ECLI:NL:RBNHO:2022:6420

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 juli 2022
Publicatiedatum
22 juli 2022
Zaaknummer
C/15/328233 / JU RK 22-781
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen in het kader van de ondertoezichtstelling

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 11 juli 2022 uitspraak gedaan over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De zaak betreft een verzoek van de gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermers, die de uithuisplaatsing van de kinderen voor de duur van de ondertoezichtstelling wilde verlengen. De ouders van de kinderen, de vader en de moeder, zijn beide betrokken bij de procedure en hebben advocaten ingeschakeld. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de communicatie tussen de ouders en de hulpverlening problematisch is en dat er zorgen zijn over de opvoedsituatie bij de vader. De Raad voor de Kinderbescherming heeft een rapport uitgebracht, maar is niet verschenen op de zitting. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de verlenging van de uithuisplaatsing noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de kinderen. De vader is verplicht om openheid te verschaffen over zijn thuissituatie en samen te werken met de hulpverlening. De machtiging tot uithuisplaatsing is verlengd tot 28 maart 2023.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Alkmaar
Zaaknummer: C/15/328233 / JU RK 22-781
Datum uitspraak: 11 juli 2022
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermers, hierna te noemen: de GI,
gevestigd te Amsterdam,
betreffende
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] te [plaats] , hierna te noemen: [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] te [plaats] , hierna te noemen: [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder], hierna te noemen: de moeder,
wonende te [plaats] , gemeente [gemeente] ,
advocaat: mr. M. van der Weide, kantoorhoudende te Alkmaar,
[de vader], hierna te noemen: de vader,
wonende te [plaats] ,
advocaat: mr. J.H.M. de Boer, kantoorhoudende te Alkmaar.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek met bijlagen van de GI van 20 mei 2022, ingekomen bij de griffie op 20 mei 2022;
- het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 3 mei 2022;
- de beschikking van deze rechtbank van 22 juni 2022;
- het verweerschrift van de advocaat van de vader, ingekomen bij de griffie op 6 juli 2022;
- het verweerschrift van de advocaat van de moeder, met bijlagen, ingekomen bij de griffie op 7 juli 2022;
- het emailbericht met bijlagen van de advocaat van de moeder, ingekomen bij de griffie op 11 juli 2022.
1.2.
Op 1 juli 2022 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Hierbij zijn verschenen en gehoord:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat, mr. J.H.M. de Boer;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat, mr. M. van der Weide;
- [vertegenwoordiger van de GI] , namens de GI.
1.3.
De Raad is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
1.4.
Gelijktijdig met deze zaak is behandeld het verzoek van de GI van 20 mei 2022, geregistreerd onder nummer C/15/328232/JU RK 22/780, tot het vaststellen/wijzigen van de verdeling van de zorg- en opvoedtaken.

2.De feiten

2.1.
Het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] wordt uitgeoefend door de ouders.
2.2.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] wonen bij de vader.
2.3.
Bij beschikking van 28 maart 2019 zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht gesteld. Deze maatregel is daarna steeds verlengd, laatstelijk bij beschikking van 21 maart 2022 tot 28 maart 2023.
2.4.
Door de meervoudige kamer is bij beschikking van 23 november 2021 de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verlengd tot 28 maart 2022. Daarbij heeft de meervoudige kamer de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) verzocht onderzoek te doen over de volgende vragen:
- Waar kunnen de kinderen het beste opgroeien?
- Welke zorgregeling met de andere ouder is het meest in het belang van de kinderen?
- Welke hulpverlening voor de ouders en/of de kinderen is noodzakelijk?
2.5.
Bij beschikking van 21 maart 2022 heeft de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing, die was verzocht voor de duur van de ondertoezichtstelling, voor beperkte duur verlengd omdat het rapport van de Raad nog niet was ontvangen. In deze beschikking heeft de kinderrechter verder aangegeven dat de zaak na ontvangst van het rapport van de Raad vanwege de complexiteit wederom door de meervoudige kamer wordt behandeld.
2.6.
Na ontvangst van het rapport van de Raad van 3 mei 2022 is door de rechtbank besloten om de zaak toch enkelvoudig af te handelen.
2.7.
Bij beschikking van 22 juni 2022 heeft de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing (ambtshalve) verlengd voor de duur van drie weken, tot 19 juli 2022. De beslissing op het meer verzochte is aangehouden tot de mondelinge behandeling op 11 juli 2022.

3.Het verzoek

3.1.
De GI heeft in haar verzoek van 20 mei 2022 verzocht de uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling.
3.2.
De GI verwijst voor de inhoudelijke onderbouwing naar het perspectiefbesluit dat op 2 november 2021 aan de meervoudige kamer van deze rechtbank is voorgelegd. Het perspectief met betrekking tot de moeder blijft voor de GI hetzelfde. De moeder heeft alle aangeboden kansen om aan haar reflectievermogen te werken en daardoor de zorgen bespreekbaar te maken, niet gegrepen. Het probleeminzicht en – besef bij de moeder ontbreekt tot op heden. De verwachting is niet dat dit binnen een aanvaardbare termijn zal veranderen. De GI concludeert dat er op dit moment onvoldoende basis is voor verder onderzoek naar een terugkeer naar huis. Het afgelopen halfjaar is het beeld ten aanzien van de moeder hetzelfde gebleven. De moeder zorgt voor veel ruis en onrust op het moment dat zorgen met haar besproken worden. Over de opvoedsituatie bij de vader benoemt de GI dat de zorgen het afgelopen jaar sterk zijn toegenomen. Dit hangt samen met uitspraken van de kinderen en de gedragspatronen van de vader. De vader uit zijn zorgen over vrijwel alle hulpverlening rondom de kinderen. Ook houdt hij de hulpverlening die de GI in het belang van de kinderen acht, buiten de deur. Zo is er al ruim vijftien weken geen zicht op de thuissituatie bij de vader en worden de kinderen niet afzonderlijk gesproken door de hulpverlening. Het is lastig om met de vader in contact te komen. Daarnaast ontstaat er een patroon waarbij de vader de omgang van de kinderen met de moeder afhoudt.
3.3.
De GI stelt vraagtekens bij de haalbaarheid van het op 3 mei 2022 uitgebrachte advies van de Raad. De Raad stelt in het rapport dat het voor een passend advies noodzakelijk is dat de ouders de hulpverleningstrajecten starten, zodat er van daaruit meer zicht komt op de mogelijkheden van beide ouders. Voor de GI is het duidelijk dat het perspectief van de kinderen niet bij de moeder ligt. De GI heeft gedurende anderhalf jaar de mogelijkheden van de moeder willen onderzoeken, door gesprekken aan te gaan, kaders te stellen en aan te dringen op persoonlijke hulpverlening. Dit is nooit van de grond gekomen, omdat de moeder er niet open voor stond. De verwachting van de GI is dat de houding van de moeder niet binnen een aanvaardbare termijn zal veranderen. Met betrekking tot het onderzoeken van de mogelijkheden van de vader geldt volgens de GI hetzelfde. Het lijkt erop dat het motief van de vader om mee te werken aan hulpverlening berust op het bewijzen van zijn onschuld, in plaats van het ontvangen van ondersteuning bij gedragsverandering. Dit zorgt er mede voor dat de GI op dit moment niet kan vaststellen dat het perspectief van de kinderen bij de vader ligt. De GI zal daarom advies gaan inwinnen bij [expert ouderonthechting] , expert ouderonthechting.
De GI is verder van mening dat het onderzoeken van parallel solo ouderschap, zoals de Raad adviseert, absoluut niet haalbaar is. De opvoedstijlen van de ouders staan lijnrecht tegenover elkaar en zij voeren al jaren een (juridische) strijd. Parallel solo ouderschap zou enkel ingezet kunnen worden om enkele duidelijke afspraken te maken. Het traject dat daar normaal gesproken aan vooraf gaat, zal waarschijnlijk niet haalbaar zijn. Hetzelfde geldt voor het SCHIPtraject, omdat bij dit traject de focus nog meer zal liggen op het onderzoeken van het eigen aandeel. De GI heeft de ouders begin 2021 al aangemeld voor SCHIP, maar deze opdracht werd vrijwel direct terug gegeven, omdat de kans van slagen onvoldoende was vanwege de problematische communicatie tussen de ouders. De GI acht het wenselijk om in te zetten op de doelstelling van de Raad om het vertrouwen tussen de ouders te vergroten. Helaas is dit niet haalbaar gebleken.
3.4.
Tijdens de zitting heeft de GI hier het volgende aan toegevoegd.
De opvoedondersteuner is inmiddels, ondanks een bekrachtigde schriftelijke aanwijzing, al geruime tijd niet bij de vader thuis geweest. Daardoor is er geen zicht op de situatie bij de vader thuis. Dit vindt de GI zorgelijk. Bij de moeder is nog steeds sprake van een gebrek aan probleeminzicht.
Het advies van de Raad heeft de GI enigszins verbaasd. Zo adviseert de Raad dat de vader de kinderen ongedwongen omgang moet gunnen met de moeder. Dit lijkt, gelet op de houding van de vader geen realistisch advies. Met betrekking tot de moeder ziet de GI ook dat de moeder tijdens de (deels begeleide) omgangsregeling goed op de kinderen reageert. Het is echter nog steeds niet mogelijk om met de moeder in gesprek te gaan en de moeder te laten reflecteren op zichzelf. De moeder wil ook niet in gesprek gaan met een sociaal psychiatrisch verpleegkundige. Het is voor de GI een lastige situatie, nu de beide ouders zorgen hebben over de ander en zij zich beiden hierin onvoldoende gehoord voelen.
De GI heeft inmiddels contact gehad met [expert ouderonthechting] in verband met de mogelijke ouderonthechting. Zij heeft helaas geen tijd om onderzoek te verrichten.
Ondanks dat er zorgen zijn over de situatie bij de vader thuis, is een verlenging van de uithuisplaatsing bij de vader op dit moment nog steeds het meest in het belang van de kinderen.

4.Het advies van de Raad

4.1.
De Raad heeft bij rapport van 3 mei 2022 advies uitgebracht. Dit advies is op de zitting door de Raad helaas niet nader toegelicht nu de Raad niet ter zitting is verschenen.
4.2.
Op grond van de beantwoording van de onderzoeksvragen welke betrekking hebben op de uithuisplaatsing van de kinderen, adviseert de Raad het volgende:
• Waar kunnen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] het beste opgroeien?
Het is op dit moment niet in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] om vast te stellen waar zij het beste kunnen opgroeien. Dit omdat beide opvoedingssituaties op het moment te kwetsbaar zijn. Er waren zorgen over moeder, die ertoe geleid hebben dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn verhuisd naar hun vader, echter nu zijn er ook zorgen over de situatie bij vader. De Raad acht het onverstandig om op dit moment de situatie van de kinderen opnieuw te wijzigen, omdat dit veel impact heeft, maar de Raad is wel van mening dat de mogelijkheid voor parallel ouderschap waarin de kinderen een evenredig deel van de tijd bij beide ouders verblijven, bekeken moet worden.
Ondanks het feit dat het opvoedbesluit/perspectiefbesluit wellicht overhaast is genomen, geeft de GI aan nog steeds van mening te zijn dat het niet haalbaar is dat de kinderen volledig terugkeren naar hun moeder. Echter gezien de toenemende zorgen over de opvoedsituatie en houding van vader, kan de Raad op dit moment niet vaststellen dat het perspectief van de kinderen bij vader ligt. Voor een passend advies is het noodzakelijk dat ouders de hulpverleningstrajecten starten opdat er vanuit daar meer zicht komt op de mogelijkheden van beide ouders.
• Welke hulpverlening voor de ouders en/of de kinderen is noodzakelijk?
De Raad acht het noodzakelijk dat er enerzijds door ouders individueel gewerkt dient te worden aan hun individuele problematiek en anderzijds dient te worden gewerkt aan het vergroten van het vertrouwen tussen ouders, het verbeteren van de communicatie en het bieden van psycho-educatie. Voor het vergroten van het vertrouwen tussen ouders zou de SCHIP methodiek geschikt kunnen zijn. Moeder dient te leren reflecteren via gesprekken bij haar psycholoog. Ook vader dient een individueel traject aan te gaan waarbij hij inzicht krijgt in wat het overbrengen van zijn zorgen en angsten betekent voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
Zoals al eerder aangegeven dient in de hulpverlening de focus op ouders te liggen en is het belangrijk voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] dat zij rust krijgen, maar ook dat zij weten geen schuld te hebben voor de ontstane situatie en dienen zij hiervoor geen verantwoordelijkheid te dragen.

5.Het standpunt van de belanghebbenden

5.1.
De
vaderheeft in zijn verweerschrift gesteld dat hij het eens is met de verlenging van de machtiging uithuisplaatsing. Het gaat goed gaat met de kinderen en zij doen het goed op school. De opvoedondersteuner is nooit de toegang tot zijn woning ontzegd, maar de vader heeft wel het vertrouwen in haar opgezegd. Hij heeft voorgesteld om een andere opvoedondersteuner in het gezin mee te laten kijken. De GI staat hier niet open voor. Verder is de vader van mening dat hij alle keren de omgang is nagekomen en dat hij nooit de omgang tussen de moeder en de kinderen heeft tegengehouden. De GI stelt ten onrechte dat de vader zijn angsten en wantrouwen richting de moeder overbrengt op de kinderen. De vader vindt het kwalijk dat de GI het standpunt heeft ingenomen, dat het motief van de vader om mee te werken aan de hulpverlening lijkt te berusten op het bewijzen van zijn onschuld in plaats van het ontvangen van ondersteuning.
Hij begrijpt niet waar dat op is gebaseerd. Met betrekking tot het raadsrapport merkt de vader op dat hij had gehoopt dat de Raad antwoord zou geven op de vraag waar de kinderen het beste kunnen opgroeien en welke hulpverlening voor de ouders/ kinderen noodzakelijk is. Dit is helaas niet het geval. De vader kan zich niet (volledig) vinden in het raadsrapport.
5.2.
Tijdens de zitting is door en namens de vader naar voren gebracht dat de opvoedondersteuner tijdens alle 33 huisbezoeken heeft geconstateerd dat het goed gaat thuis. De vader heeft inmiddels het vertrouwen in haar opgezegd omdat zij zijn vragen niet kon of wilde beantwoorden. De vader heeft veel bewijsmateriaal geleverd, maar de opvoedondersteuner en de GI reageren daar onvoldoende op. De vader wil niet samenwerken met en opvoedadviezen aannemen van een hulpverlener waar hij geen vertrouwen in heeft.
5.3.
Namens de
moederis verweer gevoerd tegen het verzoek. De moeder begrijpt niet dat de GI de beoordeling van de rechtbank en de Raad met betrekking tot het opvoedperspectief ongemotiveerd naast zich neerlegt. Daarnaast geeft de Raad ook aan dat de moeder moet kunnen werken aan haar opvoedersrol.
Ondank de zorgen over de situatie van de kinderen bij de vader, wordt er niet ingegrepen. Wel wordt getolereerd dat de vader niet meewerkt en dat hij geen zicht geeft op de situatie van de kinderen bij hem thuis. De vader heeft zich nog altijd niet gehouden aan de in maart 2022 door de rechtbank bekrachtigde schriftelijke aanwijzing.
Er zijn grote zorgen geuit over mogelijke oudervervreemding van de kant van de vader. Juist daarom is het van groot belang voor de kinderen dat de machtiging tot uithuisplaatsing niet langer verlengd wordt en dat een zorgregeling wordt bepaald waarbij [minderjarige 1] en [minderjarige 2] weer een voor een groot deel bij de moeder opgroeien. De moeder heeft tijdens de bezoekmomenten laten zien dat zij het goed doet met de kinderen.
De Raad vindt het onverstandig om de situatie van de kinderen bij de vader nu te wijzigen en de GI sluit daarbij aan. Hiermee wordt de zorgelijke situatie bij de vader dus in stand gehouden. De moeder begrijpt dit niet. De Raad zegt ook dat de ouders elkaar over en weer een volwaardige plaats en opvoedersrol in het leven van de kinderen moeten bieden.
Verlenging van de uithuisplaatsing tot het eind van de ondertoezichtstelling zal volgens de moeder juist bijdragen aan een ongewijzigde opstelling van de vader. De vader voelt zich gesterkt met zo’n lange uithuisplaatsing van de kinderen bij hem thuis. De moeder verzoekt het verzoek van de GI tot verlenging van de uithuisplaatsing van de kinderen af te wijzen.
5.4.
Tijdens de zitting is door en namens de moeder hieraan toegevoegd dat de GI vanaf het begin van de uithuisplaatsing niet de intentie heeft gehad om de kinderen bij de moeder terug te plaatsen. De moeder heeft geen vertrouwen in de huidige gezinsmanager. Omdat de Raad geen duidelijke uitspraak doet over het perspectief, blijft het standpunt van de GI ongewijzigd. Vanwege de uithuisplaatsing zegt de vader dat niet veilig is bij de moeder en wordt zij als een slechte moeder neergezet. Desgevraagd heeft de moeder verklaard dat zij gesprekken heeft met een psycholoog. Haar psycholoog wil niet dat de gegevens van de moeder gedeeld worden met de GI.

6.De beoordeling

6.1.
De rechtbank heeft bij beschikking van 22 juli 2022 (ambtshalve) de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 19 juli 2022 en het meer verzochte aangehouden. De rechtbank zal zich daarom nu nog uitspreken over het resterende deel van het verzoek, te weten de verlenging van de uithuisplaatsing van de kinderen voor de duur van de ondertoezichtstelling tot 28 maart 2023.
6.2.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat de verlenging van de uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek).
6.3.
De kinderrechter constateert - ook gedurende de zitting - dat de communicatie tussen de ouders onderling nog steeds volstrekt onvoldoende is. En ook de verstandhouding tussen de ouders enerzijds en de GI anderzijds is niet goed. Op de zitting is duidelijk geworden dat de beide ouders twijfelen aan de professionaliteit van de hulpverlening. Bij de vader heeft dit er onder andere toe geleid dat hij een lijvige reactie heeft geschreven op het raadsrapport. Ook heeft de vader vele vragen gesteld aan de GI en stelt hij eisen aan de manier waarop de GI hierop reageert. Het gevolg is dat de opvoedondersteuner al geruime tijd geen zicht heeft op de situatie bij de vader thuis. De moeder stelt op haar beurt ook eisen aan de GI en wenst niet mee te werken aan de door de GI noodzakelijk geachte hulpverlening.
Duidelijk is dat door de starre houding van de beide ouders een impasse is ontstaan en dat de kinderen hier de dupe van zijn. [minderjarige 2] en [minderjarige 1] groeien op met twee ouders die niet in staat lijken te zijn om hun eigen belang opzij te zetten en het belang van hun kinderen voorop te stellen. De ouders richten zich voortdurend op de in hun ogen gebrekkige hulpverlening. Dit werkt verlammend en contraproductief.
Zowel de vader als de moeder legt de schuld voor (het voortduren van) de situatie volledig buiten zichzelf. Het raadsrapport heeft daarin geen verandering gebracht. De rechtbank onderschrijft het advies van de Raad dat de ouders individuele hulpverlening nodig hebben om uit deze impasse te komen.
6.4.
De GI maakt zich zorgen over de opvoedsituatie van de kinderen bij de vader thuis. De kinderen worden emotioneel belast door de situatie waarin zij opgroeien. Zij doen uitspraken die duiden op een loyaliteitsconflict en de vader lijkt zijn angst over de moeder op de kinderen over te brengen. Daarnaast geeft de vader geen inzicht in zijn thuissituatie. De kinderrechter deelt deze zorgen. De vraag is wat nu in het belang van de kinderen is. De zorgen zijn niet van dien aard dat de acute veiligheid van de kinderen in gevaar is. Er is dan ook op dit moment concrete aanleiding om de kinderen bij de vader weg te halen. Plaatsing bij de moeder of op een neutrale plek acht de kinderrechter (op dit moment) niet in het belang van de kinderen. Dit zou te veel onrust met zich meebrengen voor de kinderen, terwijl zij juist ontzorgd moeten worden.
6.5.
De rechtbank zal de (resterende) periode van de verzochte uithuisplaatsing daarom toewijzen. Het is niet realistisch om te veronderstellen dat het vertrouwen tussen de ouders voor het verstrijken van deze termijn zal zijn toegenomen, in die zin dat de kinderen er niet meer onder lijden. Wel wil de kinderrechter benadrukken dat het op de weg van de vader ligt om openheid te verschaffen over zijn thuissituatie. Dit betekent concreet dat de vader de door de GI aangewezen opvoedondersteuner zal moeten toelaten tot zijn woning en met haar zal moeten samenwerken. De uithuisplaatsing bij de vader impliceert immers een inspanningsverplichting bij de vader om mee te werken aan de door de GI opgelegde (en door de rechtbank bekrachtigde) schriftelijke aanwijzing.

7.De beslissing

De kinderrechter:
7.1.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van
[minderjarige 1]en
[minderjarige 2]bij de vader, tot 28 maart 2023;
7.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.A.M. van Dijk, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. N.S. van Lede-Terhaar sive Droste, als griffier en in het openbaar uitgesproken op 11 juli 2022.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld en ondertekend op 20 juli 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.