In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 10 augustus 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een Duitse eiseres en een Nederlandse gedaagde over de annulering van een huurcontract voor een vakantiewoning. De eiseres had op 18 oktober 2019 een vakantiewoning geboekt voor de periode van 6 tot en met 10 april 2020. Door de coronamaatregelen heeft de eiseres op 17 maart 2020 de boeking geannuleerd. De gedaagde heeft een deel van de kosten terugbetaald, maar weigerde de huurprijs van € 295,00 terug te betalen, omdat de annulering binnen dertig dagen voor de huurperiode plaatsvond, wat volgens de algemene voorwaarden geen recht op restitutie gaf.
De eiseres vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en terugbetaling van de huurprijs, stellende dat de coronamaatregelen onvoorziene omstandigheden vormden die ontbinding rechtvaardigden. De gedaagde betwistte dit en voerde aan dat de overeenkomst niet ontbonden was en dat de annulering niet op grond van onvoorziene omstandigheden kon worden ingeroepen. De kantonrechter oordeelde dat de coronamaatregelen de uitvoering van de overeenkomst niet onmogelijk maakten en dat de gedaagde voldoende alternatieven had geboden aan de eiseres.
De kantonrechter concludeerde dat het beding in de algemene voorwaarden, dat geen restitutie bij annulering binnen dertig dagen bood, niet oneerlijk of onredelijk bezwarend was. De vordering van de eiseres werd afgewezen, en zij werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die op nihil werden vastgesteld. Dit vonnis benadrukt de noodzaak voor consumenten om zich bewust te zijn van de voorwaarden in huurovereenkomsten, vooral in het licht van onvoorziene omstandigheden zoals de coronapandemie.