ECLI:NL:RBNHO:2022:6387

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 juli 2022
Publicatiedatum
21 juli 2022
Zaaknummer
8676813 \ CV EXPL 20-6317
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bodemdossier over compensatie bij vertraging van een vlucht door buitengewone omstandigheden

In deze zaak heeft Flightright GMBH, een Duitse rechtspersoon, een vordering ingesteld tegen KLM Cityhopper B.V. wegens compensatie voor vertraging van een vlucht. De vordering is gebaseerd op de Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers. De feiten van de zaak zijn als volgt: een passagier had een vervoersovereenkomst met KLM Cityhopper voor een vlucht van Cagliari naar Trondheim via Amsterdam, maar arriveerde met meer dan 12 uur vertraging op de eindbestemming. Flightright, die het vorderingsrecht van de passagier had overgenomen, vorderde compensatie van € 400,00, vermeerderd met rente en kosten.

KLM Cityhopper betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk meerdere CTOT's (Calculated Take Off Times) opgelegd door de luchtverkeersleiding vanwege personeelstekort en weersomstandigheden. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder voldoende had aangetoond dat de vertraging het gevolg was van deze buitengewone omstandigheden en dat KLM Cityhopper alle redelijke maatregelen had getroffen om de vertraging te beperken. De vordering van Flightright werd afgewezen, en Flightright werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten.

De uitspraak benadrukt de toepassing van de Europese regelgeving inzake luchtreizen en de voorwaarden waaronder luchtvaartmaatschappijen kunnen worden vrijgesteld van compensatieverplichtingen. De kantonrechter concludeerde dat de vervoerder niet aansprakelijk was voor de vertraging en dat de vordering van Flightright ongegrond was.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8676813 \ CV EXPL 20-6317
Uitspraakdatum: 20 juli 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
Flightright GMBH, een rechtspersoon naar het recht van Duitsland
gevestigd te Hamburg (Duitsland)
eiseres
hierna te noemen Flightright
gemachtigde mr. H. Yildiz
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
KLM Cityhopper B.V.
gevestigd te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. R.L.S.M. Pessers en mr. J.I.J. van Pelt

