In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 3 augustus 2022 een eindvonnis uitgesproken na acht eerdere tussenvonnissen. De zaak betreft een vordering van [eiser] tegen Euro Insurances LTD, naar aanleiding van een verkeersongeval dat plaatsvond op 6 maart 2008. De rechtbank heeft de schadeposten voor huishoudelijke hulp en zelfwerkzaamheid schattenderwijs begroot. De rechtbank heeft vastgesteld dat voor de verschenen kosten van huishoudelijke hulp 2,4 uur per week kan worden berekend tegen een uurtarief van € 15,-, met een totaalbedrag van € 24.453,- voor een periode van 14 jaar en twee maanden. Voor de toekomstige kosten van huishoudelijke hulp is een bedrag van € 45.593,- toegewezen, waarbij de rechtbank rekening heeft gehouden met een eindleeftijd van 70 jaar en een rekenrente van 0% voor de eerste vijf jaar.
Wat betreft de zelfwerkzaamheid heeft de rechtbank vastgesteld dat 50% van de gevraagde vergoeding terecht is, met een schatting van € 4.000,- voor de verschenen schade en € 10.000,- voor de toekomstige schade. De rechtbank heeft uiteindelijk de totale schadevergoeding vastgesteld op € 102.831,70, waarvan € 50.000,- al als voorschot was voldaan. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Euro Insurances is aansprakelijk verklaard voor de schade die [eiser] heeft geleden als gevolg van het verkeersongeval, en moet een bedrag van € 52.831,70 aan [eiser] betalen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 17 juli 2014.