Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Tenlastelegging
2.Voorvragen
3.Beoordeling van het bewijs
Ten aanzien van feit 2 heeft de verdediging zich gerefereerd, behalve voor wat betreft het ten laste gelegde medeplegen. De verdediging verzoekt de verdachte daarvan vrij te spreken. De zus van verdachte ontkent bekendheid met de aanwezigheid van de in de tenlastelegging beschreven substanties. Andere mogelijke medeplegers zijn binnen het onderzoek niet naar voren gekomen.
De rechtbank acht het door de raadsman aangedragen scenario van DNA-overdracht, onder de door hem geschetste omstandigheden of anderszins, niet aannemelijk. Daarbij betrekt de rechtbank dat het DNA van de verdachte onder meer op de binnenzijde van de loop van het vuurwapen is aangetroffen, terwijl dit vuurwapen zich bevond in een tas in de onderste doos. De verklaring van de verdachte dat hij niet op de hoogte was van de aanwezigheid van het vuurwapen en de munitie in de tas acht de rechtbank daarom hoogst onaannemelijk. De tas is aangetroffen in de plastic doos, die door de verdachte zelf in de woning van de medeverdachte is neergezet en waaruit hij zelf spullen heeft gehaald. De rechtbank is van oordeel dat de verdachte wist dat het wapen en de munitie daar lag en dat hij beschikkingsmacht had over het vuurwapen en de munitie. Het vuurwapen en de munitie zijn immers aangetroffen in de door de verdachte in de woning neergezette plastic dozen. De verdachte had een sleutel van de woning van de medeverdachte en heeft verklaard daar regelmatig aanwezig te zijn geweest. De rechtbank is daarom van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat het wapen door de verdachte daar werd bewaard en de verdachte aldus op 2 september 2021 een vuurwapen en munitie voorhanden heeft gehad.
4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten
5.Strafbaarheid van verdachte
6.Motivering van de sanctie
7.Toepasselijke wettelijke voorschriften
8.Beslissing
180 (honderdtachtig) dagen.
79 (negenenzeventig) dagen nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
180 urentaakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 90 dagen hechtenis.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum