In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 18 juli 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 9 april 2022 te Schiphol opzettelijk ongeveer 15 kilo MDMA buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht. De verdachte, geboren in 1998 en thans gedetineerd, werd beschuldigd van het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. Tijdens de zitting op 4 juli 2022 heeft de officier van justitie, mr. L. Rienks, gevorderd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. G.A.J. Purperhart, heeft geen verweren gevoerd ten aanzien van het bewijs. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging.
De rechtbank heeft de bewijsmiddelen beoordeeld en vastgesteld dat de verdachte op Schiphol twee koffers heeft ingecheckt, waarin 15.038,5 gram MDMA was aangetroffen. De verdachte verklaarde dat hij door een man, aangeduid als [naam 1], was gevraagd om de koffers naar Spanje te brengen, waarvoor hij 2.000 euro per koffer zou ontvangen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich bewust was van de aanmerkelijke kans dat hij een illegale stof vervoerde, wat voorwaardelijk opzet op de uitvoer van MDMA opleverde.
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden, rekening houdend met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn jeugdige leeftijd en de omstandigheden van zijn detentie. De rechtbank heeft de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in mindering gebracht op de opgelegde straf. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op de zitting.