ECLI:NL:RBNHO:2022:6493

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 juli 2022
Publicatiedatum
25 juli 2022
Zaaknummer
9582281 \ CV EXPL 21-8373
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over leningsovereenkomst tussen ex-schoonvader en ex-schoondochter met betrekking tot stacaravan

In deze zaak gaat het om een geschil tussen een ex-schoonvader en ex-schoondochter over de vraag of er een leningsovereenkomst is gesloten voor de aanschaf van een stacaravan ter waarde van € 12.000,-. De eiser, de ex-schoonvader, heeft op 7 december 2021 een vordering ingesteld tegen de gedaagde, zijn ex-schoondochter, die in persoon procedeerde. De gedaagde heeft schriftelijk geantwoord en op 2 juni 2022 heeft een zitting plaatsgevonden.

De eiser stelt dat hij een bedrag van € 12.000,- heeft geleend aan de gedaagde voor de aankoop van de stacaravan, maar de gedaagde betwist dit en voert aan dat de stacaravan aan haar ex-man, de heer X, toebehoorde en dat deze in het echtscheidingsconvenant is geregeld. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen schriftelijke leningsovereenkomst is en dat de WhatsApp-berichten die de eiser aanvoert als bewijs, niet voldoende zijn om de lening te onderbouwen. De kantonrechter concludeert dat de eiser niet heeft aangetoond dat er een leningsovereenkomst is gesloten.

De vordering van de eiser wordt afgewezen en de proceskosten worden aan de eiser opgelegd, aangezien hij in het ongelijk is gesteld. De gedaagde heeft geen proceskosten gemaakt, omdat zij in persoon heeft geprocedeerd. Het vonnis is op 13 juli 2022 uitgesproken door de kantonrechter in het openbaar.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9582281 \ CV EXPL 21-8373
Uitspraakdatum: 13 juli 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser]
wonende te [Woonplaats]
eiser
verder te noemen: [eiser]
gemachtigde: Juristu Incassodiensten B.V.
tegen
[gedaagde]
wonende te [Woonplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
procederend in persoon
de zaak in het kort:
Geschil tussen ex-schoonvader en ex-schoondochter over de vraag of partijen een leningsovereenkomst met betrekking tot de aanschaf van een stacaravan voor een bedrag van
€ 12.000,- met elkaar zijn overeengekomen.

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser] heeft bij dagvaarding van 7 december 2021 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Op 2 juni 2022 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] en [de heer X] (hierna: [de heer X] ) zijn ex-gehuwden van elkaar.
2.2.
[eiser] is de vader van [de heer X] en de ex-schoonvader van [gedaagde] .
2.3.
Op 14 juli 2020 heeft het volgende WhatsApp-gesprek tussen [de heer X] en [gedaagde] plaatsgevonden:
[11:57 door [de heer X] ]: 12000 rond zijn ze ook mee eens nu.. mag ik d’r dan van uit gaan dat de convenant ook door gaat..
[11:57 door [de heer X] ]: Zo ja dan stuur ik m in namelijk
hoorwel
[13:21 door [gedaagde] : Ja stuur maar op. En dat geldt krijgen je ouders zodra alles rond is met ons.
2.4.
Hierna heeft het volgende WhatsApp-gesprek tussen [de heer X] en [gedaagde] plaatsgevonden:
[11:02 door [de heer X] ]: Als aan mij ligt kryg je die
[11:03 door [de heer X] ]: Kwam je nog langs of..
[11:50 door [de heer X] : Heb net ma aan de lijn gehad.. zijn bereid wagen te verkopen voor 12.500 is helft van de schuld en waarde die open staat hoorwel
[11:51 door [gedaagde] ]:1200
[11:52 door [gedaagde] ]: Ik ga nu auto rijden
2.5.
Op 28 september 2020 zijn [gedaagde] en [de heer X] een echtscheidingsconvenant overeengekomen.
2.6.
[eiser] heeft zijn vordering met betrekking tot de betaling van € 12.000,- ter incasso uit handen gegeven aan Juristu Incassodiensten B.V., waarna laatstgenoemde [gedaagde] bij brief van 24 februari 2021 in gebreke heeft gesteld en hierna [gedaagde] diverse aanmaningen heeft verstuurd.

