ECLI:NL:RBNHO:2022:6526

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
27 juli 2022
Publicatiedatum
26 juli 2022
Zaaknummer
C/15/324761 / HA ZA 22-96
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident vordering tot vrijwaring in civiele procedure met betrekking tot schadevergoeding

Op 27 juli 2022 heeft de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, een vonnis gewezen in een incident in een civiele procedure. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. S.K. Tuithof, vordert in de hoofdzaak een schadevergoeding van € 115.814,21 van de gedaagde, die handelt onder de naam AMD IMPRO AUTOMOTIVE en wordt vertegenwoordigd door advocaat mr. P.A.J.M. Lodestijn. De eiser stelt dat de gedaagde schade heeft toegebracht aan zijn Audi R8, die in beheer was bij de gedaagde voor reparaties. In het incident vordert de gedaagde dat Ciere Investments B.V. in vrijwaring wordt opgeroepen, omdat zij stelt dat Ciere de feitelijke wederpartij is bij de overeenkomst van opdracht en niet de eiser. De gedaagde betoogt dat de opdracht is gegeven in een driepartijengesprek en dat Ciere akkoord heeft gegeven op de opdracht en de prijs, en dat de betaling ook door Ciere is verricht.

De rechtbank heeft de vordering tot vrijwaring afgewezen, omdat de gedaagde onvoldoende belang heeft bij de oproeping van Ciere. De rechtbank oordeelt dat als de gedaagde in de hoofdzaak succesvol is in het verweer dat de eiser niet de wederpartij is, dit zou leiden tot niet-ontvankelijkheid van de eiser of afwijzing van zijn vordering, waardoor er geen nadelige beslissing voor de gedaagde zou volgen. De gedaagde wordt veroordeeld in de proceskosten van het incident, die aan de zijde van de eiser zijn begroot op € 563,00. De zaak wordt verwezen naar de rol van 7 september 2022 voor conclusie van antwoord in reconventie, waarbij verdere beslissingen worden aangehouden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/324761 / HA ZA 22-96
Vonnis in incident van 27 juli 2022
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaats 1],
eiser in conventie in de hoofdzaak,
verweerder in voorwaardelijke reconventie in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
advocaat mr. S.K. Tuithof te Haarlem,
tegen
[gedaagde],
handelend onder de naam AMD IMPRO AUTOMOTIVE,
wonende te [plaats 2],
gedaagde in conventie in de hoofdzaak,
eiser in voorwaardelijke reconventie in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
advocaat mr. P.A.J.M. Lodestijn te Nijmegen.
Partijen zullen hierna [eiser] en AMD genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties
  • de conclusie van antwoord tevens houdende een vrijwaringsincident en een voorwaardelijke eis in reconventie met producties
  • de conclusie van antwoord in het vrijwaringsincident ex art. 210 Rv
  • de akte houdende overlegging producties van de zijde van AMD
  • de akte uitlating in het vrijwaringsincident ex art. 210 Rv met producties van de zijde van [eiser]
  • de antwoordakte in het vrijwaringsincident van de zijde van AMD.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De beoordeling in het incident

2.1.
In de hoofdzaak vordert [eiser] van betaling van een bedrag van € 115.814,21 te vermeerderen met wettelijke handelsrente, proceskosten en nakosten.
Hij stelt dat AMD schade aan zijn Audi R8 heeft toegebracht die op dat moment bij AMD in beheer was in verband met reparaties.
2.2.
In het incident vordert AMD dat hem wordt toegestaan Ciere Investments B.V. , gevestigd te Voorschoten (hierna: Ciere) in vrijwaring op te roepen. Hij stelt dat feitelijk niet [eiser] maar Ciere zijn wederpartij is bij deze overeenkomst van opdracht. Hij stelt dat de opdracht is gegeven in een driepartijengesprek waarbij naast hijzelf, [eiser] en Ciere aanwezig waren en dat Ciere akkoord gaf op de opdracht en de genoemde prijs. Hij wijst er op dat ook de betaling is verricht door Ciere. AMD stelt primair dat [eiser] dan ook niet ontvankelijk verklaardmoet worden in zijn vordering. Subsidiair stelt AMD dat als [eiser] zich in deze procedure zou willen presenteren als een derde die schadevergoeding vordert, in dat geval geldt dat Ciere AMD op grond van artikel 10 sub f van de toepasselijke ZIPtuning-voorwaarden heeft gevrijwaard voor dergelijke schade.
2.3.
[eiser] voert verweer. Hij betwist nadrukkelijk dat niet hij maar Ciere de opdracht zou hebben gegeven aan AMD.
2.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
2.5.
Voor toewijzing van een incidentele vordering tot vrijwaring is vereist dat de gewaarborgde zich beroept op een rechtsverhouding met een derde, die meebrengt dat die derde verplicht is om de nadelige gevolgen van de beslissing in de hoofdzaak tegen de gewaarborgde te dragen. Het bestaan van die rechtsverhouding behoeft in het vrijwaringsincident niet te worden aangetoond.
2.6.
AMD legt aan haar vordering ten grondslag dat niet [eiser] haar wederpartij is geweest bij de overeenkomst van opdracht, maar Ciere en dat, voor het geval [eiser] zich presenteert als een derde die schadevergoeding vordert, Ciere op basis van artikel 10 f van de op de opdracht toepasselijke algemene voorwaarden, de ZIPtuning-voorwaarden, gehouden is om AMD bij toewijzing van enig bedrag in de hoofdzaak te vrijwaren voor de nadelige gevolgen van een dergelijke beslissing.
2.7.
Als echter in de hoofdzaak het verweer van AMD dat niet [eiser] maar Ciere haar wederpartij is geweest bij de opdracht zou slagen, zou dat betekenen dat [eiser] niet-ontvankelijk verklaard zal worden dan wel dat zijn vordering zal worden afgewezen. Daarmee is de zaak afgedaan en volgt er geen voor AMD nadelige beslissing.
Daarom wordt geoordeeld dat AMD onvoldoende belang heeft bij de oproeping van Ciere in vrijwaring. De incidentele vordering zal worden afgewezen, omdat de aangevoerde gronden die vordering niet kunnen dragen.
2.8.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld, tot op heden aan de zijde van [eiser] begroot op € 563,00 aan salaris van de advocaat.

3.De beslissing

De rechtbank
in het incident
3.1.
wijst het gevorderde af,
3.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van een bedrag van € 563,00,
3.3.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in de hoofdzaak
3.4.
verwijst de zaak naar de rol van 7 september 2022 voor conclusie van antwoord in reconventie;
3.5.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H. Schotman en in het openbaar uitgesproken op 27 juli 2022. [1]

Voetnoten

1.type: 1155