Op 18 juli 2022 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 2 april 2022 op Schiphol 3,4 kilogram heroïne had ingevoerd. De verdachte, geboren in 1965 en thans gedetineerd, werd beschuldigd van opzettelijke invoer van heroïne, een middel dat onder de Opiumwet valt. De officier van justitie, mr. J.A. Huibers, vorderde bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. A.L. Louwerse, pleitte voor vrijspraak op basis van het ontbreken van opzet.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in de vervolging. Tijdens de zitting op 4 juli 2022 werd het bewijs besproken, waarbij de rechtbank concludeerde dat de verdachte op de hoogte was van de kans dat er verdovende middelen in zijn bagage zaten. De verdachte had een koffer aangenomen zonder deze te controleren, wat leidde tot de conclusie dat hij voorwaardelijk opzet had op de invoer van de heroïne.
De rechtbank oordeelde dat de verdachte schuldig was aan het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en legde een gevangenisstraf van 30 maanden op. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de hoeveelheid heroïne en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die niet eerder voor een strafbaar feit was veroordeeld. De uitspraak werd gedaan in tegenwoordigheid van de griffiers en is openbaar gemaakt.