ECLI:NL:RBNHO:2022:6737

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 juni 2022
Publicatiedatum
2 augustus 2022
Zaaknummer
9849554
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huur bedrijfsruimte; kort geding ontruiming en betaling huurachterstand

In deze zaak heeft Samag (Holland) B.V. de gedaagde gedagvaard in een kort geding vanwege een huurachterstand en de noodzaak tot ontruiming van de gehuurde bedrijfsruimte. De gedaagde huurt een bedrijfsruimte van Samag tegen een huurprijs van € 1.709,55 per maand, maar heeft een huurachterstand opgebouwd van € 18.619,49. Samag heeft de gedaagde op 4 mei 2022 gedagvaard, en de mondelinge behandeling vond plaats op 2 juni 2022. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde verantwoordelijk is voor de huurachterstand en dat er een reële dreiging van sluiting van het gehuurde door de gemeente bestaat, wat de vordering tot ontruiming rechtvaardigt. De kantonrechter heeft de gedaagde veroordeeld om de bedrijfsruimte binnen 14 dagen na betekening van het vonnis te ontruimen en te verlaten, en heeft de gedaagde ook veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 22.782,54 aan Samag, inclusief de huurachterstand en bijkomende kosten. De proceskosten zijn voor rekening van de gedaagde, die ongelijk heeft gekregen in deze procedure.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9849554 \ VV EXPL 22-58
Uitspraakdatum: 16 juni 2022
Vonnis van de kantonrechter in kort geding in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Samag (Holland) B.V.
gevestigd te Zandvoort
eiseres
verder te noemen: Samag
gemachtigde: mr. O.J. Boeder
tegen
[gedaagde] h.o.d.n. [handelsnaam]
wonende te [woonplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
procederend in persoon

1.Het procesverloop

1.1.
Samag heeft [gedaagde] op 4 mei 2022 gedagvaard.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 2 juni 2022. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] huurt van Samag de bedrijfsruimte ex artikel 7:290 BW aan het adres [adres] (hierna: het gehuurde) tegen een huurprijs van € 1.709,55 per maand. [gedaagde] heeft een huurachterstand laten ontstaan. In 2018 heeft [gedaagde] afgesproken om € 400,00 per maand op de huurschuld af te lossen naast betaling van de reguliere huurtermijnen.
2.2.
Per brief d.d. 14 april 2022 heeft de gemeente [gemeente] (hierna: de gemeente) [gedaagde] en Samag geïnformeerd dat de burgemeester voornemens is het gehuurde te sluiten omdat in het gehuurde verschillende overtredingen en strafbare feiten zouden zijn gepleegd waardoor de openbare orde is geschonden. Blijkens de brief kon [gedaagde] tot 29 april 2022 een zienswijze indienen. Het gehuurde is op dit moment niet gesloten.
2.3.
Per 1 juni 2022 bedraagt de huurachterstand € 18.619,49.

3.De vordering

3.1.
Samag vordert – na vermindering van eis – dat de kantonrechter bij wijze van voorlopige voorziening:
I. [gedaagde] veroordeelt om het gehuurde te verlaten en te ontruimen met overgifte van de sleutels aan Samag;
II. [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 24.412,41 vermeerderd met een bedrag van
€ 1.709,55 per maand waarin [gedaagde] het gehuurde met ingang van 1 juni 2022 in gebruik heeft gehad of nog mocht houden.
3.2.
Samag legt aan de vordering ten grondslag dat [gedaagde] een huurachterstand van
€ 18.619,49 heeft laten ontstaan. Daarnaast heeft [gedaagde] in het gehuurde strafbare handelingen verricht die er mogelijk toe leiden dat de burgemeester het gehuurde gedurende enige tijd sluit. Samag wil op geen enkele manier te maken hebben met criminele activiteiten en wil dat deze situatie stopt. Gelet hierop en op de hoogte van de huurachterstand, is de vordering tot ontruiming gerechtvaardigd. Op grond van artikel 25.3 van de algemene voorwaarden is [gedaagde] een contractuele boete van in totaal € 3.000,00 verschuldigd omdat hij de huur niet op tijd heeft betaald. Tot slot is [gedaagde] inmiddels buitengerechtelijke incassokosten ad € 2.792,92 (15% van de hoofdsom) verschuldigd op grond van artikel 30.1 van de algemene voorwaarden en is hij de rente en proceskosten verschuldigd.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagde] betwist de vordering (gedeeltelijk) en voert aan – samengevat – dat hij vlak voor de coronapandemie uitbrak naar Afghanistan is afgereisd en daardoor twee jaar lang niet meer terug naar Nederland kon komen. [gedaagde] heeft in de tussentijd een kennis van hem de winkel, althans het gehuurde, laten beheren. De verwijten die Samag [gedaagde] maakt, komen door het handelen van deze kennis; [gedaagde] had er niets mee van doen. De huurachterstand is ontstaan omdat de winkel na de coronapandemie weer opgebouwd moest worden. Door het aanschaffen van voorraad en dergelijke was er weinig geld over om de huurachterstand in te lopen maar dat komt wel weer goed, aldus [gedaagde] .

