ECLI:NL:RBNHO:2022:6384

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 juli 2022
Publicatiedatum
21 juli 2022
Zaaknummer
9252938 \ CV EXPL 21-3672
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor geannuleerde vlucht door weersomstandigheden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 20 juli 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en de vervoerder, Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft, over compensatie voor een geannuleerde vlucht. De passagier had een vervoersovereenkomst gesloten voor een vlucht van Amsterdam-Schiphol naar Antananarivo via Frankfurt, die op 27 juli 2019 geannuleerd werd. De passagier vorderde compensatie van € 600,00 op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij annuleringen.

De vervoerder betwistte de vordering en voerde aan dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk slechte weersomstandigheden. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder onvoldoende had aangetoond dat de annulering daadwerkelijk door deze omstandigheden was veroorzaakt. De passagier betwistte de claim van de vervoerder en stelde dat er op de annuleringdatum wel andere vluchten van Amsterdam naar Frankfurt waren uitgevoerd.

De kantonrechter concludeerde dat de vervoerder niet kon aantonen dat de annulering gerechtvaardigd was op basis van buitengewone omstandigheden. Daarom werd de vordering van de passagier tot betaling van compensatie toegewezen. Daarnaast werden de proceskosten en wettelijke rente toegewezen aan de passagier, terwijl de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten werd afgewezen. De vervoerder werd veroordeeld tot betaling van de gevorderde bedragen en het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9252938 \ CV EXPL 21-3672
Uitspraakdatum: 20 juli 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser]
wonende te [plaats]
eiseres
hierna te noemen de passagier
gemachtigde Yource B.V.
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft
gevestigd te Frankfurt (Duitsland)
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. E.A. Pluijm

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 27 mei 2021 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport via Frankfurt International Airport en Addis Abeba (Egypte) naar Antananarivo (Madagaskar) op 27 juli 2019.
2.2.
De vlucht van Amsterdam-Schiphol Airport naar Frankfurt (hierna: de vlucht) is geannuleerd.
2.3.
De passagier heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde annulering.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagier vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 600,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag der incident tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 181,50, althans € 108,90, althans een in redelijke justitie te bepalen bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten, de nakosten daaronder begrepen - een certificaat zoals bedoeld in artikel 53 herziene EEX-Verordening 1215/2012.
3.2.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat de vervoerder vanwege de annulering van de vlucht gehouden is te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Hij voert aan dat de vlucht is geannuleerd vanwege buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden. De annulering werd veroorzaakt door (voorspelde) slechte weersomstandigheden, waardoor het luchtverkeersbeheer heeft besloten om vlucht LH 999 (preventief) te annuleren.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat de vlucht is geannuleerd. Nu gesteld noch gebleken is dat de vervoerder zich kan beroepen op artikel 5, eerste lid, onder c sub i, ii of iii van de Verordening, geldt er in beginsel een compensatieplicht voor de vervoerder. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de annulering het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5, lid 3, van de Verordening. In de punten 14 en 15 van de considerans van de Verordening staat dat dergelijke omstandigheden zich onder meer kunnen voordoen in geval van onverwachte vliegveiligheidsproblemen, weersomstandigheden die de uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen en wanneer een besluit van de luchtverkeersleiding voor een specifiek toestel op een specifieke dag een langdurige vertraging, een vertraging van een nacht of de annulering van één of meer vluchten van dat vliegtuig veroorzaakt.
5.3.
De vervoerder voert in dat verband aan dat hij heeft besloten om de vlucht preventief te annuleren. Dit in verband met de slechte weersomstandigheden te Frankfurt. Ter onderbouwing van zijn stelling heeft de vervoerder het vluchtrapport van de vlucht overgelegd waarin is opgenomen: ‘CNL/WEAT’, oftewel cancelled/weather alsmede het
Adhoc Scheduled Messagevan 26 juli 2019 waaruit volgens de vervoerder volgt dat één dag voor vertrek van de vlucht een groot aantal vluchten van de vervoerder werd geannuleerd wegens de verwachtte slechte weersomstandigheden, meer specifiek onweersbuien. Uit het
Tagesberichtseinträge Verkehrszentrale FRA L/ZO-Zkan worden opgemaakt dat heel Zuid-Europa op 27 juli 2019 kampte met onheilspellend weer en onweersbuien. Dit volgt eveneens uit het METAR-rapport, aldus de vervoerder. Daarbij heeft de vervoerder aangevoerd dat een vlucht pas toestemming krijgt voor vertrek zodra het luchtverkeersbeheer zich ervan verzekerd heeft dat de vlucht onderweg niet geconfronteerd zal worden met slechte weersomstandigheden, die verhinderen dat de vlucht veilig kan landen op de luchthaven van bestemming. De weersomstandigheden vormen volgens de vervoerder een buitengewone omstandigheid. Het inzetten van een reservetoestel had geen zin, aangezien een reservetoestel ook onderworpen zou worden aan de weersomstandigheden, aldus nog steeds de vervoerder.
5.4.
De passagier betwist dat de gestelde weersomstandigheden tot de annulering van de vlucht hebben geleid. Daartoe heeft de passagier aangevoerd dat op geen enkele wijze sprake was van weersomstandigheden die vliegen vanaf Amsterdam naar Frankfurt gevaarlijk, bijzonder of risicovol maken. Voorts betoogt de passagier dat de vervoerder alleen zijn eigen vluchten kan annuleren. De annulering van onderhavige vlucht vond al een dag voor vertrek plaats, hetgeen een operationele keuze van de vervoerder impliceert, aldus de passagier. Tevens heeft de passagier aangevoerd dat op 27 juli 2019 wel andere vluchten van Amsterdam naar Frankfurt en van Frankfurt naar Amsterdam vlogen.
5.5.
De vervoerder heeft voornoemde stellingen onvoldoende gemotiveerd weersproken, zodat hij geen geslaagd beroep kan doen op buitengewone omstandigheden. De vervoerder herhaalt dat hij vanwege de slechte weersomstandigheden, in verband met de vliegveiligheid, de vlucht heeft geannuleerd, maar hij gaat onvoldoende in op stelling van de passagier dat er wel andere vluchten van Amsterdam naar Frankfurt en van Frankfurt naar Amsterdam vlogen. Hierdoor staat niet vast dat de vervoerder vanwege de slechte weersomstandigheden te Frankfurt genoodzaakt was de vlucht te annuleren of dat er wellicht, zoals de passagier stelt, een operationeel aspect heeft gespeeld bij de annulering de vlucht. Door de vervoerder is dan ook onvoldoende weersproken dat de vlucht door de weersomstandigheden niet zou kunnen worden uitgevoerd.
5.6.
Gelet op het voorgaande slaagt het beroep van de vervoerder op buitengewone omstandigheden niet. De kantonrechter komt dan niet toe aan de vraag of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging te beperken. Het verzoek tot betaling van de compensatie op grond van artikel 7 van de Verordening zal worden toegewezen.
5.7.
De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
5.8.
De passagier heeft een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. De vervoerder heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De passagier heeft hiertegenover onvoldoende aangetoond en onderbouwd dat de verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten (met de daarover gevorderde rente) moet daarom worden afgewezen.
5.9.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat deze ongelijk krijgt. Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagier worden gemaakt.
5.10.
De passagier heeft gevorderd de vervoerder te veroordelen om een certificaat als bedoeld in artikel 53 herziene EEX-Verordening (1215/2012) af te geven. De kantonrechter begrijpt dat de passagier vordert dat de kantonrechter het betreffende certificaat afgeeft, hetgeen zal worden toegewezen.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagier van € 600,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over 27 juli 2019 tot aan de dag van voldoening van dit bedrag;
6.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagier tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 103,83;
griffierecht € 240,00;
salaris gemachtigde € 248,00;
6.3.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 62,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagier worden gemaakt.
6.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter