ECLI:NL:RBNHO:2022:6333

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
19 juli 2022
Publicatiedatum
20 juli 2022
Zaaknummer
21/4526
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake omgevingsvergunning voor recreatiewoning in strijd met ruimtelijke ordening

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, wordt de aanvraag van eiser voor een omgevingsvergunning voor het gebruik van zijn recreatiewoning in strijd met de regels inzake ruimtelijke ordening behandeld. Eiser heeft zijn aanvraag ingediend op 27 december 2020, maar het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schagen heeft deze aanvraag op 18 februari 2021 afgewezen. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarop het college heeft gereageerd met een verweerschrift. De rechtbank heeft de zaak op 17 mei 2022 behandeld, waarbij eiser aanwezig was, maar het college niet.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 21/4526

tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 juli 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schagen(het college)
(gemachtigde: mr. N. Melching).

Inleiding

In het besluit van 18 februari 2021 (primair besluit) heeft het college de aanvraag omgevingsvergunning van eiser voor het gebruiken van zijn recreatiewoning en de daarbij behorende gronden in strijd met de regels inzake ruimtelijke ordening afgewezen.
In het besluit van 7 september 2021 (het bestreden besluit) is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 17 mei 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen. Het college is met bericht niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

De rechtbank is van oordeel dat het college in het bestreden besluit niet goed heeft gemotiveerd waarom het beroep op het gelijkheidsbeginsel niet slaagt. Het college krijgt de gelegenheid om dit motiveringsgebrek te herstellen. Dit is dan ook een tussenuitspraak.
Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt.

Overwegingen

Feiten
1.1.
Eiser woont permanent in zijn recreatiewoning op Park [park 1] , nummer [nummer 1] . Hij heeft hiervoor een persoonsgebonden gedoogbeslissing van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Harenkarspel [1] van 7 mei 2008. Op het perceel is het bestemmingsplan Recreatieterreinen Harenkarspel en de bestemming “recreatie -verblijfsrecreatie 2” van toepassing. Daarnaast is het Paraplu-omgevingsplan, 1e tranche (Parapluplan) op het perceel van toepassing.
1.2.
Op 27 december 2020 heeft eiser een aanvraag ingediend voor het gebruiken van zijn recreatiewoning en de daarbij behorende gronden in strijd met de regels inzake ruimtelijke ordening. Eiser heeft hierbij verwezen naar artikel 4, negende lid van bijlage II Besluit omgevingsrecht (Bor). Het college heeft daarop besloten zoals in de inleiding staat.
Juridisch kader
2.1.
Het is verboden zonder omgevingsvergunning gronden of bouwwerken in strijd met de regels inzake ruimtelijke ordening, zoals een bestemmingsplan, te gebruiken. [2] Van deze regels kan worden afgeweken als de activiteit waarvoor een omgevingsvergunning wordt gevraagd, niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en is aangewezen in het Bor. [3] Het gebruik van bouwwerken en de daarbij behorende gronden is aangewezen in het Bor. [4]
2.2.
Bij toepassing van deze regeling heeft het college beleidsruimte. Dat betekent dat als de activiteit waarvoor een omgevingsvergunning wordt gevraagd, niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening, het college de keuze heeft om de gevraagde omgevingsvergunning in afwijking van het bestemmingsplan te verlenen of niet. De bestuursrechter toetst dit besluit terughoudend. Het gaat erom of het college bij afweging van de in aanmerking te nemen belangen in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen.
2.3.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Gelijkheidsbeginsel
3.1.
Eiser heeft een beroep gedaan op het gelijkheidsbeginsel en aangevoerd dat Park [park 1] [nummer 2] , nu [park 2] , de bestemming “wonen” heeft gekregen en dat dit ook voor hem zou moeten gelden. Eiser voert daarbij aan dat het standpunt van het college dat geen sprake is van gelijke gevallen niet juist is, omdat het college dit standpunt onderbouwt met een verwijzing naar het verkeerde bestemmingsplan, namelijk het bestemmingsplan Woongebied kern Schagen, terwijl het bestemmingsplan Recreatieterreinen Harenkarspel van toepassing is.
3.2.
Het college stelt zich op het standpunt dat van gelijke gevallen geen sprake is. Ter onderbouwing van dit standpunt verwijst het college naar bijlage 2 onder nummer 219 (begrip zomerwoning) in samenhang gelezen met artikel 30.2 van bijlage 3 van het Parapluplan (strijdig gebruik zomerwoning voor permanente bewoning).
Park [park 1] [nummer 2] , nu [park 2] , is een zomerwoning behorende bij het adres [adres] in [plaats] . Op het gehele perceel van [adres] mag in beginsel worden gewoond, want het heeft een woonbestemming. De zomerwoning is daarvan uitgezonderd en mag gelet op de aangehaalde regelgeving niet permanent bewoond worden. Daarom is volgens het college geen sprake van gelijke gevallen tussen enerzijds Park [park 1] [nummer 2] , nu [park 2] , en anderzijds de recreatiewoning van eiser. Het college verwijst in dat verband nog naar rechtsoverweging 11.1 van de overgelegde uitspraak van 8 september 2021 van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) waarin de Afdeling heeft geoordeeld dat van gelijke gevallen tussen de beide woningen geen sprake is.
3.3.
De rechtbank is van oordeel dat het college niet goed heeft gemotiveerd waarom het beroep op het gelijkheidsbeginsel niet slaagt, omdat de verwijzing naar artikel 30.2 en onder m in bijlage 3 van het Parapluplan niet juist is. Uit bijlage 3 van het Parapluplan volgt namelijk dat dit artikel ziet op het bestemmingsplan Woongebied kern Schagen. Dat bestemmingsplan is niet van toepassing op Park [park 1] [nummer 2] , nu [park 2] , wat door het college in het verweerschrift ook expliciet is opgemerkt. Naar het oordeel van de rechtbank is op het perceel nog steeds het bestemmingsplan Recreatieterreinen Harenkarspel van toepassing. Onder de wijzigingstekening van het perceel [park 2] behorende bij het Parapluplan staat immers “onderdeel Recreatierren [5] Harenkarspel (Park [park 1] )” en ook uit www.ruimtelijkeplannen.nl blijkt dit. Hierdoor is nog steeds onduidelijk op basis van welke regelgeving het college concludeert dat geen permanente bewoning is toegestaan op het adres Park [park 1] [nummer 2] , nu [park 2] , en geen sprake is van gelijke gevallen, zoals ook de Commissie Bezwaar Gemeente Schagen al had geconstateerd. De verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling neemt deze onduidelijkheid niet weg.
3.4.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat het bestreden besluit niet berust op een deugdelijke motivering als bedoeld in artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Bestuurlijke lus
4.1.
De rechtbank ziet in het belang van een spoedige beëindiging van het geschil aanleiding het college met toepassing van artikel 8:51a van de Awb in de gelegenheid te stellen het genoemde gebrek te herstellen of een ander besluit daarvoor in de plaats te nemen. Op grond van artikel 8:80a van de Awb doet de rechtbank een tussenuitspraak.
4.2.
Om het genoemde gebrek te herstellen, zal het college alsnog moeten motiveren welk bestemmingsplan van toepassing is op Park [park 1] [nummer 2] , nu [park 2] en op basis van welke regelgeving daar niet mag worden gewoond. Vervolgens zal het college gemotiveerd moeten beoordelen of het beroep op het gelijkheidsbeginsel slaagt of niet.
4.3.
Het college moet op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb zo snel mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, aan de rechtbank meedelen of het college gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen.
De termijn waarbinnen het college het gebrek kan herstellen, wordt bepaald op zes weken na verzending van deze uitspraak. Deze termijn is volgens vaste rechtspraak bindend, behoudens zeer uitzonderlijke omstandigheden.
Indien het college meent meer tijd nodig te hebben voor herstel van het besluit, dient het college voor het verstrijken van de termijn gemotiveerd om verlenging te verzoeken. Eiser zal aansluitend in de gelegenheid worden gesteld om binnen vier weken schriftelijk zijn zienswijze te geven over de wijze waarop het gebrek is hersteld. Op grond van artikel 8:57, tweede lid, van de Awb zal de rechtbank in beginsel zonder tweede zitting een einduitspraak doen op het beroep.
4.4.
De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij nu nog geen beslissing neemt over vergoeding van het betaalde griffierecht en de proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:
  • draagt het college op zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken na de dag van verzending van deze tussenuitspraak, aan de rechtbank mee te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen;
  • draagt het college op binnen zes weken na de dag van verzending van deze tussenuitspraak het geconstateerde gebrek te herstellen of een ander besluit daarvoor in de plaats te nemen met inachtneming van deze uitspraak, met name overweging 3.3;
  • houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.C. de Haan, rechter, in aanwezigheid van mr. L.E. Hesselink, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 19 juli 2022.
Griffier
Rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de einduitspraak in deze zaak.
Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
Algemene wet bestuursrecht
Artikel 3:2
Bij de voorbereiding van een besluit vergaart het bestuursorgaan de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen.
Artikel 7:13
1. De beslissing op het bezwaar dient te berusten op een deugdelijke motivering, die bij de bekendmaking van de beslissing wordt vermeld. (…)
Wet algemene bepalingen omgevingsrechtArtikel 2.1
1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
(…)
c. het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, een beheersverordening, een exploitatieplan, de regels gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening of een voorbereidingsbesluit voor zover toepassing is gegeven aan artikel 3.7, vierde lid, tweede volzin, van die wet,
(…)
Artikel 2.12
1. Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en:
a. indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan of de beheersverordening:
(…)
2° in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen,
(…)
Besluit omgevingsrecht
Bijlage II
Artikel 4
Voor verlening van een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de wet waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de wet van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, komen in aanmerking:
(…)
9. het gebruiken van bouwwerken, eventueel in samenhang met bouwactiviteiten die de bebouwde oppervlakte of het bouwvolume niet vergroten, en van bij die bouwwerken aansluitend terrein, mits, voor zover gelegen buiten de bebouwde kom, het uitsluitend betreft een logiesfunctie voor werknemers of de opvang van asielzoekers of andere categorieën vreemdelingen;
(…)
Paraplu-omgevingsplan, 1e tranche
Bijlage 2
219. zomerwoning: een gebouw hoofdzakelijk op het achtererfgebied van een
(bedrijfs)woning dat uitsluitend is bestemd om voor één persoon/gezin of
andere groep van personen, die zijn/hun hoofdverblijf elders
heeft/hebben, tot recreatieverblijf te dienen;
Bijlage 3

Aanpassing algemene regelsTekst in rood betekent dat dit komt te vervallen in vigerende plannen.

Ruimtelijk plan - vervallen regels
Nieuwe regels in parapluplan
Artikel X Wijziging bestemmingsplan
Woongebieden kern Schagen
(…)
(…)
Artikel 30 Algemene gebruiksregels
(…)
Artikel 30 Algemene gebruiksregels
(…)
30.2 Strijdig gebruik
Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:
(…)
m. het gebruiken of laten gebruiken van
vaste kampeermiddelen, recreatiewoningen en zomerwoningen voor permanente bewoning;
(…)
(…)
Artikel X Wijziging bestemmingsplan
Dirkshorn
(…)
Artikel 24 Algemene gebruiksregels
(…)
Artikel 24 Algemene gebruiksregels
(…)
24.2 Strijdig gebruik
Tot een gebruik, strijdig met de gegeven
bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:
(…)
l. het gebruiken of laten gebruiken van vaste kampeermiddelen, recreatiewoningen en zomerwoningen voor permanente bewoning;
(…)

Voetnoten

1.De rechtsvoorganger van het college.
2.Artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
3.Artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onderdeel a, onder 2º, van de Wabo.
4.Artikel 4, negende lid van bijlage II Besluit omgevingsrecht (Bor).
5.De rechtbank begrijpt: Recreatieterreinen.