3.De vordering

3.1.
[eiser] vordert om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen tot betaling van € 12.000,- in hoofdsom te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2019 tot de dag der algehele voldoening en te vermeerderen met de buitengerechtelijke incassokosten ter hoogte van € 1.082,95. Dit alles met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten en de nakosten.
3.2.
[eiser] legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat hij aan [gedaagde] een bedrag van € 12.000,- heeft geleend voor de aanschaf van zijn stacaravan. Ondanks daartoe te zijn aangemaand, is [gedaagde] tekortgeschoten in de op haar rustende betalingsverplichting. Vanwege die tekortkoming is [gedaagde] , naast de wettelijke rente, gehouden tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagde] betwist dat zij een lening voor een bedrag van € 12.000,- met [eiser] is aangegaan. Zij voert aan – samengevat – dat [de heer X] eigenaar was van de stacaravan en deze in de echtscheidingsprocedure aan haar is toebedeeld.

5.De beoordeling

5.1.
Tussen partijen is in geschil of zij een leningsovereenkomst met elkaar zijn overeengekomen en of [gedaagde] in dit kader een bedrag van € 12.000,- aan [eiser] verschuldigd is.
5.2.
De kantonrechter stelt voorop dat een lening inhoudt dat een geldbedrag door een partij wordt verstrekt aan een andere partij op voorwaarde dat het later terug wordt betaald. De bewijslast dat de lening tussen partijen is gesloten, ligt bij [eiser] .
5.3.
Van een schriftelijke leningsovereenkomst tussen [eiser] en [gedaagde] is de kantonrechter niet gebleken. Voor de onderbouwing van de lening verwijst [eiser] naar de WhatsApp-berichten die onder de feiten (2.4. en 2.5.) zijn weergegeven. Partijen zijn het erover eens dat deze WhatsApp-berichten tussen de ex-partners hebben plaatsgevonden.
[gedaagde] heeft hiertegen aangevoerd dat deze berichten achterhaald zijn en er in de periode na juli 2020 andere afspraken tussen de ex-partners zijn gemaakt, die vervolgens in september 2020 in het echtscheidingsconvenant zijn vastgelegd. [gedaagde] heeft tijdens de zitting het volgende naar voren gebracht. Volgens [gedaagde] was [de heer X] eigenaar van de stacaravan en is de koopovereenkomst van de stacaravan ook door [de heer X] ondertekend. [de heer X] heeft de stacaravan verkregen met een voorschot op een erfenis. [gedaagde] heeft verder aangevoerd dat zij met haar ex-partner in het definitieve echtscheidingsconvenant, die met behulp van een echtscheidingsmediator is opgesteld, de afspraak heeft gemaakt dat hij de echtelijke woning voor de helft van de WOZ-waarde van [gedaagde] mocht overkopen en [gedaagde] in ruil hiervoor het eigendom van de stacaravan kreeg. Door [eiser] is niet weersproken dat [de heer X] eigenaar van de stacaravan was en dat het eigendom van de stacaravan in het echtscheidingsconvenant is geregeld.
5.4.
De kantonrechter is van oordeel dat het bestaan van een leningsovereenkomst tussen partijen niet is komen vast te staan. Zoals eerder overwogen, is voor een lening vereist dat een geldbedrag door een partij aan een andere partij wordt verstrekt. Niet is vast komen te staan dat [gedaagde] geld van [eiser] heeft ontvangen. [eiser] heeft in dit kader gesteld dat dit geldbedrag geleend is voor de aanschaf van zijn stacaravan. Nu vast is komen te staan [de heer X] eigenaar van de stacaravan was en dat het eigendom van de stacaravan in de echtscheidingsconvenant is geregeld, wordt deze stelling van [eiser] niet gevolgd. Het had op de weg van [eiser] gelegen om inhoudelijk op de stellingen van [gedaagde] te reageren en bewijs van de lening te verschaffen. Dit is niet gebeurd. De enkele verwijzing naar de WhatsApp-berichten ter onderbouwing van de lening, terwijl deze berichten twee maanden vóór het overeengekomen echtscheidingsconvenant zijn gestuurd, is onvoldoende om vast te stellen dat partijen daadwerkelijk een lening met elkaar zijn overeengekomen.
De conclusie is dan ook dat de kantonrechter de vordering van [eiser] zal afwijzen.
5.5.
De proceskosten komen voor rekening van [eiser] , omdat hij in het ongelijk wordt gesteld. [gedaagde] heeft in persoon geprocedeerd en is daarmee niet door een professionele gemachtigde bijgestaan. Om die reden worden haar proceskosten tot en met vandaag vastgesteld op nihil.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [gedaagde] tot en met vandaag vaststelt op nihil;
6.3.
verklaart dit vonnis, voor zover de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.I.V. Scherpenhuijsen Rom en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter