In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 28 januari 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontkenning van het vaderschap. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. A. Krim, heeft verzocht om de ontkenning van het door huwelijk ontstane vaderschap van de man ten aanzien van hun minderjarige kind. De moeder heeft aangevoerd dat de man niet de biologische vader is, maar dat haar huidige partner dat is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man sinds 2010 geen fysiek contact meer heeft gehad met de moeder, wat de aannemelijkheid van haar stelling ondersteunt. De bijzondere curator, mr. M. Bootsma, heeft het verzoek van de moeder overgenomen en bevestigd dat de huidige partner van de moeder de vaderrol vervult. De rechtbank heeft geoordeeld dat het verzoek van de moeder niet ontvankelijk is, omdat het te laat is ingediend. Echter, het verzoek van de bijzondere curator is gegrond verklaard, omdat het kind recht heeft op erkenning van zijn biologische vader. De rechtbank heeft de ontkenning van het vaderschap van de man gegrond verklaard, en de moeder is niet ontvankelijk verklaard in haar verzoek. De beschikking is openbaar uitgesproken en kan worden aangevochten bij het gerechtshof te Amsterdam.