In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 14 januari 2022 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige. De zaak betreft [minderjarige], die onder toezicht is gesteld vanwege de problematiek van zijn moeder. De moeder heeft in de afgelopen periode positieve stappen gezet in haar persoonlijke ontwikkeling, waaronder het succesvol afronden van een EMDR-behandeling en het verkrijgen van een schuldsaneringsregeling. Ondanks deze positieve ontwikkelingen, heeft de gecertificeerde instelling (GI) verzocht om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen, omdat de moeder nog niet in staat zou zijn om een stabiele opvoedomgeving te bieden.
De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren en heeft de moeder, de vader en de GI gehoord. De kinderrechter concludeert dat de ontwikkeling van [minderjarige] ernstig wordt bedreigd door de jarenlange problematiek van de moeder, maar dat de huidige situatie voldoende beheersbaar is met toezicht en begeleiding. De kinderrechter heeft daarom besloten de ondertoezichtstelling met twaalf maanden te verlengen, maar de machtiging tot uithuisplaatsing af te wijzen. De kinderrechter is van mening dat de moeder in staat is om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige] op zich te nemen, mits zij blijft samenwerken met de GI en de hulpverlening aanvaardt.
De kinderrechter heeft de GI in overweging gegeven om onderzoek te doen naar de thuissituatie van de moeder en het perspectiefbesluit te heroverwegen indien nodig. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 14 januari 2022.