Uitspraak
RECHTBANK Noord-Holland
1.De zaak in het kort
2.De procedure
3.De feiten
4.Het geschil
5.De beoordeling
doorhet bedrijf [betrokkene 1]
van[betrokkene 3]; dat moet zijn dat het perceel is verworven
vanhet bedrijf [betrokkene 1]
door[betrokkene 3]). Voor zover zou kunnen worden aangenomen dat de man eigenaar is, moet uit deze stukken worden geconcludeerd dat de man al in 1997 het perceel grond heeft verworven, waarop volgens de vrouw in 2007 de woning is gebouwd. De man zou in dat geval dus al vóór het huwelijk en vóór het ontstaan van de huwelijksgoederengemeenschap naar Nederlands recht op 13 september 2002 eigenaar zijn geworden van de grond. De man heeft terecht aangevoerd dat het vermogen dat aan de man toebehoorde voordat het Nederlandse huwelijksgoederenrecht van toepassing werd, niet in de Nederlandse huwelijksgoederengemeenschap van partijen valt (artikel 8 lid 1 van het Haags Huwelijksvermogensverdrag 1978). De grond is daarom zijn privé-eigendom gebleven. Door natrekking zou hij daarmee ook eigenaar zijn geworden van de op die grond gebouwde woning. Dat betekent dat, voor zover zou komen vast te staan dat de man eigenaar is van de woning, deze buiten de huwelijksgoederengemeenschap van partijen valt. De man heeft dus terecht aangevoerd dat de woning in Marokko in dat geval tot zijn privévermogen behoort. De vrouw heeft daarom geen aanspraak op vergoeding van de helft van de waarde van de woning.
“…De financiële afwikkeling met de “nieuwe” huurder/eigenaar betreffende de overdracht van de tuin en de opstallen naar tevredenheid is geregeld.”Volgens de man heeft hij de opbrengst van de verkoop van het tuinhuisje contant ontvangen en heeft hij daarmee de maandelijkse lasten en de kosten van de huishouding voldaan. Hierdoor is de opbrengst volledig geconsumeerd, aldus de man.