ECLI:NL:RBNHO:2022:6605

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 juli 2022
Publicatiedatum
28 juli 2022
Zaaknummer
15/710015-18 (P)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van oplichting en verduistering na gebrek aan bewijs in strafzaak

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, is de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten van oplichting en verduistering. De zaak vond plaats op 18 juli 2022, na een openbare terechtzitting op 4 juli 2022. De verdachte was beschuldigd van het aannemen van een valse naam en het bedrieglijk verkrijgen van geld van meerdere personen, met een totaalbedrag van 17.205 euro. De officier van justitie vorderde vrijspraak van het primair ten laste gelegde feit en bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde feit, zonder oplegging van straf. De verdediging pleitte voor integrale vrijspraak wegens gebrek aan bewijs.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. Na beoordeling van de bewijsstukken en de verklaringen van de betrokken partijen, concludeerde de rechtbank dat er onvoldoende wettig bewijs was om de verdachte te veroordelen voor de primair en subsidiair ten laste gelegde feiten. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de aangever niet voldoende steun vonden in het dossier, en dat het enkele feit dat de verdachte geldbedragen had opgenomen bij geldautomaten en casino’s niet voldoende was om tot een veroordeling te komen.

Daarom heeft de rechtbank besloten om de verdachte vrij te spreken van alle ten laste gelegde feiten. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op de zitting.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlemmermeer
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/710015-18 (P)
Uitspraakdatum: 18 juli 2022
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
4 juli 2022 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1959 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het [adres]
.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. W.M. van der Most en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman, mr. J.B.J.G.M. Schyns, advocaat te Venlo, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Primair
hij in of omstreeks de periode van 7 maart 2013 tot en met 26 mei 2014 in de gemeente(n) Haarlemmermeer en/of Zandvoort, althans in Nederland met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [naam 1] en/of [naam 2] en/of [naam 3] heeft bewogen tot de afgifte van 17.205 Euro, althans een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid zich voorgedaan als bonafide inkoper van luchtvrachten en/of als bonafide bemiddelaar in (de) logistieke dienstverlening en/of als bonafide tussenpersoon in de aan- en verkoop van kaarten voor diverse (voetbal)evenementen en/of dat hij aan aangever heeft voorgehouden dat er grote druk ligt op het kopen van de kaarten, waardoor die [naam 1] en/of [naam 2] en/of [naam 3] werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte.
Subsidiair
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij in of omstreeks de periode van 7 maart 2013 tot en met 26 mei 2014 in de gemeente(n) Haarlemmermeer en/of Zandvoort en/of Noordwijk en/of Sassenheim en/of Dordrecht en/of Heemstede en/of Abcoude en/of Roermond en/of Alkmaar en/of Venlo en/of Valkenburg, althans in Nederland, opzettelijk 17.205 euro, althans een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam 1] en/of [naam 2] en/of [naam 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk(e) goed(eren) verdachte anders dan door misdrijf, te weten (bonafide) inkoper van luchtvrachten en/of als (bonafide) bemiddelaar in (de) logistieke dienstverlening en/of als (bonafide) tussenpersoon in de aan- en verkoop van kaarten voor diverse (voetbal)evenementen, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Standpunten van partijen

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het primair ten laste gelegde feit en tot bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde feit.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde feit schuldig zal worden verklaard zonder oplegging van een straf of maatregel.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte integraal van het aan hem ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken wegens een gebrek aan bewijs.
3.3
Vrijspraak
Met de raadsman en officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen wat primair aan de verdachte ten laste is gelegd, nu niet is gebleken dat de verdachte enige oplichtingshandeling heeft verricht.
Met betrekking tot het subsidiair ten laste gelegde feit overweegt de rechtbank als volgt. Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank af dat in het kader van een samenwerking tussen aangever en de verdachte geldbedragen door de aangever zijn gestort op de bankrekening van de verdachte. De verklaring van de aangever, inhoudende dat deze geldbedragen vervolgens wederrechtelijk zijn toegeëigend door de verdachte, vindt geen steun in het dossier. Het enkele gegeven dat in de ten laste gelegde periode niet lang na ontvangst van door aangever overgeboekte bedragen (kleinere) geldbedragen bij geldautomaten en casino’s zijn opgenomen door de verdachte, zoals onder meer blijkt uit het proces-verbaal van bevindingen van de Financial Intelligence Unit (FIU), is hiervoor onvoldoende.
De rechtbank concludeert dat het dossier onvoldoende wettig bewijs bevat om de primair en subsidiair ten laste gelegde feiten bewezen te verklaren. De rechtbank zal de verdachte daarom vrijspreken.

4.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan de verdacht is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Visser, voorzitter,
mr. E. Broekhof en mr. P.A. Hesselink, rechters,
in tegenwoordigheid van griffiers mr M.T. Sluis en mr. H.S. Singeling,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 18 juli 2022.