1.Het procesverloop

1.1.
Flightright heeft bij dagvaarding van 3 juni 2020 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Flightright heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
[betrokkene], hierna de passagier, heeft een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier diende te vervoeren van Cagliari (Italië) via Amsterdam-Schiphol Airport naar Trondheim (Noorwegen) op 3 juni 2018.
2.2.
De vlucht van Cagliari naar Amsterdam-Schiphol Airport, hierna de vlucht, is met vertraging uitgevoerd. De passagier heeft hierdoor de aansluitende vlucht gemist en is met een vertraging van meer dan 12 uur op de eindbestemming aangekomen.
2.3.
De passagier heeft zijn gepretendeerde vorderingsrecht overgedragen aan Flightright. Flightright heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
Flightright vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 400,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf datum vlucht tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 60,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten.
3.2.
Flightright heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). Flightright stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Hij voert aan dat de vlucht gepland stond te vertrekken om 17:20 uur lokale tijd (15:20 uur UTC). De geplande aankomsttijd te Schiphol was 19:55 uur lokale tijd. Het toestel kreeg echter meerdere CTOT’s opgelegd van de luchtverkeersleiding, waardoor de vlucht met 49 minuten vertraging is vertrokken. De passagier heeft als gevolg hiervan zijn aansluitende vlucht gemist. Een CTOT is een beslissing van de luchtverkeersleiding voor een specifiek toestel op een specifieke dag. Bovendien dient een luchtvaartmaatschappij zich te houden aan de door de luchtverkeersleiding opgelegde instructies. Voorgenoemde omstandigheid kwalificeert dan ook als een buitengewone omstandigheid die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen kon worden.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vast staat dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming zijn aangekomen, zodat in beginsel een compensatieplicht voor de vervoerder geldt. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening.
5.3.
In de punten 14 en 15 van de Considerans van de Verordening staat dat dergelijke omstandigheden zich onder meer kunnen voordoen in geval van onverwachte vliegveiligheidsproblemen, weersomstandigheden die de uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen en wanneer een besluit van de luchtverkeersleiding voor een specifiek toestel op een specifieke dag een langdurige vertraging, een vertraging van een nacht of de annulering van één of meer vluchten van dat vliegtuig veroorzaakt.
5.4.
De kantonrechter is anders dan Flightright van oordeel dat de vervoerder voldoende heeft aangetoond dat de vertrekvertraging van de vlucht het gevolg is van meerdere nieuwe CTOT’s die zijn opgelegd door luchtverkeersbeheer. Daartoe heeft de vervoerder onderbouwd aangetoond dat in eerste instantie een nieuwe CTOT van 16:10 uur UTC is opgelegd met vertragingscode SE 82. Deze code staat voor “ATFM due to ATC STAFF/Equipment ENROUTE” en “Unplanned staff shortage reducing expected capacity”. Vervolgens zijn CTOT’s opgelegd van 16:19 uur UTC en 16:22 uur UTC met vertragingscode WE 81 “ATFM due to ATC enroute demand/capacity” en “Reduction in expected capacity due to any weather phenena”. De vlucht kon uiteindelijk om 16:09 uur UTC, met een vertraging van 49 minuten vertrekken en is met een vertraging van 36 minuten aangekomen. Daarbij heeft de vervoerder, tegenover de stelling van Flightright voldoende toegelicht dat de voorafgaande vlucht met een vertraging van slechts één minuut is uitgevoerd, zodat het toestel tijdig gereed stond voor vertrek en dat de door Flightright gestelde ‘rerouting’ geen invloed heeft gehad op de vertraging.
5.5.
Flightright stelt verder dat de achterliggende reden van de opgelegde CTOT’s van belang is voor de beoordeling of sprake is van buitengewone omstandigheden. Met Flightright is de kantonrechter van oordeel dat niet uitgesloten is dat een nieuwe CTOT wordt opgelegd op verzoek van de vervoerder, zodat de onderliggende reden van belang kan zijn. Flightright heeft echter slechts in het algemeen gesteld dat CTOT’s om uiteenlopende reden worden uitgevaardigd. Terwijl de vervoerder de reden van de onderhavige CTOT’s heeft toegelicht. Tegenover het verweer van de vervoerder heeft Flightright daarmee onvoldoende gemotiveerd betwist dat de vervoerder invloed heeft kunnen uitoefenen op de opgelegde CTOT’s in dit specifieke geval. De vervoerder heeft voldoende onderbouwd dat de restricties zijn opgelegd vanwege een personeelstekort bij Eurocontrol en vanwege de weersomstandigheden. Het besluit van de luchtverkeersleiding tot het opleggen van meerdere nieuwe CTOT’s kwalificeert in het onderhavige geval dan ook als een buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening.
5.6.
De vraag die vervolgens beantwoord dient te worden is of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging te voorkomen dan wel de vertraging te beperken. De vervoerder voert aan dat hij de passagiers heeft omgeboekt op de eerst beschikbare vlucht. Flightright heeft dit niet betwist, zodat dit is komen vast te staan. De kantonrechter meent dan ook dat in deze situatie van de vervoerder niet meer kon worden verwacht en dat de vervoerder in het onderhavige geval alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging te beperken. De vordering tot veroordeling van de vervoerder tot betaling van compensatie aan Flightright zal dan ook worden afgewezen.
5.7.
De proceskosten komen voor rekening van Flightright, omdat deze ongelijk krijgt. Ook de nakosten komen voor rekening van Flightright, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt Flightright tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 150,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder, en veroordeelt Flightright tot betaling van € 37,50 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt
,te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
6.3.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter