ECLI:NL:RBNHO:2022:6377

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 juli 2022
Publicatiedatum
20 juli 2022
Zaaknummer
6574250 \ CV EXPL 18-167
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot compensatie bij vertraagde vlucht en de uitleg van annulering volgens Europese regelgeving

In deze zaak heeft de passagier een vordering ingesteld tegen de vervoerder, Easyjet Airline Company Limited, wegens compensatie voor een vertraagde vlucht van Rome naar Amsterdam op 5 oktober 2015. De passagier vorderde een bedrag van € 250,00 op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers. De passagier stelde dat de vlucht geannuleerd was, maar de vervoerder betwistte dit en voerde aan dat de vlucht met een vertraging van 37 minuten was uitgevoerd.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat de kern van het geschil draait om de vraag of de vlucht geannuleerd was. De rechter heeft de definitie van annulering volgens de Verordening in overweging genomen en geconcludeerd dat de vlucht niet geannuleerd was, maar slechts vertraagd. De passagier had bovendien een foutieve mededeling in de app van de vervoerder ontvangen, maar de rechter oordeelde dat de passagier niet had moeten vertrouwen op deze mededeling zonder eerst contact op te nemen met de vervoerder.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van de passagier afgewezen en geoordeeld dat de proceskosten voor rekening van de passagier komen, omdat zij ongelijk heeft gekregen. De rechter heeft de proceskosten vastgesteld op € 150,00 en nakosten van € 37,50, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 14 dagen na betekening van het vonnis.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 6574250 \ CV EXPL 18-167
Uitspraakdatum: 20 juli 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser]
wonende te [plaats]
eiseres
hierna te noemen de passagier
gemachtigden mr. I.G.B. Maertzdorff, mr. M.J.R. Hannink en M.A.P. Duinkerke (EUclaim B.V.)
tegen
de buitenlandse vennootschap,
Private limited company (Verenigd Koninkrijk) Easyjet Airline Company Limited
gevestigd te Cardiff (Verenigd Koninkrijk)
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. B. Koolhaas

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 29 september 2017 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier diende te vervoeren van Fiumicino Airport, Rome (Italië) naar Amsterdam-Schiphol Airport op 5 oktober 2015, hierna: de vlucht.
2.2.
De passagier heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met annulering van de vlucht. De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagier vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 250,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 5 oktober 2015, althans vanaf de datum van ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 90,75 dan wel € 48,40 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten, de nakosten daaronder begrepen, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat de vervoerder vanwege de annulering van de vlucht gehouden is te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00. Tevens dient de vervoerder op grond van de Verordening en het Verdrag tot het brengen van eenheid in enige bepalingen inzake het internationale luchtvervoer van 28 mei 1999, Trb. 2001/91 (hierna: het Verdrag van Montreal) het verschil in prijs tussen de oorspronkelijke vlucht en de zelf geboekte vervangende vlucht ter hoogte van € 56,25 te vergoeden.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Hij voert aan dat de vlucht niet is geannuleerd. De vlucht is met een vertraging van 37 minuten uitgevoerd. Voorts is de passagier met een andere vlucht met een vertraging van slechts 59 minuten op haar eindbestemming aangekomen, zodat zij – ook al zou sprake zijn geweest van annulering – geen recht heeft op compensatie.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
De kern van het geschil is de vraag of de vlucht is geannuleerd. De Verordening definieert een annulering als volgt: het niet uitvoeren van een geplande vlucht waarop ten minste één plaats was geboekt. Het Hof heeft het begrip annulering enigszins opgerekt (zie het arrest van het Hof van 21 december 2021, Airhelp tegen Laudamation, ECLI:EU:C:2021:1039, C‑263/20) in de situatie waarin sprake is geweest van een schemawijziging. Voorts heeft het Hof met betrekking tot de schemawijziging overwogen dat artikel 2, onder l), en artikel 5, lid 1, van de Verordening aldus moeten worden uitgelegd dat een vlucht niet wordt geacht te zijn geannuleerd in de zin van die bepalingen wanneer de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert de vertrektijd van deze vlucht met minder dan drie uur uitstelt, zonder de vlucht anderszins te wijzigen (zie het arrest van het Hof van 21 december 2021, EP tegen Corendon, ECLI:EU:C:2021:1041, C‑395/20).
5.3.
In het licht van het voorgaande heeft de vervoerder de stelling van de passagier dat de vlucht is geannuleerd, voldoende gemotiveerd weerlegd. De vervoerder heeft met stukken onderbouwd aangetoond dat de vlucht niet was geannuleerd, maar ‘slechts’ was vertraagd met 37 minuten. Daarmee is het uitstel van de vlucht onder de door het Hof genoemde grens van drie uur gebleven. De kantonrechter neemt daarom als vaststaand aan dat de onderhavige vlucht met een vertraging van 37 minuten is uitgevoerd en dat van een annulering zodoende geen sprake is.
5.4.
De passagier heeft nog aangevoerd dat het niet relevant is of daadwerkelijk sprake was van een annulering van de vlucht, omdat uit het door haar overgelegde screenshot van de app van de vervoerder (productie 1 bij dagvaarding) volgens de passagier volgt dat op 4 oktober 2015 in de app zichtbaar was dat de vlucht zou zijn geannuleerd, zodat de vlucht in elk geval voor haar was geannuleerd. Als passagier mag je op de mededeling van de luchtvaartmaatschappij waarmee je vliegt vertrouwen, aldus de passagier. De passagier verwijt de vervoerder daarbij dat hij geen vervangende vlucht voor haar heeft geboekt.
5.5.
De kantonrechter volgt de passagier niet op dit punt. Het had op de weg van de passagier gelegen om, nadat zij de (foutieve) mededeling in de app had gezien, niet direct een alternatieve vlucht te gaan boeken, maar eerst contact op te nemen met de vervoerder om te kijken wat die voor haar kon regelen. Gesteld noch gebleken is dat zij dit heeft gedaan, terwijl de vervoerder dat heeft betwist. Indien zij contact had opgenomen met de vervoerder, had zij naar alle waarschijnlijkheid te horen gekregen dat geen sprake was van een annulering. Van de vervoerder kan - anders dan de passagier stelt - niet worden verwacht dat hij contact met de passagier opneemt voor een alternatieve vlucht, aangezien geen sprake was van een daadwerkelijke annulering. Dat de vlucht alleen voor de passagier zou zijn geannuleerd, is niet, althans onvoldoende gebleken. Het screenshot is daartoe – gelet op het bewijs dat de vlucht gewoon is uitgevoerd, zij het iets vertraagd – in elk geval onvoldoende. Enig ongemak dat de passagier heeft ondervonden van de mededeling in de app, komt dan ook voor haar rekening en risico. De vordering op grond van artikel 7 van de Verordening wordt afgewezen. De overige verweren behoeven derhalve geen bespreking.
5.6.
De kantonrechter begrijpt uit het lichaam van de dagvaarding dat de passagier op grond van het Verdrag van Montreal het verschil in prijs tussen de oorspronkelijke vlucht en de zelf geboekte vervangende vlucht ter hoogte van € 56,25 ook wenst te vorderen. Dit deel van de vordering is echter niet in het petitum opgenomen, zodat de kantonrechter dit verder onbesproken laat.
5.7.
De proceskosten komen voor rekening van de passagier, omdat deze ongelijk krijgt. Ook de nakosten komen voor rekening van de passagier, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt de passagier tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 150,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder en veroordeelt de passagier tot betaling van € 37,50 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt
,
vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
6.3.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A.M. Jansen, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter