Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.[eiser 1]
[eiser 2]
[eiser 3], wonende te [plaats 2]
[eiser 4], wonende te [plaats 3]
[eiser 5],wonende te [plaats 4]
1.Het procesverloop
- het vorderingsformulier (formulier A), ingekomen ter griffie op 9 december 2021;
- het antwoordformulier (formulier C), ingekomen ter griffie op 2 maart 2022.
2.De feiten
3.Het verzoek en het verweer
- primair € 544,50 subsidiair € 514,25 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten, nakosten daaronder begrepen, te vermeerderen met de wettelijke rente.
4.De beoordeling
Het verzochte bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief. De kantonrechter zal het verzochte bedrag dan ook toewijzen tot het wettelijke tarief (en subsidiair gevorderde), te weten € 514,25 (inclusief btw), en voor het overige afwijzen. De wettelijke rente over de buitengerechtelijk kosten is eveneens toewijsbaar, met dien verstande dat deze wordt toegewezen vanaf de datum van indiening van het A-formulier, nu niet is gesteld of gebleken op welke datum deze kosten verschuldigd zijn geworden.