ECLI:NL:RBNHO:2022:6570

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 juni 2022
Publicatiedatum
27 juli 2022
Zaaknummer
C/15/327355 / KG ZA 22-184
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot staken werkzaamheden als osteopaat op grond van overeengekomen concurrentiebeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 30 juni 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een besloten vennootschap (eiseres) en een gedaagde die werkzaam was als osteopaat. Eiseres vorderde dat gedaagde zou worden verboden om zijn werkzaamheden als osteopaat voort te zetten binnen een straal van 10 kilometer van de vestigingen van eiseres, op grond van een concurrentiebeding in de maatschapsovereenkomst. Eiseres stelde dat gedaagde het concurrentiebeding had geschonden door zijn eigen praktijk te starten en patiënten van eiseres weg te lokken.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat gedaagde voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de behandelingen van een osteopaat wezenlijk verschillen van die van een fysiotherapeut, en dat hij het concurrentiebeding niet heeft geschonden. De voorzieningenrechter heeft het Haviltex-criterium toegepast om de uitleg van het concurrentiebeding te beoordelen. Het feit dat gedaagde als osteopaat werkt, valt niet onder het concurrentiebeding dat specifiek gericht is op fysiotherapie. Bovendien is niet aangetoond dat gedaagde als fysiotherapeut werkzaam is of dat hij daadwerkelijk concurrentie aandoet aan eiseres.

De vorderingen van eiseres zijn afgewezen, en eiseres is veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige uitleg van concurrentiebedingen en de noodzaak om concrete bewijzen te leveren voor claims van concurrentie.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
Zittingsplaats Alkmaar
zaaknummer / rolnummer: C/15/327355 / KG ZA 22-184
Vonnis in kort geding van 30 juni 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseres,
advocaat: mr. H.F. Dijkstra te Purmerend,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. J.S.M. Brouwer (DAS Rechtsbijstand).
Partijen worden hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 1 juni 2022, met 8 producties
  • de brief van de zijde van [gedaagde] van 14 juni 2022, met 24 producties
  • de mondelinge behandeling van 16 juni 2022
  • de pleitnota van [eiseres]
  • de pleitnota van [gedaagde] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Uitgangspunten

2.1.
Partijen zijn met ingang van 1 oktober 2012 een maatschap aangegaan, onder de naam Fysiotherapie Plato. Hierin werd een praktijk voor fysiotherapie geëxploiteerd, met vestigingen te Volendam en te Heerhugowaard. Op deze locaties is ook gevestigd Sport- en Gezondheidscentrum Plato (verder: gezondheidscentrum Plato). De heer [bestuurder eiseres] (verder: [bestuurder eiseres] ) is via de vennootschap Kinema Holding B.V. (waarvan hij enig aandeelhouder en bestuurder is) bestuurder van [eiseres] en gezondheidscentrum Plato.
2.2.
In de tussen partijen gesloten schriftelijke maatschapsovereenkomst is in artikel 3 bepaald dat zij ieder de maatschap kunnen beëindigen door opzegging met inachtneming van een opzegtermijn van 3 maanden tegen het einde van het boekjaar. In artikel 4 is bepaald dat iedere maat zijn kennis, arbeid en vlijt, relaties en vergunningen inbrengt. In artikel 7 is bepaald dat [gedaagde] verantwoordelijk is voor het dagelijkse management en dat [eiseres] “
meer als aandeelhouder [zal] fungeren en zich zo min als mogelijk met de operationele gang van zaken [zal] bemoeien.”.
2.3.
Verder is in artikel 17 van de maatschapsovereenkomst het volgende concurrentie-beding opgenomen: “
Lid 1: Het is maat 2 [voorzieningenrechter: [gedaagde] ] verboden tijdens de duur van de maatschap bij een andere onderneming werkzaam te zijn of daarbij rechtstreeks betrokken te zijn, behoudens schriftelijke toestemming van de andere maat. Hierbij uitgezonderd het bedrijf [xxx] (…) waarvoor de maatschap declaraties/facturaties uitvoert. (…).
Lid 2: Bij uittreding uit de maatschap door één der maten, terwijl de andere maat de onderneming voortzet, zal het aan de uitgetreden maat verboden zijn gedurende 1 jaar na uittreden en binnen een kring, met de maatschap als middelpunt en met een straal van 10 kilometer, een soortgelijke onderneming als die der maatschap uit te oefenen of te doen uitoefenen, bij een zodanige onderneming werkzaam ofwel rechtstreeks of zijdelings betrokken te zijn.”.
2.4.
Eind 2014 is [bestuurder eiseres] naar [land] verhuisd. Sedertdien is hij eenmaal per maand gedurende enkele dagen in Nederland om als chiropractor in de praktijk van [eiseres] patiënten te behandelen, en voorts verblijft [bestuurder eiseres] gedurende de zomervakantie in Nederland.
2.5.
Bij e-mail van 8 september 2022 aan [bestuurder eiseres] heeft [gedaagde] de maatschap opgezegd per 1 januari 2022, waarbij hij heeft medegedeeld dat hij per die datum als osteopaat in zijn eigen praktijk te Edam werkzaam zal zijn.
2.6.
Bij brief van 1 december 2021 heeft de advocaat van [bestuurder eiseres] (mede namens [eiseres] en gezondheidscentrum Plato) aan [gedaagde] geschreven: :
“(…) Uw mededeling dat u een eigen praktijk gaat voeren op het aangegeven adres is in strijd met artikel 17 van de maatschapsovereenkomst. (…) Uw activiteiten aldaar vallen onder dezelfde SBI-code als die de maatschap heeft. Gelet op de aard van de voorgenomen activiteiten zal de doelgroep hetzelfde zijn als de maatschap heeft. Er zal zeker sprake zijn van concurrentie. (…) Ik verzoek u met kracht van sommatie om te bevestigen dat u (…) uw voorgenomen praktijk niet zult vestigen binnen een straal van 10 kilometer van de praktijk in Volendam en (…) te Heerhugowaard. Ten slotte vertelde cliënte mij dat u doende bent om werknemers van cliënte over te halen om bij u in dienst te treden. Ik wijs erop dat alle medewerkers een non-concurrentiebeding hebben. (…) Uw voornemen om werknemers van cliënte in dienst te nemen, is onrechtmatig zowel jegens cliënte als jegens de betreffende medewerkers (…)”.
2.7.
Bij brief van zijn gemachtigde van 8 december 2021 heeft [gedaagde] aan de advocaat van [bestuurder eiseres] geschreven: “(…)
Uw cliënte, althans de heer [bestuurder eiseres] , heeft in december 2014 besloten naar [land] te vertrekken. Zijn inbreng werd daardoor bijna nihil en daar heeft cliënt hem meermalen op aangesproken. Cliënt heeft aangegeven de praktijk over te willen nemen, maar ook mogelijkheden voorgehouden van overname, inclusief het gezondheidscentrum, door of met andere medewerkers. (…) Cliënt heeft uiteindelijk zelf de beslissing moeten nemen (…) de maatschap per 1 januari 2022 te verlaten. (…) Cliënt gaat per 1 januari 2022 een eigen praktijk starten waarin hij als osteopaat gaat werken. (…) Osteopathie betreft een andere behandelvorm dan fysiotherapie (…). Overigens is het opmerkelijk dat uw cliënt zich beroept op het concurrentiebeding. Cliënt is immers de afgelopen 7 jaar degene geweest die patiënten heeft aangetrokken en behandeld, terwijl uw cliënt in [land] zat. Ten slotte heeft uw cliënt u niet juist geïnformeerd over de reden van eventueel vertrek van medewerkers (…). Cliënt haalt niemand over, maar de medewerkers wensen zelf te vertrekken, met niet in de laatste plaats als oorzaak het ontbreken van een band met uw cliënt. (…). Ik verzoek uw cliënt middels deze brief om mee te werken aan de overdracht en afwikkeling, zodat de samenwerking in der minne kan worden beëindigd.”.
2.8.
Tussen partijen is nader gecorrespondeerd, waarbij de advocaat van [bestuurder eiseres] bij brief van 2 februari 2022 [gedaagde] heeft gesommeerd tot betaling van boetes van totaal € 100.000,- en het staken van zijn werkzaamheden in gezondheidscentrum B-Balanced.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert samengevat – dat de voorzieningenrechter [gedaagde] zal veroordelen om binnen een straal van 10 kilometer van de vestigingen van [eiseres] zijn activiteiten als fysiotherapeut en osteopaat en betrokkenheid bij een onderneming met soortgelijke activiteiten als die van Fysiotherapie Plato, te staken en gestaakt te houden en voorts alle uitlatingen op de website B-Balanced te verwijderen en verwijderd te houden, op straffe van verbeurte van een dwangsom en met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
Daartoe stelt [eiseres] – zakelijk weergegeven – het volgende. Het door [gedaagde] opgerichte gezondheidscentrum B-Balanced is een kopie van de praktijken van [eiseres] /Fysiotherapie Plato en ligt binnen een straal van 10 kilometer hiervan. Het is ongeloofwaardig dat [gedaagde] zijn werkzaamheden daar beperkt tot osteopathie. [gedaagde] staat nog steeds als fysiotherapeut in het BIG-register en op de website van B-Balanced wordt vermeld dat [gedaagde] fysiotherapeut is en als zodanig behandelingen aan het bewegingsapparaat doet. Sinds het vertrek van [gedaagde] zijn vrijwel alle patiënten van [eiseres] verdwenen, deze zijn niet naar andere fysiotherapeuten in Edam-Volendam gegaan. Dat rechtvaardigt de conclusie dat vrijwel het gehele klantenbestand zich bij [gedaagde] bevindt. Voor zover [gedaagde] alleen als osteopaat werkt geldt dat het om soortgelijke werkzaamheden gaat en dat de doelgroep hetzelfde is omdat fysiotherapie en osteopathie een grote overlap hebben. Ook staat osteopathie rechtstreeks in concurrentie met de activiteiten van [eiseres] , aangezien dit onder dezelfde SBI code (alternatieve genezers) valt. Verder heeft [gedaagde] twee baliemedewerkers uit een vestiging gezondheidscentrum Plato meegenomen en onder meer een acupuncturist benaderd om bij hem praktijk te houden. [gedaagde] holt willens en wetens de onderneming van [eiseres] /Fysiotherapie Plato uit en handelt in strijd met het tussen partijen overeengekomen concurrentiebeding.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
In deze zaak draait het in de kern om de vraag of de osteopatiepraktijk van [gedaagde] onder het overeengekomen concurrentiebeding valt. [gedaagde] is van mening dat dat niet het geval is.
4.2.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat het concurrentiebeding zoals opgenomen in artikel 17 van de maatschapsovereenkomst moet worden uitgelegd volgens het Haviltex-criterium, wat inhoudt dat bij beantwoording van de vraag hoe de bepalingen in dit artikel moeten worden uitgelegd het niet (alleen) aankomt op een zuiver taalkundige uitleg van de bepaling maar op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
4.3.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat lid 2 van artikel 17 van de maatschapsovereenkomst moet worden gelezen in combinatie met het bepaalde in lid 1 van dat artikel en dat lid 2 daarom beperkt moeten worden uitgelegd, in die zin dat [gedaagde] hieruit heeft mogen begrijpen dat het hem tijdens de duur van de maatschap niet is toegestaan om bij een ander bedrijf dan Fysiotherapie Plato betrokken te zijn en dat hij na zijn uittreden uit de maatschap (gedurende één jaar en binnen een straal van 10 kilometer van de vestigingen van Fysiotherapie Plato) niet elders als fysiotherapeut werkzaam mag zijn of bij een maatschap van fysiotherapie.
4.4.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft [gedaagde] in dit kort geding voldoende aannemelijk gemaakt dat de behandelingen van een osteopaat verschillen van de behandelingen van een fysiotherapeut. Weliswaar behandelen beide therapeuten klachten van het bewegingsapparaat, maar de wijze waarop dat gebeurt verschilt fundamenteel. Kort gezegd behandelt een fysiotherapeut de klachten lokaal, terwijl een osteopaat bij de behandeling voor de oorzaak van klacht naar het hele lichaam kijkt, waaronder ook het zenuwstelsel en organensysteem. Ook worden (deels) andere technieken toegepast. De indicaties en de doelgroepen zijn ook verschillend. Hieraan doet niet af dat de klachten van de patiënten deels soortgelijk zijn. Door zijn werkzaamheden als osteopaat schendt [gedaagde] het concurrentiebeding van artikel 17 lid 2 dus niet. Immers evenmin is aannemelijk gemaakt dat [gedaagde] ook als fysiotherapeut werkzaam is.
4.5.
Het feit dat Fysiotherapie Plato in het handelsregister mede de SBI (Standaard Bedrijfsindeling)-code 86919 (de code voor overige paramedische praktijken) heeft maakt dit niet anders. SBI codes worden door de Kamer van Koophandel toegekend op basis van de bedrijfsomschrijving. Het belang van een dergelijke code speelt bij het toekennen van vergunningen, het verstrekken van subsidies en statistieken. Deze code is derhalve niet van belang voor het antwoord op de vraag of [gedaagde] het concurrentiebeding overtreedt. Daarbij blijkt uit de door [gedaagde] overgelegde e-mail van 1 juni 2022 van een medewerker van de Kamer van Koophandel, dat die code in het kader van een `SBI-verbeteractie` automatisch is toegevoegd en houdt de SBI-code verband met de chiropractie-activiteit van [eiseres] op de vestiging van Fysiotherapie Plato.
4.6.
Verder overweegt de voorzieningenrechter dat [gedaagde] niet is toegetreden tot een maatschap van fysiotherapie en dat het enkele feit dat de maatschap Fysiotherapie Plato gevestigd was in een gezondheidscentrum Plato niet met zich brengt dat [gedaagde] niet werkzaam mag zijn in een ander gezondheidscentrum. Ook in dit opzicht heeft [gedaagde] het concurrentie-beding dus niet geschonden.
4.7.
Daarnaast is de voorzieningenrechter niet gebleken dat [gedaagde] Fysiotherapie Plato feitelijk concurrentie aandoet en daarmee onrechtmatig jegens haar en/of [eiseres] handelt. Zoals hiervoor reeds overwogen onder 4.4. is immers niet aannemelijk gemaakt dat [gedaagde] ook als fysiotherapeut werkzaam is in het gezondheidscentrum B-Balanced. Verder heeft [gedaagde] gemotiveerd weersproken dat hij patiënten van Fysiotherapie Plato weglokt. [eiseres] heeft dat ook niet met concrete gegevens onderbouwd. Daarbij komt dat [gedaagde] een plausibele verklaring voor het teruglopen van het aantal patiënten van Fysiotherapie Plato heeft gegeven. Volgens [gedaagde] zijn bij zijn vertrek alle fysiotherapeutisch behandelde patiënten in Fysiotherapie Plato achtergebleven, maar is bij gezondheidscentrum Plato een aantal fysiotherapeuten weggegaan vanwege het beleid (althans het gebrek daaraan) van [bestuurder eiseres] . De enige in gezondheidscentrum Plato overgebleven fysiotherapeut kan de hoeveelheid patiënten niet aan en dat betekent ook dat [gedaagde] vanuit zijn osteopathie-praktijk geen patiënten voor fysiotherapie naar gezondheidscentrum Plato kan verwijzen. De patiënten gaan daarom naar één van de andere 65 fysiotherapeuten in de regio Volendam, aldus [gedaagde] . [gedaagde] betwist voorts dat hij baliemedewerkers van gezondheidscentrum Plato heeft weggelokt, onder overlegging van schriftelijke verklaringen van de betreffende medewerkers. Uit deze verklaringen blijkt dat deze medewerkers langere tijd ontevreden waren over de werkomstandigheden in het gezondheidscentrum en de communicatie met [bestuurder eiseres] en dat zij om die reden zelf hebben besloten om ontslag te nemen. [eiseres] heeft haar stellingen daartegenover niet nader onderbouwd, zodat de vordering ook op dit punt ongegrond is.
4.8.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de vorderingen van [eiseres] afgewezen moeten worden. [eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
weigert de gevraagde voorzieningen;
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van [gedaagde] begroot op € 86,- voor verschotten en op € 1.016,- voor salaris advocaat;
5.3.
verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Blokland en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier op 30 juni 2022. [1]

Voetnoten

1.type: NB