ECLI:NL:RBNHO:2022:6397

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 juli 2022
Publicatiedatum
21 juli 2022
Zaaknummer
8026807 CV \ EXPL 19-13395
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor annulering van vlucht door slechte weersomstandigheden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 20 juli 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en de luchtvaartmaatschappij Easyjet Airline Company Limited. De passagier had een vordering ingesteld wegens de annulering van zijn vlucht van London Luton Airport naar Amsterdam Schiphol op 9 februari 2018. De passagier vorderde compensatie op grond van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij annuleringen. De luchtvaartmaatschappij betwistte de vordering en voerde aan dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk slechte weersomstandigheden die de uitvoering van de vlucht verhinderden.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vlucht inderdaad was geannuleerd, maar dat de vervoerder niet voldoende bewijs heeft geleverd voor het bestaan van buitengewone omstandigheden. De vervoerder had aangevoerd dat er op 8 februari 2018 sneeuw was voorspeld, wat leidde tot de annulering van de vlucht. Echter, de passagier betwistte deze claim en stelde dat er op de dag van de vlucht voldoende goede weersomstandigheden waren om te vliegen, aangezien er andere vluchten wel zijn uitgevoerd.

De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder onvoldoende had aangetoond dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden en dat de passagier recht had op compensatie. De vordering van de passagier werd toegewezen, inclusief wettelijke rente en proceskosten. De kantonrechter veroordeelde de vervoerder tot betaling van een totaalbedrag van € 298,40 aan de passagier, vermeerderd met rente en kosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8026807 CV \ EXPL 19-13395
Uitspraakdatum: 20 juli 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser]
wonende te [plaats]
eiser
hierna te noemen: de passagier
gemachtigde: EUclaim B.V.
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Easyjet Airline Company Limited
gevestigd te Bedfordshire (Verenigd Koninkrijk)
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. J. Kumar

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 29 april 2019 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven. De passagier heeft hierna nog een akte genomen.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier op 9 februari 2018 diende te vervoeren van London Luton Airport (LTN), Verenigd Koninkrijk, naar Amsterdam Schiphol Airport (AMS), met vlucht: U2 2155/ EZY 2155, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht is geannuleerd. De passagier is omgeboekt naar een alternatieve vlucht.
2.3.
De passagier heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde annulering.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagier vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 250,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 9 februari 2018, althans vanaf de datum ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 90,75, dan wel € 48,40 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat de vervoerder vanwege de annulering van de vlucht gehouden is de passagier te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Hij voert aan dat de vlucht is geannuleerd door een buitengewone omstandigheid die ondanks het treffen van redelijke maatregelen niet voorkomen had kunnen worden.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vast staat dat vlucht is geannuleerd. Nu gesteld, noch gebleken is dat de vervoerder zich kan beroepen op artikel 5, eerste lid, onder c sub i, ii of iii van de Verordening, geldt er in beginsel een compensatieplicht voor de vervoerder, tenzij de vervoerder kan aantonen dat de annulering het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden en dat de annulering, ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen, niet voorkomen had kunnen worden.
5.3.
Ingevolge punt 14 van de Considerans van de Verordening kunnen dergelijke omstandigheden zich, onder meer, voordoen in geval van weersomstandigheden die de uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen. De vervoerder heeft in dat kader aangevoerd dat hij op 8 februari 2018 genoodzaakt was een aantal vluchten van en naar de luchthaven van Amsterdam te annuleren als gevolg van voorspelde slechte weersomstandigheden rond de luchthaven van Amsterdam. Voor vrijdag 9 februari 2018 was vanaf 08:00 uur UTC sneeuw voorspeld tussen 2 en 5 centimeter wat mogelijk kon oplopen tot 10 centimeter. Dit zou effect hebben op onder andere de luchthaven van Amsterdam. De vervoerder voert aan dat zijn absolute prioriteit de veiligheid van zijn passagiers en bemanning is. De vlucht is dan ook geannuleerd wegens veiligheidsredenen. De voorspelde weersomstandigheden hadden directe impact op de vlucht in kwestie, aldus de vervoerder. De vervoerder heeft op 8 februari 2018 in totaal 17 vluchten geannuleerd.
5.4.
Ter onderbouwing hiervan heeft de vervoerder onder meer een METAR rapport overgelegd. Hieruit volgt volgens de vervoerder dat er gedurende de hele dag sprake was van sneeuwval. Indien de vlucht niet geannuleerd zou worden, dan zouden er hoogstwaarschijnlijk problemen optreden. Immers, wegens de sneeuwval zouden vluchten niet op tijd kunnen vertrekken, daar het vliegverkeer door Air Traffic Control (ATC) gereguleerd zou worden. Voorts heeft de vervoerder aangevoerd dat hij instructies van de autoriteiten van Amsterdam-Schiphol heeft gekregen om vluchten die tussen 11:00 uur UTC en 14:00 uur UTC zouden vertrekken en landen te annuleren (productie 9 conclusie van antwoord). Het is derhalve geen keuze van de vervoerder geweest, maar een instructie van Amsterdam Schiphol Airport, aldus de vervoerder.
5.5.
De passagier betwist dat er sprake is van een buitengewone omstandigheid, nu de weersomstandigheden ten tijde van de geplande uitvoering van de vlucht in kwestie goed genoeg waren om te vliegen. Dit volgt onder meer uit de vele vluchten die op 9 februari 2018 wel zijn vertrokken van of geland op de luchthaven van Amsterdam, aldus de passagier. De passagier stelt in dat kader dat de vervoerder zelf ook rond de tijd van de geplande uitvoering van de vlucht vluchten heeft uitgevoerd naar de luchthaven van Amsterdam. Daarnaast volgt uit productie 6 bij conclusie van antwoord volgens de passagier dat slechts sprake was van lichte wind en maximaal zicht. Bovendien stelt de passagier dat het bericht waaruit zou moeten blijken dat de vervoerder op instructie van de autoriteiten van Amsterdam Schiphol Airport de vlucht heeft moeten annuleren een intern bericht betreft. Dit bericht bewijst op geen enkele wijze het bestaan van een dergelijk besluit van de luchtverkeersleiding, aldus nog steeds de passagier. Zodoende is volgens de passagier geen van een buitengewone omstandigheid zoals de vervoerder aanvoert.
5.6.
De vervoerder heeft de stellingen van de passagier onvoldoende gemotiveerd weersproken, zodat hij geen geslaagd beroep kan doen op buitengewone omstandigheden. Bij conclusie van dupliek herhaalt de vervoerder dat hij wegens de voorspelde weersomstandigheden de vlucht heeft geannuleerd, alsmede voert de vervoerder aan dat een instructie van de autoriteiten van de luchthaven van Amsterdam aan de vervoerder is afgegeven. De vervoerder gaat echter niet in op de stellingen van de passagier. Door de vervoerder is dan ook onvoldoende weersproken dat de vlucht door de weersomstandigheden niet zou kunnen worden uitgevoerd.
5.7.
Gelet op het voorgaande slaagt, in onderhavig geval, het beroep van de vervoerder op buitengewone omstandigheden niet. De kantonrechter komt dan niet toe aan de vraag of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging voortvloeiende uit annulering te beperken. Het verzoek tot betaling van de compensatie op grond van artikel 7 van de Verordening zal om die reden worden toegewezen.
5.8.
De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
5.9.
De passagier heeft een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vervoerder heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Voldoende aannemelijk is gemaakt dat de passagier buitengerechtelijke werkzaamheden heeft laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II; de tarieven neergelegd in het Besluit worden geacht redelijk te zijn.
Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief. De kantonrechter zal de vordering of het gevorderde bedrag dan ook toewijzen tot het wettelijke tarief (en subsidiair gevorderde), te weten € 48,40 (inclusief btw), en voor het overige afwijzen. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten is ook toewijsbaar, met dien verstande dat deze wordt toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding, omdat de passagier in elk geval vanaf die datum daarop aanspraak kan maken en gesteld noch gebleken is dat dit ook al vanaf een eerdere datum kon.
5.10.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat deze ongelijk krijgt. Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagier worden gemaakt.
5.11.
De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagier van € 298,40, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 250,00 vanaf 9 februari 2018, en over € 48,40 vanaf 29 april 2019, tot aan de dag van voldoening van deze bedragen;
6.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagier tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 99,01;
griffierecht € 86,00;
salaris gemachtigde € 150,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
6.3.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 37,50 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagier worden gemaakt, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
6.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter