ECLI:NL:RBNHO:2022:6463

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 juli 2022
Publicatiedatum
25 juli 2022
Zaaknummer
15.088793.22 (P)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van katalysatoren door meerdere verdachten met vrijspraak voor één feit

Op 25 juli 2022 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van drie diefstallen van katalysatoren van Toyota Prius voertuigen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen op verschillende data en locaties, waaronder Eindhoven, Arnhem, Wageningen en Opheusden, katalysatoren heeft gestolen door middel van braak en verbreking. De officier van justitie vorderde een gevangenisstraf van dertien maanden, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte voor één van de feiten, gepleegd op 5 april 2022, niet wettig en overtuigend kon worden bewezen, en sprak hem daarvan vrij. Voor de andere feiten werd de verdachte echter wel schuldig bevonden. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van acht maanden, rekening houdend met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte geen inzicht had getoond in de ernst van zijn daden en geen verantwoordelijkheid nam voor zijn handelen. Daarnaast werden er vorderingen van benadeelde partijen behandeld, waarbij de rechtbank de vordering van één benadeelde partij toewijsde en de andere niet-ontvankelijk verklaarde. De rechtbank besloot ook tot verbeurdverklaring van de in beslag genomen voorwerpen die verband hielden met de diefstallen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Haarlemmermeer
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15.088793.22 (P)
Uitspraakdatum: 25 juli 2022
Tegenspraak
Verkort vonnis (artikel 138b Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 11 juli 2022 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1997 te [geboorteplaats] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd in [detentieadres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. R. Funke Küpper, en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman, mr. F.M.R. Ilahibaks, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Verdachte wordt - samengevat - verweten dat hij viermaal samen met één of meer anderen een katalysator van een auto heeft gestolen.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
feit 1
hij op of omstreeks 5 april 2022 te Eindhoven tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, één katalysator van een Toyota Prius (gekentekend [kenteken 1] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
feit 2
hij in of omstreeks de periode van 26 januari 2022 tot en met 27 januari 2022 te Opheusden, gemeente Neder-Betuwe tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, één katalysator van een Toyota Prius (gekentekend [kenteken 2] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 2] ),
in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
feit 3
hij in of omstreeks de periode van 26 januari 2022 tot en met 27 januari 2022 te Arnhem tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, één katalysator van een Toyota Prius (gekentekend [kenteken 3] ), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
feit 4
hij op of omstreeks 27 januari 2022 te Wageningen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, één katalysator van een Toyota Prius (gekentekend [kenteken 4] ), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Inleiding

De Landelijke Eenheid van de politie heeft onderzoek gedaan naar diefstallen van katalysatoren van auto’s. Uit analyse bleek dat twee personen, genaamd: [verdachte] , geboren op [geboortedatum] (hierna: [verdachte] ) en [medeverdachte 1] , geboren op [geboortedatum] , (hierna: [medeverdachte 1] ) veelvuldig voorkomen in de politie informatiesystemen als verdachten van diefstal van katalysatoren van motorvoertuigen, of als betrokken bij verdachte situaties met betrekking tot dit thema.
Zij maken gebruik van verschillende voertuigen, namelijk een Mercedes S500 met het Bulgaarse kenteken [kenteken 5] en een BMW 535-serie, met het Bulgaarse kenteken [kenteken 6] . Deze voertuigen zijn met toestemming van de Officier van Justitie op 23 januari 2022 en 24 januari 2022 voorzien van een niet-registrerend baken. Tevens werd de Mercedes nogmaals, op 8 maart 2022 voorzien van een baken en werd een Audi, voorzien van het Bulgaarse kenteken [kenteken 7] , op 20 maart 2022 voorzien van een peilbaken.
Op 27 januari 2022 is [verdachte] samen met drie andere verdachten ( [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] ) in Renkum aangehouden in de hiervoor genoemde Mercedes.

4.Beoordeling van het bewijs

4.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 tot en met 4 tenlastegelegde feiten. Daartoe heeft zij onder meer aangevoerd dat sprake is van een modus operandi die bevestiging vindt in de door haar gepresenteerde bewijsmiddelen. Op grond van de camerabeelden, observaties, baken- en telecomgegevens wordt duidelijk dat voorafgaand aan de diefstallen wordt gezocht naar geschikte voertuigen van het merk en type Toyota Prius. Later keren de verdachten terug om in de nacht de katalysator weg te nemen. Het voertuig van de verdachten wordt verderop uit het zicht geparkeerd. De bestuurder blijft in het voertuig en de anderen staan op de uitkijk en demonteren de katalysator. Daarna gaan ze ofwel weg met de gestolen katalysator ofwel verstoppen zij deze tijdelijk. De verdachten zijn door verbalisanten herkend op camerabeelden op basis van hun uiterlijke kenmerken, zoals postuur en kleding. Bij de aanhouding van de verdachten is in de personenauto gereedschap aangetroffen dat geschikt is voor het wegnemen van een uitlaat. Geen van de verdachten heeft een aannemelijke verklaring gegeven voor hun nachtelijke aanwezigheid in de omgeving van de diefstallen of voor het rijden van onlogische routes.
4.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte bij gebrek aan bewijs dient te worden vrijgesproken van alle hem tenlastegelegde feiten. Hij heeft daartoe onder meer aangevoerd dat het bewijs met name gestoeld is op herkenningen van de verdachte op camerabeelden en dat deze herkenningen als onbetrouwbaar van het bewijs dienen te worden uitgesloten. De verdachte wordt alleen herkend op basis van zijn schoenen, terwijl heel veel mensen dergelijke schoenen dragen.
4.3
Oordeel van de rechtbank
4.3.1
Vrijspraak feit 1 (diefstal 5 april 2022 te Eindhoven)De rechtbank is met de raadsman van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard hetgeen de verdachte onder 1 ten laste is gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.
Van de betreffende katalysatordiefstal op 5 april 2022 zijn camerabeelden waarop twee daders te zien zijn. Eén van de twee daders is op basis van de beelden door twee verbalisanten herkend als zijnde de verdachte. Hiertegen is verweer gevoerd door de raadsman.
De rechtbank dient de bewijskracht van de herkenningen te beoordelen. Daarbij stelt de rechtbank voorop dat enigszins behoedzaam moet worden omgegaan met herkenningen en bij de waardering van de bewijskracht daarvan. Dit geldt temeer indien deze herkenningen het enige of doorslaggevende bewijsmiddel vormen waaruit de betrokkenheid van een verdachte bij de tenlastegelegde feiten kan blijken, zoals hier het geval is.
Er bestaat bij de rechtbank geen aanleiding om eraan te twijfelen dat de verbalisanten op correcte wijze verslag hebben gedaan van hun waarnemingen. Zij hebben verklaard de verdachte op de beelden te herkennen.
Bij de beoordeling van het bewijs is in deze zaak van doorslaggevend belang of de herkenningen voldoende zijn verantwoord in de processtukken om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Bij die verantwoording speelt een rol op welke wijze de verbalisanten de herkenningen hebben beschreven en toegelicht. Daarbij is onder meer van belang onder welke omstandigheden, wanneer en met welke frequentie de waarnemer de door hem herkende persoon eerder heeft gezien.
Daarnaast komt betekenis toe aan geboden inzicht in die herkenningen door toevoeging van stilstaande dan wel bewegende beelden aan het dossier. Voor de beoordeling van die verantwoording aan de hand van (camera)beelden is onder meer van belang in hoeverre op deze beelden voldoende duidelijke, specifieke en onderscheidende persoonskenmerken zichtbaar zijn. Of hiervan sprake is hangt af van de kwaliteit van de beelden.
De rechtbank stelt vast dat de verbalisanten hebben toegelicht hoe zij de verdachte kennen, in welke
settingszij hem hebben ontmoet en waaraan zij hem hebben herkend op de beelden. In zoverre is de verantwoording toereikend.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van de bewegende camerabeelden en heeft geconstateerd dat sprake is van onscherpe beelden die zijn opgenomen in het donker en in regenachtige omstandigheden met hinder door tegenlicht van straatverlichting. Bovendien zijn de daders grotendeels op afstand of van de achterzijde zichtbaar. Voor de neutrale waarnemer zijn weinig specifieke persoonskenmerken zichtbaar.
Naar het oordeel van de rechtbank dragen deze omstandigheden op te beperkte wijze bij aan inzicht in de herkenningen en in de wijze waarop deze tot stand zijn gekomen. Er komt aan de herkenningen dan ook onvoldoende bewijskracht toe om tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde in één van de varianten te komen. De verdachte zal daarom worden vrijgesproken.
4.3.2
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die zullen worden opgenomen in een aanvulling indien een rechtsmiddel tegen dit vonnis wordt ingesteld.
4.3.3
Bewijsmotivering feiten 2, 3 en 4 (diefstallen op 26 en/of 27 januari 2022)
Ten aanzien van de onder 2, 3 en 4 tenlastegelegde feiten kan op grond van de bewijsmiddelen in het dossier onder meer het volgende worden vastgesteld. In de nacht van 26 op 27 januari 2022 is in Arnhem, Wageningen en Opheusden bij drie auto’s van het merk en type Toyota Prius de katalysator gestolen door deze onder de auto’s los te slijpen of te snijden. In Arnhem en Wageningen zijn delen van deze katalysatoren teruggevonden in heggen in de directe omgeving.
De Mercedes S500 met het Bulgaarse kenteken [kenteken 5] is blijkens de bakengegevens rondom de tijdstippen van de diefstallen in de directe omgeving van de drie pleegplaatsen geweest. De diefstallen zijn gepleegd in een tijdsbestek van ongeveer twee uren. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij in de nacht van 27 januari 2022 samen met anderen, te weten de personen met wie hij is aangehouden, in de Mercedes heeft gezeten en rond gereden.
Uit camerabeelden nabij de pleegplaatsen in Arnhem en Opheusden blijkt dat twee mannen met een tas vanuit de richting van de locatie waar de Mercedes moet hebben gestaan in de richting van de Toyota Prius zijn gelopen en later weer richting de Mercedes zijn teruggelopen. In Opheusden is op de beelden ook te zien dat deze mannen handelingen aan de Toyota Prius hebben verricht. Ten aanzien van de diefstal in Wageningen heeft getuige [getuige] verklaard dat hij onder andere heeft gezien dat twee mannen bezig waren met de Toyota Prius en dat hij kort daarna vermoedelijk een Mercedes Sedan heeft gezien.
[medeverdachte 2] en [verdachte] waren die nacht twee van de vier inzittenden van de Mercedes S500. Zij zijn samen met twee anderen rond 04:10 uur in de Mercedes aangetroffen in Renkum en vervolgens aangehouden.
Bij de doorzoeking is in de Mercedes onder andere een extra krik en een pijpensnijder aangetroffen. Bovendien zijn in de telefoons van onder anderen [medeverdachte 2] en [verdachte] berichten aangetroffen waarbij op dagen kort vóór de diefstallen locaties zijn gedeeld in de nabije omgeving van de pleegplaatsen of van het adres waar één van de auto’s van het type Prius stond geparkeerd. De verdachte heeft voor al deze belastende feiten en omstandigheden geen aannemelijke verklaring gegeven.
Gelet op deze feiten en omstandigheden, zoals blijkend uit de inhoud van de bewijsmiddelen, kan geen andere conclusie worden getrokken dan dat de verdachte in nauwe en bewuste samenwerking met anderen deze diefstallen heeft gepleegd. Daarmee acht de rechtbank de tenlastegelegde feiten onder 2, 3 en 4 bewezen. Het feit dat uit de gebezigde bewijsmiddelen niet blijkt van specifieke uitvoeringshandelingen van deze verdachte maakt dat niet anders.
De rechtbank zal deze feiten daarom bewezen verklaren.
4.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan, in die zin dat:
feit 2
hij omstreeks 27 januari 2022 te Opheusden, gemeente Neder-Betuwe, tezamen en in vereniging met anderen, één katalysator van een Toyota Prius, gekentekend [kenteken 2] , die aan [slachtoffer 2] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders dat weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van verbreking;
feit 3
hij omstreeks 27 januari 2022 te Arnhem tezamen en in vereniging met anderen, één katalysator van een Toyota Prius, gekentekend [kenteken 3] , die aan [slachtoffer 3] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders dat weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van verbreking;
feit 4
hij op 27 januari 2022 te Wageningen tezamen en in vereniging met anderen, één katalysator van een Toyota Prius, gekentekend [kenteken 4] , die aan [slachtoffer 4] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders dat weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van verbreking.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte onder 2, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

5.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van de feiten 2, 3 en 4:
diefstal, gepleegd door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking, meermalen gepleegd.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

6.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

7.Motivering van de sancties

7.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 13 maanden met aftrek van de tijd die de verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Ten aanzien van het beslag heeft zij gevorderd dat de onder 1 tot en met 7 op de beslaglijst genoemde voorwerpen (gereedschappen) verbeurd worden verklaard. Ten aanzien van de onder 8 tot en met 10 op de beslaglijst genoemde geldbedragen heeft zij toegelicht dat al is beslist dat deze aan de verdachte zullen worden geretourneerd.
De officier van justitie heeft voorts naar voren gebracht dat:
- de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] ten bedrage van € 100,- kan worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht (Sr);
- de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] door middel van schatting tot een bedrag van € 1000,- aan materiële schade kan worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. van artikel 36f Sr en dat de vordering voor het overige niet-ontvankelijk dient te worden verklaard wegens gebreken in de onderbouwing.
7.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de katalysatordiefstallen beschouwd moeten worden als metaaldiefstal of, als de rechtbank daar niet in meegaat, als auto-inbraken. Volgens de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) geldt daarvoor als uitgangspunt een gevangenisstraf van twee respectievelijk vier maanden. Ook als wordt uitgegaan van mobiel banditisme dient hooguit een gevangenisstraf opgelegd te worden die gelijk is aan het voorarrest al dan niet gecombineerd met een voorwaardelijk deel om recidive te voorkomen. De raadsman heeft verzocht de voorlopige hechtenis op te heffen bij eindvonnis, omdat er geen ernstige bezwaren zijn tegen de verdachte.
Ten aanzien van het beslag heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat alles aan de verdachte dient te worden geretourneerd, omdat het gereedschap niet in verband is gebracht met de diefstallen en er geen strafvorderlijk belang meer is om het beslag te laten voortduren.
Ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen heeft de raadsman primair bepleit dat deze in het geval van een vrijspraak niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard.
In het geval van een bewezenverklaring dient de vordering van [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk te worden verklaard, omdat een rechtstreeks verband tussen de gevorderde schade en het strafbare feit niet duidelijk is geworden en de vordering wegens de complexiteit ervan zich niet leent om in deze procedure te worden behandeld. Subsidiair dient de vordering te worden afgewezen omdat deze onvoldoende is geconcretiseerd. Meer subsidiair kan evenals bij de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] worden volstaan met vergoeding van een eigen risico van hooguit € 100,-.
7.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan de verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich in een tijdsbestek van één nacht samen met mededaders schuldig gemaakt aan drie diefstallen van katalysatoren, die door middel van verbreking zijn weggenomen onder personenauto’s. Na het wegnemen van de katalysatoren zijn de nietsvermoedende eigenaren gestuit op een zodanig defect aan hun auto dat deze onbruikbaar was en bleven zij achter met de schade. De verdachte heeft kennelijk om financiële motieven diefstallen gepleegd en daarmee de slachtoffers schade berokkend en overlast bezorgd. De verdachte heeft daarmee ook laten zien geen respect te hebben voor de eigendommen van anderen. De feiten zijn gepleegd met raffinement. Locaties van auto’s die doelwit waren werden tussen de daders gedeeld, hetgeen kennelijk het resultaat is van een voorverkenning. De gestolen katalysator werd verborgen, naar de rechtbank aanneemt, om deze later op te halen. Het spreekt in het nadeel van de verdachte dat hij geen inzicht heeft getoond in het kwalijke van wat hij heeft gedaan en geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn daden.
Gezien de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten is de rechtbank van oordeel dat – uit een oogpunt van normhandhaving en preventie – alleen een vrijheidsbenemende straf in aanmerking komt.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het strafblad van verdachte (gedateerd 3 juni 2022), waaruit blijkt dat de hij in Nederland niet eerder ter zake van vermogensdelicten is veroordeeld. In Duitsland is hij – zo heeft hij zelf ter zitting ook verklaard – aangehouden in verband met een door hem gepleegde poging tot katalysatordiefstal.
De op te leggen straf
De verdachte is in de nacht van 27 januari 2022 met zijn medeverdachten op strooptocht geweest. Zoals gememoreerd ging het om geraffineerde diefstallen. De waarde van de weggenomen goederen is aanzienlijk en de schade voor de eigenaren van de auto’s is groot.
De rechtbank acht een gevangenisstraf voor de duur van acht (8) maanden passend en geboden. Dit betreft een lagere straf dan door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank merkt daarover op dat de officier van justitie bij haar strafeis van dertien (13) maanden is uitgegaan van een bewezenverklaring van vier feiten. De rechtbank spreekt verdachte vrij van de diefstal gepleegd op 5 april 2022, en legt mede daarom een lagere straf op dan door de officier van justitie is geëist.
De tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering worden gebracht.
Voor toewijzing van het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis is, nu de ernstige bezwaren en gronden onverkort aanwezig zijn en gelet op de op te leggen straf, geen aanleiding, zodat het verzoek wordt afgewezen.
Tenuitvoerlegging
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.
7.4.
Bijkomende straf: verbeurdverklaring
De rechtbank is van oordeel dat de op de beslaglijst onder 1 tot en met 7 onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, dienen te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het voorwerpen zijn die tot het begaan van het bewezenverklaarde zijn bestemd.
8. Overige beslissingen omtrent in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen
De rechtbank overweegt dat geen oordeel van de rechtbank meer nodig is ten aanzien van de op de beslaglijst onder 8 tot en met 10 genoemde geldbedragen, nu de verdachte schriftelijk is geïnformeerd door de officier van justitie dat deze geldbedragen aan hem zullen worden teruggegeven.

