ECLI:NL:RBNHO:2022:6734

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 juni 2022
Publicatiedatum
2 augustus 2022
Zaaknummer
9302883
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betaling van onbetaalde facturen door gedaagde aan eiseres, met geschil over de kwaliteit van de verleende juridische diensten en de kosten van waarneming

In deze zaak heeft eiseres, een advocaat, een vordering ingesteld tegen gedaagde wegens onbetaalde facturen voor juridische diensten die zij in de periode van mei 2017 tot januari 2018 heeft verleend. Eiseres heeft gedaagde in 2017 een opdracht bevestigd en een voorschotnota gestuurd, die door gedaagde is voldaan. Gedurende haar zwangerschapsverlof heeft een waarnemer de werkzaamheden van eiseres overgenomen. Gedaagde heeft echter bezwaar gemaakt tegen de kwaliteit van de verleende diensten door de waarnemer en heeft de facturen van eiseres onbetaald gelaten. Eiseres vordert betaling van € 6.021,89, vermeerderd met rente en buitengerechtelijke incassokosten.

Gedaagde betwist de vordering en stelt dat eiseres niet aan haar inspanningsverplichting heeft voldaan en dat de werkzaamheden niet goed zijn uitgevoerd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat eiseres en haar waarnemer werkzaamheden hebben verricht, maar dat gedaagde onvoldoende heeft onderbouwd waarom de werkzaamheden niet goed zouden zijn uitgevoerd. De kantonrechter heeft het verweer van gedaagde verworpen en geoordeeld dat eiseres in beginsel recht heeft op betaling van de facturen.

Echter, de kantonrechter heeft ook geoordeeld dat de kosten van de waarnemer niet bij gedaagde in rekening gebracht mochten worden, omdat deze kosten voor rekening van eiseres komen. Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van eiseres toegewezen tot een bedrag van € 4.332,92, met veroordeling van gedaagde in de proceskosten. De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zijn afgewezen, omdat niet is voldaan aan de wettelijke eisen voor het in rekening brengen daarvan.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9302883 \ CV EXPL 21-4352
Uitspraakdatum: 8 juni 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiseres] h.o.d.n. [handelsnaam]
wonende te [woonplaats]
eiseres
hierna: [eiseres]
gemachtigde: mr. S.N. van Meijl
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde
hierna: [gedaagde]
gemachtigde: mr. T.J.E. op de Weegh

1.Het procesverloop

1.1.
[eiseres] heeft bij dagvaarding van 24 juni 2021 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Op 5 april 2022 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. [eiseres] heeft gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] is advocaat. Haar eenmanszaak [handelsnaam] is onderdeel van de kostenmaatschap [maatschap] .
2.2.
In de periode mei 2017 tot en met januari 2018 heeft [eiseres] in opdracht van [gedaagde] werkzaamheden voor [gedaagde] verricht.
2.3.
Bij brief van 11 mei 2017 heeft [eiseres] de opdracht aan [gedaagde] bevestigd en zijn de op de overeenkomst van opdracht van toepassing zijnde Algemene Voorwaarden naar [gedaagde] gestuurd. Op diezelfde datum is ook een voorschotnota aan [gedaagde] gestuurd. [gedaagde] heeft de voorschotnota ad € 2.420,00 voldaan.
2.4.
Artikel 9 van de Algemene Voorwaarden luidt als volgt:
Deze algemene voorwaarden gelden niet alleen ten behoeve van de advocaat, maar ook ten behoeve van diens waarnemer en alle personen, betrokken bij een opdracht en/of op wie in verband daarmee enige aansprakelijkheid rust, inclusief (vroegere) werknemers van het kantoor en/of de advocaat, met inbegrip van hun erfgenamen.
2.5.
Artikel 21 van de Algemene Voorwaarden luidt als volgt:
In het geval de advocaat genoodzaakt is invorderingsmaatregelen te treffen tegen de client die in verzuim is, komen de kosten die samenhangen met de invordering – met een minimum van 15% van het openstaande saldo – voor rekening van de client.
2.6.
In de periode mei 2017 tot en met januari 2018 is [eiseres] vanwege haar zwangerschapsverlof drie maanden afwezig geweest. Gedurende die periode heeft mr. [naam] (hierna: [waarnemer] ) de werkzaamheden van [eiseres] waargenomen. [waarnemer] heeft [gedaagde] bijgestaan in een familierechtelijke kort geding procedure.
2.7.
Per Whatsapp heeft [gedaagde] op 6 september 2017 aan [eiseres] het volgende geschreven:
[06-09-2017 10:23:27] [gedaagde] : Ik zou ook graag even per email, een specificatie ontvangen van de tot dusver gemaakte kosten.
2.8.
Per e-mail d.d. 22 januari 2018 heeft [eiseres] [gedaagde] twee facturen gestuurd. Eén factuur betrof de kosten van derden die door het kantoor waren voorgeschoten. [gedaagde] heeft deze factuur ad € 384,31 voldaan. De tweede factuur betrof de werkzaamheden van [eiseres] voor [gedaagde] ad € 6.473,50. Omdat [gedaagde] eerder haar ongenoegen had geuit over de werkzaamheden van [waarnemer] heeft [eiseres] haar een korting aangeboden die verwerkt was in deze factuur. Achter de factuur was een specificatie bijgevoegd.
2.9.
Per e-mail d.d. 23 januari 2018 heeft [eiseres] aan [gedaagde] het volgende – voor zover hier relevant – geschreven:
Bijgaand op jouw verzoek een einddeclaratie. Daarmee is het voorschot verrekend en de openstaande nota’s zijn daarin meegenomen. Jij hebt mij verzocht de behandeling van jouw zaak neer te leggen, omdat de kosten te hoog oplopen (…)
2.10.
Per e-mail van 1 februari 2018 heeft [gedaagde] gereclameerd en aangegeven dat zij niet akkoord gaat met de door [eiseres] aangeleverde eindnota. [gedaagde] heeft [eiseres] verzocht om per datum en specificatiecode aan te geven wat voor werkzaamheden er precies zijn gedaan. [eiseres] heeft daarop geantwoord dat door het reclameren de korting is komen te vervallen en dat het nader specificeren van haar werkzaamheden nog meer tijd zal kosten die zij ook in rekening zal brengen.
2.11.
Hierna is tussen partijen nog veelvuldig over de situatie gecommuniceerd.
2.12.
Per brief d.d. 6 maart 2018 heeft [eiseres] aan [gedaagde] een factuur ad
€ 1.001,46 en een concept dagvaarding gestuurd en daarbij het volgende – voor zover hier relevant – geschreven:
Bijgaand zend ik u de aangekondigde nota, waarbij de aangeboden korting komt te vervallen en de uren van mijn juridisch medewerker alsnog in rekening worden gebracht. In totaal staat er op dit moment een bedrag van € 6.021,89 aan onbetaalde facturen open.
2.13.
Op 8 maart 2018 heeft [gedaagde] aangegeven gebruik te willen maken van de klachtenregeling van het kantoor. Daarop heeft [eiseres] [gedaagde] op 12 maart 2018 verzocht om een overzichtelijke opsomming van de klacht. [gedaagde] heeft daar niet meer op gereageerd. [eiseres] heeft per e-mail d.d. 31 juli 2018 nogmaals aan [gedaagde] gevraagd om te reageren op haar e-mail d.d. 12 maart 2018. Hier heeft [gedaagde] niet op gereageerd.
2.14.
Per e-mail van 23 februari 2021 heeft de gemachtigde van [eiseres] [gedaagde] verzocht om de openstaande facturen te betalen.
2.15.
[gedaagde] heeft de facturen onbetaald gelaten.

3.De vordering

3.1.
[eiseres] vordert dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van
€ 6.021,89 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na factuurdatum danwel dagvaardingsdatum en tot betaling van € 903,28 aan buitengerechtelijke incassokosten met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
[eiseres] legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat zij en/of [waarnemer] als haar waarnemer werkzaamheden hebben verricht voor [gedaagde] in de periode mei 2017 tot en met januari 2018. [eiseres] heeft deze werkzaamheden bij [gedaagde] in rekening gebracht, maar [gedaagde] heeft de facturen onbetaald gelaten. [eiseres] heeft aan haar inspanningsverplichting voldaan, zodat [gedaagde] gehouden is om aan de betalingsverplichting te voldoen.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagde] betwist de vordering en voert aan – samengevat – dat [eiseres] niet aan haar inspanningsverplichting heeft voldaan en haar werkzaamheden niet goed heeft uitgevoerd. Nu [eiseres] met zwangerschapsverlof was ten tijde van het kort geding van [gedaagde] heeft [waarnemer] de werkzaamheden van [eiseres] waargenomen maar [gedaagde] heeft uitdrukkelijk haar bezwaar geuit over de verleende bijstand van [waarnemer] voor en tijdens de behandeling van de kort geding procedure. Naar de mening van [gedaagde] heeft [waarnemer] de zaak niet goed voorbereid en heeft [waarnemer] de door de wederpartij ingediende pleitnota in kort geding niet eerder dan na verzoek van [gedaagde] naar haar doorgezonden. Ter zitting heeft [gedaagde] onvoldoende juridische steun gehad van [waarnemer] . Dit alles heeft ertoe geleid dat de uitkomst van de kort geding procedure geenszins positief te noemen is. Daarnaast is [waarnemer] geen familierechtspecialist maar een strafrechtspecialist. Bij bericht d.d. 1 februari 2018 heeft [gedaagde] bezwaar gemaakt tegen de door haar ontvangen declaratie en om een nadere onderbouwing van de verrichte werkzaamheden gevraagd, hetgeen [eiseres] heeft geweigerd. [eiseres] heeft ook niet van te voren de financiële consequenties met [gedaagde] besproken en heeft geen tussentijdse nota’s verstrekt. Tot slot acht [gedaagde] de hoeveelheid in rekening gebrachte uren door [eiseres] onredelijk.

5.De beoordeling

5.1.
Vast staat dat [eiseres] en/of [waarnemer] als haar waarnemer werkzaamheden voor [gedaagde] hebben verricht. Dat heeft [gedaagde] ook niet betwist. Dat betekent dat [gedaagde] in beginsel het aan haar in rekening gebrachte bedrag moet betalen.
5.2.
[gedaagde] heeft diverse verweren opgeworpen die de kantonrechter hierna zal bespreken. [gedaagde] heeft zich in eerste instantie verweerd met de stelling dat [eiseres] haar werkzaamheden niet goed heeft uitgevoerd en zij zich dus onvoldoende heeft ingespannen.
De kantonrechter verwerpt dit verweer. [gedaagde] heeft onvoldoende aangevoerd en onvoldoende concreet gemaakt waarom [eiseres] zich niet voldoende heeft ingespannen zodat dit niet is vast komen te staan. Dat [eiseres] tijdens haar zwangerschapsverlof een kantoorgenoot haar zaken laat waarnemen is een normale gang van zaken en niet is gebleken dat [waarnemer] ongeschikt was om deze zaak waar te nemen. De stelling van [gedaagde] dat [waarnemer] alleen strafrechtadvocaat is en geen familierecht advocaat heeft [eiseres] ter zitting betwist en [gedaagde] heeft dit niet nader onderbouwd. Hoewel de kantonrechter begrijpt dat het (te) laat doorsturen van een pleitnota slordig overkomt, lijdt dit niet tot de conclusie dat [eiseres] of [waarnemer] zich onvoldoende hebben ingespannen. Daarnaast heeft [gedaagde] benoemd dat [waarnemer] in de voorbereiding voor de zitting veel over zijn eigen persoonlijke situatie sprak en dat hij ter zitting liet blijken dat hij niet op de hoogte was van de zaak maar dit is niet nader onderbouwd, door bijvoorbeeld het proces-verbaal van de zitting over te leggen waaruit dit blijkt. De verklaring van mevrouw [x] die [gedaagde] in het geding heeft gebracht, maakt dit niet anders nu [waarnemer] deze gang van zaken gemotiveerd heeft betwist in zijn verklaring. Tegenover deze gemotiveerde betwisting heeft [gedaagde] haar stellingen onvoldoende onderbouwd.
5.3.
Verder heeft [gedaagde] zich verweerd met de stelling dat [eiseres] [gedaagde] onvoldoende heeft meegenomen in het financiële plaatje. Hoewel ter zitting (de gemachtigde van) [eiseres] niet met zekerheid kon zeggen of [eiseres] van te voren een inschatting heeft gemaakt over de te verwachte declarabele uren voor de kort geding procedure en de kantonrechter de stelling van [eiseres] dat het een aantal jaar geleden heel gewoon was om een uurtarief af te spreken en dan met de werkzaamheden te beginnen, niet volgt, wordt het verweer van [gedaagde] verworpen omdat niet is gesteld of gebleken dat [gedaagde] – indien zij had geweten wat de uiteindelijke kosten daarvan waren – van het kort geding had afgezien.
5.4.
[gedaagde] heeft zich nog verweerd met de stelling dat zij de uren die [eiseres] aan haar in rekening heeft gebracht onredelijk vindt en dat de specificatie onduidelijk is. Het verweer dat de specificatie onduidelijk is, verwerpt de kantonrechter. De door [eiseres] opgestelde specificatie benoemt specifieke werkzaamheden en is voorzien van tijdseenheden. Deze tijdseenheden komen de kantonrechter niet onredelijk voor. Wel blijkt uit deze specificatie dat [eiseres] veel uren heeft besteed aan het opstellen van de kort geding dagvaarding (7,1) en daarover ook nog een paar keer met [gedaagde] heeft gecorrespondeerd en getelefoneerd. Daarna heeft [waarnemer] 3,8 uur in rekening gebracht voor het bestuderen van de stukken en het voorbereiden van de zitting en nog 1 uur voor het voor/nabespreken van de zitting met [gedaagde] . [gedaagde] heeft terecht aangevoerd dat de kosten van waarneming voor rekening van [eiseres] moeten komen. De stelling van [eiseres] dat de kosten van [waarnemer] ook moeten worden vergoed omdat zij deze kosten anders zelf had gemaakt, gaat niet op nu de werkzaamheden van [waarnemer] (voornamelijk) zien op het inlezen van het dossier. Dit betekent dat [eiseres] de kosten van de voorbereiding door [waarnemer] van in totaal 3,8 uur x € 225,00 (= € 855,00) + 7% kantoorkosten en 21% btw = € 1.106,97 niet bij [gedaagde] in rekening had mogen brengen. Gelet hierop heeft [gedaagde] hier terecht bij [eiseres] over gereclameerd zodat [eiseres] de kosten van de voorbereiding op en de bespreking op 22 januari 2018 ad € 582,00 inclusief kantoorkosten en btw, waarbij onder meer uitleg is gevraagd over de opgevoerde kosten, ook niet bij [gedaagde] in rekening had mogen brengen. De overige kosten heeft [eiseres] wel terecht gefactureerd en deze dient [gedaagde] dan ook te betalen.
5.5.
Gelet op al het voorgaande zal de kantonrechter de vordering van [eiseres] toewijzen tot een bedrag van € 4.332,92.
5.6.
[eiseres] heeft de door haar gemaakte buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. Het gevorderde bedrag, dat hoger is dan het op basis van het Besluit geldende tarief, is gebaseerd op een tussen partijen overeengekomen beding (artikel 21 Algemene Voorwaarden). Op grond van het bepaalde in artikel 6:96 lid 5 BW mag bij overeenkomst niet ten nadele van de consument van de wettelijke tarieven worden afgeweken. De kantonrechter zal de bepaling waarop de door [eiseres] gevorderde buitengerechtelijke kosten zijn gebaseerd, dan ook buiten toepassing laten. Vervolgens zal beoordeeld worden of de vordering op grond van de wettelijke regeling van artikel 6:96 BW voor toewijzing in aanmerking komt. Dat is hier niet het geval omdat gesteld noch gebleken is dat een kosteloze aanmaning conform de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW heeft plaatsgevonden. De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden daarom afgewezen.
5.7.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van [eiseres] deels zal toewijzen.
5.8.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat zij grotendeels ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiseres] van € 4.332.92 te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 24 juni 2021 tot aan de dag van de gehele betaling;
6.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [eiseres] tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 103,83
griffierecht € 240,00
salaris gemachtigde € 622,00 ;
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.I.V. Scherpenhuijsen Rom en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier mr. M.L. van der Meij.
De griffier De kantonrechter