5.De beoordeling

5.1.
De vordering in kort geding kan alleen worden toegewezen als Samag daarbij een spoedeisend belang heeft. Dat is het geval, nu het hier gaat om een grote huurachterstand en om een mogelijke sluiting van het gehuurde door de gemeente.
5.2.
Verder is voor toewijzing van de vordering in dit kort geding vereist dat de aan die vordering ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden voldoende aannemelijk zijn en dat het ook in voldoende mate waarschijnlijk is dat die vordering in een nog te voeren gewone procedure (bodemprocedure) zal worden toegewezen. Voor nader onderzoek naar bepaalde feiten en omstandigheden of voor bewijslevering door bijvoorbeeld getuigen is in dit kort geding in beginsel geen plaats. Dat moet gebeuren in een eventuele bodemprocedure. De beoordeling in dit kort geding is dan ook niet meer dan een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.
5.3.
[gedaagde] heeft het bestaan en de hoogte van de huurachterstand erkend, zodat vaststaat dat [gedaagde] een huurachterstand heeft van (in elk geval) tien maanden huur. Uit het door Samag ter zitting overgelegde actuele overzicht blijkt dat [gedaagde] gedurende enkele jaren inconsistent betaalt en de grote huurschuld niet voldoende inloopt.
Zeker vanaf het moment dat [gedaagde] stelt weer terug te zijn in Nederland (najaar 2021) is van een tijdige en volledige huurbetaling geen sprake meer geweest. De achterstand is inmiddels zo groot dat van Samag niet kan worden verlangd dat de huurovereenkomst met [gedaagde] nog langer wordt voortgezet. Daarnaast is sprake van een reële dreiging van sluiting van het gehuurde door de gemeente wat eveneens de gevorderde ontruiming rechtvaardigt. Dit wordt niet anders doordat [gedaagde] heeft aangegeven dat hij niet zelf de winkel beheerde toen de gemeente de strafbare feiten in het gehuurde constateerde. Omdat [gedaagde] huurder van de bedrijfsruimte is, blijft hij verantwoordelijk voor wat er in het gehuurde gebeurt.
5.4.
De gevorderde boete van in totaal € 3.000,00 zal ook worden toegewezen, nu deze verder niet door [gedaagde] is betwist. Op grond van artikel 6:92 lid 2 BW treedt hetgeen ingevolge een boetebeding verschuldigd is, echter in de plaats van de schadevergoeding op grond van de wet, zodat de gevorderde rente over de hoofdsom niet toewijsbaar is.
5.5.
Omdat de overige vorderingen evenmin door [gedaagde] zijn betwist, kunnen die ook worden toegewezen, voor zover de kantonrechter daarover hierna niet anders oordeelt.
5.6.
Samag heeft een bedrag van € 2.792,92 aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd, dat is gebaseerd op de algemene voorwaarden die uitgaan van een berekening voor de kosten van 15% over de hoofdsom. Nu Samag niet gemotiveerd heeft gesteld dat de werkelijke buitengerechtelijke kosten hoger zijn geweest en dat het redelijk was om buitengerechtelijke kosten te maken tot dit bedrag, zal de kantonrechter conform het rapport BGK integraal gebruik maken van de matigingsbevoegdheid van artikel 242 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de kosten toewijzen volgens het wettelijke tarief dat hoort bij de hoofdsom waartoe [gedaagde] zal worden veroordeeld, te weten een bedrag van € 1.163,05.
5.7.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van Samag grotendeels zal toewijzen.
5.8.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat hij ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt [gedaagde] om de bedrijfsruimte aan de [adres] binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen en te verlaten, leeg op te leveren en alle sleutels over te dragen aan Samag;
6.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Samag van € 22.782,54;
6.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Samag van € 1.709,55 per maand dat [gedaagde] het gehuurde na 1 juni 2022 in gebruik houdt/heeft gehad;
6.4.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van Samag tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 125,03
griffierecht € 128,00
salaris gemachtigde € 498,00 ;
6.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.6.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Dijk en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter