ECLI:NL:RBNHO:2022:6623

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 juli 2022
Publicatiedatum
28 juli 2022
Zaaknummer
15/236911-21 (P)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van handel in drugs en het voorhanden hebben van drugs met voorwaardelijke gevangenisstraf en taakstraf

Op 26 juli 2022 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van handel in drugs en het voorhanden hebben van drugs. De zaak werd behandeld in een meervoudige kamer en de verdachte was aanwezig op de openbare zitting van 12 juli 2022. De officier van justitie, mr. M.G.T. Kramer, vorderde bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. B. Klunder, pleitte voor vrijspraak. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met haar broer betrokken was bij de verkoop en het bezit van aanzienlijke hoeveelheden cocaïne, amfetamine en MDMA. De rechtbank kwam tot de conclusie dat de verdachte opzettelijk handelde en dat er sprake was van medeplegen, ondanks dat haar rol minder dominant was dan die van haar broer. De rechtbank legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand op, evenals een taakstraf van 120 uur, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar rol als alleenstaande moeder en haar behandeling bij de Waag. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was en dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid uitsloten. De uitspraak werd gedaan door een panel van drie rechters, met mr. J.J. Roos als voorzitter.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/236911-21 (P)
Uitspraakdatum: 26 juli 2022
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 12 juli 2022 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1995 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het [adres]
.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.G.T. Kramer en van hetgeen de verdachte en haar raadsvrouw, mr. B. Klunder, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering, ten laste gelegd dat:
Feit 1
zij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 2 juli 2021 tot en met 2
september 2021 te Purmerend, in elk geval in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt aan [naam] , een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde die cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Feit 2
zij op of omstreeks 2 september 2021 te Purmerend, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad
- ( A) ongeveer 30 wikkels/ponypacks (15,54 gram), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of
- ( B) ongeveer 15 wikkels/ponypacks (10,50 gram), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of
- ( C) 11,65 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of
- ( D) ongeveer 61 wikkels (41,28 gram), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of- (E) ongeveer 6,47 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of
- ( F) ongeveer 9,45 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of
- ( G) 218 wikkels (113,12 gram), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of
- ( H) 208 tabletten (90,04 gram), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA (3,4-methyleendioxymethamfetamine) en/of
- ( I) 62 tabletten (20,25 gram), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA (3,4-methyleendioxymethamfetamine) en/of
- ( J) 5 tabletten (1,81 gram), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA (3,4-methyleendioxymethamfetamine) en/of
- ( K) 2 tabletten (0,77 gram), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA (3,4-methyleendioxymethamfetamine) en/of
- ( L) 2 tabletten (0,83 gram), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA (3,4-methyleendioxymethamfetamine) en/of
- ( M) een zak met kristallen (161,14 gram), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA (3,4-methyleendioxymethamfetamine), zijnde die amfetamine en/of die cocaïne en/of die MDMA (3,4-methyleendioxymethamfetamine) (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten. De verdachte had een vermoeden wat er in de pakketjes zaten en dat dit drugs zou kunnen zijn. Er is sprake van medeplegen.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft integrale vrijspraak bepleit. Zij heeft zich op het standpunt gesteld dat er onvoldoende bewijs is voor het medeplegen van feit 1 en feit 2 en medeplichtigheid is niet ten laste gelegd. De rol van de verdachte is veel kleiner dan de rol van haar broer ( [medeverdachte] , medeverdachte). Zij was geenszins een gelijkwaardige participant en er was geenszins sprake van inwisselbare rollen. De bijdrage van de verdachte is zoveel kleiner en ten dienste van haar broer, slechts faciliterend. Zij had geen wetenschap van wat er in de dozen zat, laat staan wat er afspeelde in haar huis. Het ging hier om haar broer, in wie zij vertrouwen had en aan wie zij loyaal was.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Bewezenverklaring
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.2
Bewijsoverweging feit 1, 2 en 3
Het verstrekken van cocaïne (feit 1)
De verdachte heeft op zitting verklaard dat zij op aangeven van haar broer enkele malen een pakketje heeft neergelegd in de meterkast naast de voordeur van haar woning ( [adres] ). Zij verklaarde niet precies te weten wat er in de pakketjes zat, maar begreep wel dat het om drugs ging. Bij de rechter-commissaris heeft zij op de vraag of zij wist wat er in het pakketje zat dat zij in de meterkast had gelegd, geantwoord: “Ik wist wel een beetje wat mijn broer deed, maar ik wist niet dat het om zoveel ging. Ik dacht dat het geen ramp was. Ik ben te laks geweest. Ik heb niet goed nagedacht”. Haar broer had een sleutel van haar woning en legde de pakketjes voor haar klaar in de woning. Gelet op deze gang van zaken, in combinatie met het feit dat haar broer met haar instemming de bij de doorzoeking op 2 september 2021 aangetroffen drugs in een van haar slaapkamers had opgeslagen, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte heeft geweten dat de door haar in de meterkast gelegde pakketjes cocaïne bevatten.
Ten aanzien van het tenlastegelegde medeplegen overweegt de rechtbank dat zowel de verdachte als haar broer (medeverdachte [medeverdachte] ) hebben verklaard dat zij enkele malen pakketjes met verdovende middelen voor [naam] in de meterkast buiten de woning van de verdachte hebben gelegd. Afnemer [naam] zegt in zijn verklaring over het ophalen van de pakketjes uit de meterkast dat het om cocaïne ging en verder “als ze weten dat ik kom, dan is die altijd open”. De verdachte handelde op aanwijzing van haar broer, bijvoorbeeld ten aanzien van het tijdstip waarop zij de pakketjes in de meterkast moest leggen en stelde haar huis en meterkast ter beschikking van de drugshandel. Haar rol lijkt daarmee minder dominant en sturend te zijn geweest dan die van haar broer, maar dat neemt niet weg dat bij de verstrekking van cocaïne aan [naam] sprake is geweest van een gezamenlijke uitvoering en van een zodanig nauwe en bewuste samenwerking dat daarmee naar het oordeel van de rechtbank sprake is van medeplegen.
Wat betreft de pleegperiode gaat de rechtbank uit van de verklaring van de verdachte dat zij niet eerder dan twee weken voor haar aanhouding pakketjes voor [naam] in de meterkast buiten haar woning heeft gelegd, nu de overige bewijsmiddelen onvoldoende concrete aanwijzingen bevatten voor een eerdere betrokkenheid van de verdachte bij het verstrekken van cocaïne aan [naam] .
De rechtbank acht op grond van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte samen met een ander in de periode van 21 augustus 2021 tot en met 2 september 2021 opzettelijk meermalen een hoeveelheid cocaïne heeft verstrekt en afgeleverd aan [naam] .
Het voorhanden hebben van drugs (feit 2)
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte heeft geweten dat de drugs op 2 september 2021 in haar woning aanwezig waren. Zij was immers de hoofdbewoonster van de woning en zij heeft verklaard dat ze regelmatig in de kamer kwam, waar de drugs door de politie werden aangetroffen, goed zichtbaar in een half open plastic doos met resten wit poeder op en naast de doos. Zij heeft er mee ingestemd dat de dozen in een slaapkamer van haar woning werden bewaard en uit de bewezenverklaring van feit 1 valt af te leiden dat zij op de hoogte was van de aanwezigheid van cocaïne en betrokken was bij de verstrekking daarvan. Hieruit leidt de rechtbank af dat zij niet alleen van de aanwezigheid van de cocaïne maar ook van de andere drugs op de hoogte was en dat deze zich ook binnen haar machtssfeer hebben bevonden.
Ten aanzien van het ten laste gelegde medeplegen overweegt de rechtbank dat de verdachte en haar broer beiden op de hoogte waren van de aanwezigheid van de drugs in een slaapkamer van de woning van de verdachte. Met haar instemming heeft de broer van de verdachte de drugs in haar woning binnengebracht en bewaard.. Hij kwam regelmatig langs en had een sleutel van de woning van de verdachte en zowel de verdachte als de medeverdachte hebben verklaard vanuit de woning pakketjes met verdovende middelen te hebben verstrekt. Hieruit leidt de rechtbank af dat de verdachte en haar broer niet alleen allebei op de hoogte waren van de aanwezigheid van de drugs in de woning, maar dat deze drugs zich ook in de machtssfeer van beiden hebben bevonden. En hoewel ook voor feit 2 geldt dat de rol van de broer van de verdachte dominant en sturend is geweest, neemt dat niet weg dat de verdachte en haar broer daarbij voldoende nauw en bewust hebben samengewerkt, zodat sprake is van medeplegen.
De rechtbank acht op grond van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte op 2 september 2021 samen met een ander opzettelijk een hoeveelheid verdovende middelen aanwezig heeft gehad.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
Feit 1
zij op meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 21 augustus 2021 tot en met 2september 2021 te Purmerend, telkens tezamen en in vereniging met een ander, telkens opzettelijk heeft afgeleverd en verstrekt aan [naam] , een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne,
Feit 2
zij op 2 september 2021 te Purmerend, , tezamen en in vereniging met een andere, opzettelijk aanwezig heeft gehad
- ( A) ongeveer 30 wikkels/ponypacks (15,54 gram), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en
- ( B) ongeveer 15 wikkels/ponypacks (10,50 gram), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en
- € 11,65 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en
- ( D) ongeveer 61 wikkels (41,28 gram), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/o€(E) ongeveer 6,47 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en
- ( F) ongeveer 9,45 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en
- ( G) 218 wikkels (113,12 gram), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en
- ( H) 208 tabletten (90,04 gram), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA (3,4-methyleendioxymethamfetamine) en
- ( I) 62 tabletten (20,25 gram), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA (3,4-methyleendioxymethamfetamine) en
- ( J) 5 tabletten (1,81 gram), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA (3,4-methyleendioxymethamfetamine) en
- ( K) 2 tabletten (0,77 gram), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA (3,4-methyleendioxymethamfetamine) en
- ( L) 2 tabletten (0,83 gram), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA (3,4-methyleendioxymethamfetamine) en
- ( M) een zak met kristallen (161,14 gram), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA (3,4-methyleendioxymethamfetamine),
Hetgeen aan de verdachte onder meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
Feit 2:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar alsmede tot een taakstraf van 240 uur, met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Zij heeft haar tijd in voorarrest als bijzonder zwaar ervaren. Zij was toen hoogzwanger. De reclassering acht het risico op recidive laag. Zij adviseren geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf, omdat de verdachte dan haar baan en woning kwijtraakt. De verdachte is inmiddels onder behandeling bij de Waag. Zij is een alleenstaande moeder met de zorg voor een jong kind. De raadsvrouw heeft verzocht om aan de verdachte een taakstraf op te leggen en een eventuele gevangenisstraf geheel voorwaardelijk op te leggen.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich, samen met haar broer, schuldig gemaakt aan de handel in cocaïne. Tevens had de verdachte een hoeveelheid van ruim 300 gram aan cocaïne, amfetamine en MDMA/MDA voorhanden in haar woning. De verdachte is hierdoor medeverantwoordelijk voor de nadelige effecten die het gebruik van verdovende middelen veroorzaakt. Daarbij is van belang dat cocaïne een stof is die sterk verslavend werkt en schadelijk is voor de gezondheid. Voorts is het een feit van algemene bekendheid dat verslaafden in de regel vermogensdelicten plegen om in hun gebruik te kunnen voorzien.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 7 juni 2022, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest.
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 28 juni 2022 van [reclasseringswerker] als reclasseringswerkster verbonden aan Reclassering Nederland.
Uit dit rapport blijkt onder meer het volgende:
De reclassering acht het risico op recidive, letselschade en onttrekking laag. De verdachte is niet eerder met justitie in aanraking gekomen en er is sprake van stabiliteit op de meeste leefgebieden. Daarnaast lijkt het justitiecontact en de gevolgen die dit heeft gehad een emotioneel zware impact te hebben gehad. De verdachte lijkt in staat om recidive op eigen kracht te kunnen voorkomen, onder andere door de aanwezige beschermende factoren.
De reclassering ziet enige contra-indicaties voor het opleggen van een gevangenisstraf. Het behouden van beschermende factoren is in algemene zin een belangrijke factor om recidive te kunnen voorkomen. De verdachte draagt daarnaast deels de zorg voor haar vier maanden oude baby. De aanhouding en preventieve hechtenis is traumatisch geweest voor de verdachte, hetgeen forensisch polikliniek de Waag aan de reclassering heeft bevestigd.
De rechtbank heeft bij de persoon van de verdachte nog het volgende overwogen. De rol van de verdachte waardeert de rechtbank als kleiner dan die van de medeverdachte, nu de harddrugs in haar woning heeft ondergebracht en een meer sturende rol in het geheel heeft gehad. Het is aannemelijk dat de verdachte uit loyaliteit en vertrouwen jegens haar broer heeft gehandeld. Daarbij weegt de rechtbank in het voordeel van de verdachte mee dat de bewezenverklaarde feiten een relatief korte periode bestrijken. De verdachte heeft haar spijt betuigd. Voor de verwerking van de periode dat zij in voorarrest heeft gezeten en om meer assertiviteit te ontwikkelen, volgt zij een behandeling bij de Waag.
Gelet op de aard en de ernst van de feiten acht de rechtbank in beginsel een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Daarin is bij de hoeveelheid (tussen de 200 en 500 gram) waar deze zaak betrekking op heeft als uitgangspunt vermeld een gevangenisstraf van twee maanden en voor het handelen van drugs in een periode van minder dan een maand een gevangenisstraf van drie maanden. Nu de feiten sterk met elkaar samenhangen, zal de rechtbank dat ten voordele van de verdachte verdisconteren in de strafmaat.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden aanleiding bestaat bij de straftoemeting af te wijken van de landelijke oriëntatiepunten en een lagere straf op te leggen dan door de officier van justitie is gevorderd.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat aan de verdachte een vrijheidsbenemende straf van één maand, maar dan geheel voorwaardelijk moet worden opgelegd, met een proeftijd van twee jaar.
Daarnaast acht de rechtbank een taakstraf van 120 uur passend en geboden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.

7.Beslissing ten aanzien van het beslag

vermogensmaatregel
De rechtbank is van oordeel dat de onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
1. STK Verdovende Middelen (Omschrijving: G1293537, Cocaïne en crack)
2. 3 STK Zak (Omschrijving: G1293543, bijz.h. 3 bundels plastic verpakkingszakjes klein)
3. 1 STK Zak (Omschrijving: G1293551, bijz.h. 1 bundel met circa 75 gripzakjes)
4. 1 STK Zak (Omschrijving: G1293553, bijz.h. 1 bundel verpakkingszakjes plastic groot)
5. 3 STK Weegschaal (Omschrijving: G1293555, bijz.h. merken bevatten resten wit poeder)
6. 2 STK Mes (Omschrijving: G1293556, bijz.h. bevatten resten wit poeder)
7. 2 STK Schaar (Omschrijving: G1293557, bijz.h. bevatten resten wit poeder)
8. 4 STK Enveloppe (Omschrijving: G1293567 bijz.h. 4 lege wikkels)
9. 1 STK Sticker (Omschrijving: G1293568, bijz.h. bundel plaketiketten, bev. witte poederresten)
10. 1 STK Wapen (Omschrijving: G1293545, zwart)
11. 1 STK Patroonhouder (Omschrijving: G1293546, geladen, afkomstig uit het vuurwapen)
12. 1 STK Munitie (Omschrijving: G1293547, bijz.h. Tictac doosje met patronen)
13. 1 STK Munitie (Omschrijving: G1293548, bijz.h. Losse patronen elders door rech. aangetroffen in de woning)
14. 28,66 GR Verdovende Middelen (Omschrijving: G1293565, Hennep)
15. 208 STK Pillen (Omschrijving: G1293570 bijz.h. aangetroffen in een zwarte doos, paars)
16. 62 STK Pillen (Omschrijving: G1293571, roze)
17. 218 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: G1293574, bijz.h. 218 wikkels aangetroffen met verm. cocaïne)
18. 2 STK Pillen (Omschrijving: G1293572, grijs)
19. 5 STK Pil (Omschrijving: G1293573, beige)
20. 2 STK Pillen (Omschrijving: G1293577, oranje)
21. 3 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: G1293579, bijz.h. 3 zakjes met Amfetamine, geel)
22. 1 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: G1293588, bijz.h. verm. crystal meth)
23. 1 ZAK Poeder (Omschrijving: G1293594, wit)
25. 1 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: G1293609, bijz.h. Brok amfetamine met gruis)
dienen te worden onttrokken aan het verkeer.
Deze voorwerpen behoren de verdachte toe en zijn aangetroffen bij gelegenheid van het onderzoek naar de door haar begane feiten. Deze voorwerpen kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten en tevens is het ongecontroleerde bezit van voormelde in beslag genomen voorwerpen in strijd met het algemeen belang.
Overige beslissing
De officier van justitie heeft gevorderd dat het onder de verdachte in beslag genomen geld verbeurd dient te worden verklaard, nu dit verband houdt met de strafbare feiten.
De rechtbank is van oordeel dat het onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten het inbeslaggenomen geldbedrag van 1.025 euro
dient te worden teruggegeven aan de verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier niet is gebleken dat de verdachte enig geldbedrag heeft ontvangen voor het handelen in en het in bezit hebben van de drugs.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36d, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht,
artikel 2 en 10 van de Opiumwet.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
1 (één) maand.
Beveelt dat deze gevangenisstraf
nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Veroordeelt de verdachte tot het verrichten van
120 (honderdtwintig) urentaakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 60 dagen hechtenis.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht, met dien verstande dat voor elke dag die de verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht twee uren taakstraf, subsidiair één dag hechtenis, in mindering worden gebracht.
Onttrekt aan het verkeer:
1. STK Verdovende Middelen (Omschrijving: G1293537, Cocaïne en crack)
2. 3 STK Zak (Omschrijving: G1293543, bijz.h. 3 bundels plastic verpakkingszakjes klein)
3. 1 STK Zak (Omschrijving: G1293551, bijz.h. 1 bundel met circa 75 gripzakjes)
4. 1 STK Zak (Omschrijving: G1293553, bijz.h. 1 bundel verpakkingszakjes plastic groot)
5. 3 STK Weegschaal (Omschrijving: G1293555, bijz.h. merken bevatten resten wit poeder)
6. 2 STK Mes (Omschrijving: G1293556, bijz.h. bevatten resten wit poeder)
7. 2 STK Schaar (Omschrijving: G1293557, bijz.h. bevatten resten wit poeder)
8. 4 STK Enveloppe (Omschrijving: G1293567 bijz.h. 4 lege wikkels)
9. 1 STK Sticker (Omschrijving: G1293568, bijz.h. bundel plaketiketten, bev. witte poederresten)
10. 1 STK Wapen (Omschrijving: G1293545, zwart)
11. 1 STK Patroonhouder (Omschrijving: G1293546, geladen, afkomstig uit het vuurwapen)
12. 1 STK Munitie (Omschrijving: G1293547, bijz.h. Tictac doosje met patronen)
13. 1 STK Munitie (Omschrijving: G1293548, bijz.h. Losse patronen elders door rech. aangetroffen in de woning)
14. 28,66 GR Verdovende Middelen (Omschrijving: G1293565, Hennep)
15. 208 STK Pillen (Omschrijving: G1293570 bijz.h. aangetroffen in een zwarte doos, paars)
16. 62 STK Pillen (Omschrijving: G1293571, roze)
17. 218 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: G1293574, bijz.h. 218 wikkels aangetroffen met verm. cocaïne)
18. 2 STK Pillen (Omschrijving: G1293572, grijs)
19. 5 STK Pil (Omschrijving: G1293573, beige)
20. 2 STK Pillen (Omschrijving: G1293577, oranje)
21. 3 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: G1293579, bijz.h. 3 zakjes met Amfetamine, geel)
22. 1 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: G1293588, bijz.h. verm. crystal meth)
23. 1 ZAK Poeder (Omschrijving: G1293594, wit)
25. 1 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: G1293609, bijz.h. Brok amfetamine met gruis)
Gelast de teruggave aan de verdachte van:
24. 1025 EUR.
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.J. Roos, voorzitter,
mrs. M. Visser en D.J. Straathof, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. J.E. Lee,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 26 juli 2022.
Mr. M. Visser en mr. D.J. Straathof is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.