9.Vorderingen benadeelde partijen

9.1.
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 5.000,- ingediend tegen de verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van het onder 2 ten laste gelegde feit zou hebben geleden.
De rechtbank is van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding vormt, zodat de benadeelde partij niet in zijn vordering zal kunnen worden ontvangen. Op grond van het dossier kan weliswaar worden vastgesteld dat de katalysator van de benadeelde partij is gestolen, maar wegens het ontbreken van een onderbouwing (met stukken) is vooralsnog onduidelijk hoe hoog de hierdoor geleden schade is. Ten aanzien van de vordering tot vergoeding van immateriële schade kan zonder nadere onderbouwing (met stukken) eveneens niet worden beoordeeld of deze vordering voor toewijzing in aanmerking komt.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in de vordering.
9.2.
Benadeelde partij [slachtoffer 4]
De benadeelde partij [slachtoffer 4] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 100,- ingediend tegen de verdachte wegens materiële schade die hij als gevolg van het onder 4 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit een eigen risico ten aanzien van de door de verzekering vergoede schade.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade rechtstreeks het gevolg is van het onder 4 bewezenverklaarde feit. De vordering zal derhalve hoofdelijk worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 27 januari 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien een medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 4 bewezenverklaarde handelen [kort gezegd: diefstal in vereniging met verbreking] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
33, 33a, 36f, 57, 311 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder 1 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 4.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder 2, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 2, 3 en 4 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 5. vermelde strafbare opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
acht (8) maanden.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd:
- 1 STK Slagmoersleutel (Omschrijving: 2677671, Rood, merk: Milwaukee)
- 1 STK Accu (Omschrijving: 2677672, Zwart, merk: Milwaukee)
- 1 STK Acculader (Omschrijving: 2677673, Rood, merk: Milwaukee)
- 1 STK Hendel van autokrik (Omschrijving: 2677674, Rood)
- 1 STK Schaar (Omschrijving: 2677675, Blauw)
- 1 STK Tang (Omschrijving: 2677677, Geel)
- 1 STK Verlengstuk moersleutel (Omschrijving: 2677679)
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in de vordering.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 4]geleden schade tot een bedrag van
€ 100,-als vergoeding voor de materiële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 27 januari 2022 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 4] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting. Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een medeverdachte is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 4] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 100,-, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 2 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 januari 2022 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een medeverdachte aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst af het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.M. Steinhaus, voorzitter,
mr. J.M. Jongkind en mr. S.W. van Kasbergen, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier, mr. L.P. van Os,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 25 juli 2022.
Mr. J.M. Jongkind en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.