De vrouw wordt binnen haar gemeenschap als gehuwd aangemerkt, nu haar familie er van is overtuigd dat de vrouw een geldig Islamitisch huwelijk heeft gesloten met de man. De vrouw kan geen huwelijk met een andere man aangaan, al dan niet een burgerlijk huwelijk of een religieus huwelijk. De vrouw kan ook niet naar haar land van herkomst, Afghanistan, reizen, omdat zij daar dan nog met de man als gehuwd wordt beschouwd en in zoverre haar huwelijkse verplichtingen moet nakomen en bovendien niet zonder de toestemming van de man dan verder kan reizen. Mede doordat de vrouw is gedwongen door haar familie tot het huwelijk lijdt de vrouw hier enorm onder. De vrouw wil rust in haar leven en verder kunnen met haar leven, als ook haar rechten verankerd in artikel 8 en 12 van het Europese Verdrag van de rechten van de mens en fundamentele vrijheden (EVRM) kunnen uitoefenen door zelf te bepalen met wie zij trouwt en een gezinsleven sticht. De vrouw stelt daarmee dat zij zich in een huwelijkse gevangenschap bevindt.
4.14.
De rechtbank dient allereerst vast te stellen of zij rechtsmacht heeft om van dit verzoek kennis te nemen, nu, zoals reeds onder 4.1. is overwogen, de vrouw de Nederlandse en de Afghaanse nationaliteit heeft en de man de Afghaanse nationaliteit en er aldus sprake is van internationaal privaatrechtelijke aspecten.
De Nederlandse rechter is niet bevoegd om een informeel religieus huwelijk rechtstreeks te ontbinden, maar kan wel een rol kan spelen bij een religieuze echtscheiding, wanneer de man weigert zijn medewerking te verlenen aan de echtscheiding en de vrouw daardoor gevangen blijft in een religieus huwelijk. De Nederlandse rechter heeft dan op grond van de bevoegdheidsregel van artikel 6 onder e van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering rechtsmacht, omdat de vordering tot medewerking aan een religieuze echtscheiding is gebaseerd op een onrechtmatige daad en de gevolgen daarvan voor de vrouw in Nederland, waar zij haar gewone verblijfplaats heeft, zijn te lokaliseren.
4.15.
Vervolgens dient de rechtbank de vraag te beantwoorden welk recht op het verzoek van toepassing is. Op grond van artikel 4 lid 1 Rome II-Verordening (nr. 864/2007) jo. artikel 10:159 BW wordt een onrechtmatige daad naar Nederlands internationaal privaatrecht beheerst door het recht van de staat waar de schade zich voordoet, ongeacht in welke staat de schadeveroorzakende gebeurtenis zich heeft voorgedaan en ongeacht in welke landen de indirecte gevolgen van die gebeurtenis zich voordoen. De vrouw woont zoals gezegd in Nederland dat daarmee de staat is waar de schade zich voordoet. Aldus is Nederlands recht van toepassing.
4.16.
De rechtbank overweegt dat de stelling van de vrouw inhoudt dat tezamen met het huwelijk dat is voltrokken op [huwelijksdatum] te [plaats] , Afghanistan, ook een informeel, religieus huwelijk tot stand is gekomen. Om tot de ontbinding van dat huwelijk te komen heeft de vrouw de medewerking van de man nodig. Om te kunnen komen tot een veroordeling tot medewerking van de man aan die ontbinding, moet de rechtbank eerst aannemelijk achten dat die medewerking er niet is en ook niet op korte termijn zal komen.
Gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting alsmede het feit dat de man niet ter zitting is verschenen, noch op andere wijze van zich heeft doen spreken in deze procedure, is aannemelijk dat de man zijn medewerking weigert om te komen tot een beëindiging van genoemd religieus huwelijk. Daarbij neemt de rechtbank met name ook in aanmerking het feit dat de man en de familie de vrouw er toe hebben bewogen om bij de IND een machtiging voorlopig verblijf voor de man aan te vragen, reeds nadat de vrouw meerdere malen heeft aangegeven niet gehuwd te willen zijn/blijven met de man.
4.17.
Het Nederlands juridisch kader waarbinnen het verzoek van de vrouw dient te worden beoordeeld is als volgt.
Een weigering van de man het nodige te doen om een religieuze echtscheiding tot stand te brengen kan jegens de vrouw onrechtmatig zijn, nu dit in strijd kan komen met de zorgvuldigheid die hij in het maatschappelijk verkeer ten aanzien van de persoon van de vrouw in acht behoort te nemen. Of van onrechtmatigheid sprake is, hangt af van de omstandigheden van het geval, waaronder de mate waarin de vrouw bij uitblijven van een zodanige echtscheiding na de ontbinding van het burgerlijk huwelijk in haar verdere levensmogelijkheden wordt beperkt, de aard en het gewicht van de bezwaren die bij de man tegen deze medewerking bestaan en de kosten die aan die medewerking zijn verbonden, zulks mede in verband met de vermogenspositie van partijen en de eventuele bereidheid van de vrouw deze kosten ten dele of geheel voor haar rekening te nemen. Zie de uitspraak van de Hoge Raad van 22 januari 1982, NJ 1982/489, waarin deze maatstaf is geformuleerd. Indien van die onrechtmatigheid sprake is, kan de rechtbank de man op grond van een onrechtmatige daad, eventueel op straffe van een dwangsom, veroordelen zijn medewerking te verlenen aan de religieuze echtscheiding.
4.18.
De rechtbank is van oordeel dat de vrouw aannemelijk heeft gemaakt dat zij door het uitblijven van medewerking van de man aan de beëindiging van het informele religieuze huwelijk, gevangen blijft in dit huwelijk, hetgeen belangrijke gevolgen heeft voor de positie van de vrouw in haar sociale omgeving, zoals door haar ook is uiteengezet. Het informele religieuze huwelijk met de man zal haar beknotten in haar doen en laten en haar ernstig beperken in haar vrijheden. Zij zal, ook al is het burgerlijk huwelijk niet rechtsgeldig tot stand gekomen en kan dit niet worden erkend, in haar gemeenschap blijvend als gehuwd worden beschouwd. Doordat de vrouw bij voortduring aan haar familie te kennen geeft niet gehuwd te willen zijn met de man, is de vrouw nu al niet meer vrij om te gaan en te staan waar zij wil en wordt zij nauwlettend in de gaten gehouden en worden haar gangen gecontroleerd. De vrouw staat in contact met Veilig Thuis, waarmee een veiligheidsplan is opgesteld. Zolang het religieuze huwelijk blijft bestaan staat het de vrouw binnen haar familie en gemeenschap niet vrij zelf te kiezen met wie zij omgaat, laat staan een partner te kiezen en een gezin te stichten. Dit zal worden opgevat als bigamie of overspel. De vrouw heeft voldoende duidelijk gemaakt wat dit voor haar zal betekenen. Het is ter zitting duidelijk geworden dat de vrouw zwaar te lijden heeft onder deze situatie. De rechtbank is van oordeel dat de vrouw bij het uitblijven van een beëindiging van het informele religieuze huwelijk ernstig in haar verdere levensmogelijkheden wordt beperkt. Daarmee is aan de eerste voorwaarde van de door de Hoge Raad in genoemde uitspraak geformuleerde maatstaf voldaan.
4.19.
Niet gebleken is welke bezwaren er bestaan bij de man om al dan niet zijn medewerking te verlenen aan de religieuze echtscheiding. Uit de pogingen van de familie van de vrouw en de man om de vrouw te dwingen/ertoe te bewegen ervoor te zorgen dat de man een verblijfsvergunning krijgt in Nederland, maakt de rechtbank op dat de man niet voornemens is, in ieder geval niet op korte termijn, om zijn medewerking te verlenen aan het beëindigen van het informele religieuze huwelijk. Het verkrijgen van een verblijfsvergunning is naar het oordeel van de rechtbank in ieder geval niet een bezwaar tegen de mogelijke beëindiging van het religieuze huwelijk dat zwaarder moet wegen dan het belang van de vrouw bij beëindiging van het religieuze huwelijk. Daarmee is aan de tweede voorwaarde van de door de Hoge Raad in genoemde uitspraak geformuleerde maatstaf voldaan.
4.20.
Ten slotte moet rekening worden gehouden met de kosten die aan de medewerking van de man zijn verbonden, zulks mede in verband met de vermogenspositie van partijen en
de eventuele bereidheid van de vrouw deze kosten geheel of ten dele voor haar rekening te nemen.
De rechtbank volgt hierin de stelling van de vrouw dat deze kosten gering zijn, nu de man slechts een document dient te tekenen waarin hij te kennen geeft dat hij de vrouw de Islamitische echtscheiding verleent. De man zal geen daadwerkelijke hinder ondervinden van het afleggen van die verklaring. Daarmee is aan de derde en laatste voorwaarde van de door de Hoge Raad in genoemde uitspraak geformuleerde maatstaf voldaan. Het verzoek van de vrouw zal dan ook worden toegewezen.
4.21.
De rechtbank dient vervolgens het verzoek van de vrouw tot het opleggen van een dwangsom te beoordelen. De rechtbank is van oordeel dat oplegging van een dwangsom, als stimulans tot nakoming van de te geven beslissing, gewenst is. De op te leggen dwangsom zal worden gemaximeerd als hierna te melden.
4.22.
Gelet op de hierna te nemen beslissingen is de rechtbank van oordeel dat de overige (subsidiaire) verzoeken geen bespreking meer behoeven, dan wel dienen te worden afgewezen wegens gebrek aan belang.
4.23.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissingen.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
verklaart voor recht dat aan het huwelijk dat op [huwelijksdatum] te [plaats] , Afghanistan, tussen partijen is gesloten, erkenning wordt onthouden;
5.2.
veroordeelt de man om binnen twee weken na betekening van de in deze te wijzen beschikking per aangetekende post een brief te sturen aan de vrouw via haar advocaat met de tekst: “ondergetekende, [de man] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] (Afghanistan), verklaart hierbij te scheiden van [de vrouw] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] (Afghanistan), en verleent haar hierbij de drievoudige onherroepelijke islamitische echtscheiding: ‘anti taliq’, ‘anti taliq’, ‘anti taliq’ (jij bent gescheiden, jij bent gescheiden, jij bent gescheiden)”, dan wel een zodanige handeling te verrichten als volgens het soenitische islamitische recht noodzakelijk is om het islamitische huwelijk tussen partijen te ontbinden en mee te werken aan de Afghaanse echtscheiding;
5.3.
veroordeelt de man tot het betalen aan de vrouw van een dwangsom van € 500,00 voor iedere dag dat hij verzuimt aan het hiervoor onder 5.2. genoemde te voldoen met een maximum van € 25.000,00; ingaande twee weken na betekening van de in deze te wijzen beschikking;
5.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.L. Roubos, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier H.M. Zonneveld op 17 januari 2022.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden en overeenkomstig artikel 820 lid 2 Rv openlijk bekend is gemaakt.