ECLI:NL:RBNHO:2022:6310

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 juli 2022
Publicatiedatum
19 juli 2022
Zaaknummer
C/15/325711 / HA ZA 22-150
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in incident betreffende de verdeling van de nalatenschap en inzage in financiële administratie

In deze zaak, die zich afspeelt in de Rechtbank Noord-Holland, is op 20 juli 2022 een vonnis gewezen in een incident dat voortvloeit uit een civiele procedure over de verdeling van de nalatenschap van [erflater]. De eiseres, in haar hoedanigheid als executeur van de nalatenschap, heeft een vordering ingesteld tegen de gedaagden, die de kinderen van de erflater zijn. De gedaagden vorderen inzage in de financiële administratie van de erflater, waaronder bankafschriften en belastingaangiften, met het argument dat zij als erfgenamen recht hebben op deze informatie. De rechtbank heeft de vordering van de gedaagden gedeeltelijk toegewezen, waarbij is bepaald dat de eiseres binnen 14 dagen na het vonnis de gevraagde documenten moet verstrekken. Tevens is er een dwangsom opgelegd voor het geval de eiseres niet aan deze verplichting voldoet. De rechtbank heeft geoordeeld dat de gedaagden een rechtmatig belang hebben bij de gevraagde stukken, omdat deze relevant zijn voor de verdeling van de nalatenschap. De rechtbank heeft echter ook overwogen dat de eiseres niet verplicht is om bepaalde stukken te verstrekken die niet relevant zijn voor de rechtsbetrekking. De proceskosten zijn gecompenseerd, gezien de familierelatie tussen de partijen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/325711 / HA ZA 22-150
Vonnis in incident van 20 juli 2022
in de zaak van
[eiseres] , in haar hoedanigheid van executeur in de nalatenschap van [erflater] ,
wonende te [plaats 1],
eiseres in conventie in de hoofdzaak,
verweerster in reconventie in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. E. Bongers te Haarlem,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

wonende te [plaats 2],
gedaagde in conventie,
advocaat mr. C. Ravesteijn te Amsterdam,
2.
[gedaagde 2],
wonende te [plaats 3],
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
eiseres in het incident,
advocaat mr. F.D.D. Janssen te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiseres] , [gedaagde 1] en [gedaagde 2] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie en incidentele vordering van [gedaagde 2]
  • de conclusie van antwoord van [gedaagde 1]
  • de conclusie van antwoord in het incident van [eiseres]
  • de akte uitlating producties tevens verandering/vermeerdering van eis in het incident van [gedaagde 2]
  • de akte uitlating vermeerdering/wijziging van eis in het incident van [eiseres] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] is in 1986 op huwelijkse voorwaarden inhoudende een uitsluiting van elke gemeenschap gehuwd met [erflater] .
2.2.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn de kinderen van [erflater] uit een eerder huwelijk met [betrokkene]. Dat huwelijk is in 1978 door echtscheiding ontbonden.
2.3.
[erflater] (hierna te noemen: erflater) is op [datum] 2018 overleden. In zijn testament van 23 oktober 1991 (hierna: “het testament”) heeft hij zijn kinderen [gedaagde 1] en [gedaagde 2] aangewezen als enige erfgenamen. Aan [eiseres] heeft hij het vruchtgebruik van zijn gehele zuivere nalatenschap gelegateerd. Erflater heeft [eiseres] tevens benoemd tot executeur. [eiseres] heeft die benoeming aanvaard.
2.4.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben de nalatenschap van erflater zuiver aanvaard.

3.De vorderingen in de hoofdzaak

3.1.
In conventie vordert [eiseres] – kort samengevat – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
voor recht te verklaren dat zij bevoegd is om ten behoeve van zichzelf een vruchtgebruik te vestigen op alle tot de nalatenschap van erflater behorende goederen zoals verwoord in het testament, onder de aanvullende verplichting dat zij de rentelasten van de op de woning gevestigde hypotheek voor haar rekening neemt;
voor recht te verklaren dat de in de dagvaarding genoemde en/of rekeningen van erflater en [eiseres] per [datum] 2018 ieder voor 50% toekomen,
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
In reconventie vordert [gedaagde 2] – kort samengevat – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
voor recht te verklaren dat na opmaking van een notariële boedelbeschrijving een vruchtgebruik kan worden gevestigd op alle tot de nalatenschap van erflater behorende goederen zoals verwoord in het testament, waaronder op het deel van het woonhuis dat gelijk is aan de waarde van de woning op datum overlijden erflater minus de hoogte van de hypotheeklening, onder de aanvullende verplichting dat [eiseres] de rentelasten van de op de woning gevestigde hypotheek voor haar rekening neemt en [gedaagde 1] en [gedaagde 2] te vrijwaren voor alle aanspraken die de bank tegen hen zou kunnen laten gelden;
te verklaren voor recht dat de saldi op datum overlijden erflater van de bankrekeningen met de nummers [rekeningnummer 1], [rekeningnummer 2] en [rekeningnummer 3] privévermogen van erflater betreffen;
de proceskosten tussen partijen te compenseren.

4.De vorderingen in het incident

4.1.
Na wijziging van eis vordert [gedaagde 2] in het incident:
primair
[eiseres] te veroordelen tot afgifte aan [gedaagde 2] van een afschrift van de volledige bij [eiseres] aanwezige financiële administratie van erflater waaronder in ieder geval alle in punt 16 van de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie en incidentele vordering genoemde bankafschriften binnen 14 dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis, op straffe van een dwangsom van € 250,- per dag of dagdeel dat [eiseres] verzuimt aan het in deze te wijzen vonnis te voldoen;
alsmede te bepalen dat, indien [eiseres] verzuimt binnen 14 dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis voornoemde bescheiden aan [gedaagde 2] te verstrekken, het vonnis op de voet van artikel 3:300 BW in de plaats treedt van de benodigde toestemming van [eiseres] voor het opvragen van de in punt 16 van de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie en incidentele vordering genoemde bankafschriften bij de betreffende banken op kosten van [eiseres] , dan wel de nalatenschap;
subsidiair
3. [eiseres] te veroordelen tot afgifte aan [gedaagde 2] van een afschrift van alle in punt 16 van de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie en incidentele, vordering genoemde bankafschriften binnen 14 dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis, op straffe van een dwangsom van € 250,- per dag of dagdeel dat [eiseres] verzuimt aan het in deze te wijzen vonnis te voldoen;
4. alsmede te bepalen dat, indien [eiseres] verzuimt binnen 14 dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis voornoemde bescheiden aan [gedaagde 2] te verstrekken, het vonnis op de voet van artikel 3:300 BW in de plaats treedt van de benodigde toestemming van [eiseres] voor het opvragen van de in punt 16 van de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie en incidentele vordering genoemde bankafschriften bij de betreffende banken op kosten van [eiseres] , dan wel de nalatenschap;
meer subsidiair
5. te bepalen dat [eiseres] binnen vijf werkdagen na het in deze te wijzen vonnis een volmacht aan [gedaagde 2] dient te verstrekken waarmee zij de in punt 16 van de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie en incidentele vordering genoemde bankafschriften kan opvragen op kosten van [eiseres] , dan wel de nalatenschap, dan wel indien [eiseres] verzuimt deze volmacht binnen vijf werkdagen aan haar te verstrekken te bepalen dat het vonnis op de voet van artikel 3:300 BW dezelfde rechtskracht zal hebben als de betreffende volmacht.
4.2.
[eiseres] maakt bezwaar tegen de wijziging/vermeerdering van eis. Volgens haar is die feitelijk strijdig met de goede procesore en de noodzakelijke voortgang van de hoofdprocedure, omdat een akte volgens het procesreglement slechts een korte mededeling, zoals een enkele erkenning of ontkenning, een bewijsaanbod, de aankondiging van een productie of een reactie daarop bevat. De door [gedaagde 2] genomen akte is daartoe niet beperkt en is veeleer een verkapte conclusie, aldus [eiseres] .
4.3.
De rechtbank gaat aan het bezwaar van [eiseres] voorbij. De wet laat eiswijzigingen toe zolang de rechter geen eindvonnis heeft gewezen (artikel 129 Rv). Dat geldt ook voor incidentele vorderingen. Uiteraard mag een wijziging/vermeerdering van eis in de betreffende akte worden toegelicht. Wat [eiseres] inhoudelijk van de gewijzigde eis vindt, is niet relevant voor de vraag of die wel of niet moet worden toegestaan. De wijziging van eis wordt dan ook toegestaan.

5.De standpunten van partijen

5.1.
[gedaagde 2] stelt dat zij een rechtmatig belang heeft bij – kort gezegd – inzage in de volledige administratie van erflater waarover [eiseres] beschikt, omdat die stukken relevant zijn voor haar rechtspositie. In ieder geval heeft zij belang bij alle bankafschriften van de bankrekeningen waarover tussen partijen discussie bestaat over de herkomst van de gelden. [gedaagde 2] wijst er daarnaast op dat zij als erfgenaam gerechtigd is tot de administratie. Door de erfopvolging is de administratie van erflater in feite de administratie van [gedaagde 2] geworden. Verder rust op [eiseres] als executeur op grond van artikel 4:148 BW de plicht om een erfgenaam alle door deze gewenste inlichtingen omtrent de uitvoering van haar taak te geven.
5.2.
[eiseres] stelt zich op het standpunt dat de vordering tot het verstrekken van alle bij haar aanwezige financiële administratie onvoldoende is afgebakend en gespecifieerd, en dus een “fishing expedition” is en om die reden moet worden afgewezen. [gedaagde 2] stelt in de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie bovendien zelf dat de saldi op de en/of rekeningen met de nummers [rekeningnummer 4] en [rekeningnummer 5] uitsluitend tot het vermogen van [eiseres] behoren. [gedaagde 2] heeft dus geen belang bij inzage in bankafschriften van die rekeningen. Voor inzage in bankafschriften van na de datum van overlijden van erflater op [datum] 2018 is ook geen reden, aldus [eiseres] .

6.De beoordeling in het incident

6.1.
Het geschil in de hoofdzaak gaat over het vestigen van een vruchtgebruik op alle tot de nalatenschap van erflater behorende goederen en over de verdeling van de saldi op diverse en/of-rekeningen. Op dat laatste onderwerp ziet de incidentele vordering van [gedaagde 2] .
6.2.
Het beroep dat [gedaagde 2] doet op artikel 4:148 BW gaat niet op.
Weliswaar moet een executeur aan een erfgenaam alle door deze gewenste inlichtingen verstrekken, maar dat gaat alleen om inlichtingen omtrent de uitoefening van de taak van de executeur. In dit geval gaat het [gedaagde 2] niet om gegevens over de uitoefening door [eiseres] van haar taak als executeur, maar wil zij informatie over de en/of-rekeningen die [eiseres] en erflater hadden. Deze kwestie betreft [eiseres] in haar hoedanigheid van echtgenoot van erflater en niet haar hoedanigheid van executeur. Er bestaat voor [eiseres] dan ook geen verplichting om de gevorderde stukken op grond van artikel 4:148 BW aan [gedaagde 2] te verstrekken.
6.3.
Het argument van [gedaagde 2] dat zij als erfgenaam rechtsopvolger van erflater is en het daarom feitelijk ook haar administratie klopt weliswaar min of meer, maar ook daaraan kan zij (op dit moment) geen recht ontlenen op afschriften van de administratie. De fysieke administratie (zoals papieren bankafschriften) van erflater behoort tot de nalatenschap ‑ al dan niet in gezamenlijkheid met mederekeninghoudster [eiseres] ‑ en in zoverre hebben erfgenamen (een gedeeld) recht op die administratie, maar in dit geval is een executeur benoemd die tot taak heeft de goederen van de nalatenschap te beheren. Zolang de executele duurt missen de erfgenamen het beheer en de beschikking over de nalatenschap en dat geldt dus ook voor de fysieke administratie. Een recht op een afschrift van die administratie geeft het zijn van erfgenaam niet.
6.4.
Als grondslag voor de incidentele vordering blijft dan over artikel 843a Rv, de zogenoemde exhibitieplicht. Dit artikel stelt de eis dat degene die exhibitie vordert daarbij een
rechtmatig belangheeft, dat de exhibitie
bepaaldebescheiden of gegevens moet betreffen en dat die bescheiden en gegevens een
rechtsbetrekkingmoeten betreffen waarin hij of zijn rechtsvoorgangers partij zijn.
6.5.
De rechtbank stelt vast dat de stukken waarvan een afschrift wordt gevorderd zien op een rechtsbetrekking waarbij erflater, de rechtsvoorganger van [gedaagde 2] , partij was. Het gaat immers om stukken met betrekking tot de bankrekeningen die erflater samen met [eiseres] had.
6.6.
Ook is het, zeker na de toelichting in de akte uitlating producties tevens verandering/vermeerdering van eis, voldoende duidelijk om welke stukken het [gedaagde 2] gaat: de aanwezige bankafschriften, jaaroverzichten van de rekeningen, belastingaangiften en -aanslagen en eventuele andere relevante bescheiden die hier betrekking op hebben zoals notities van erflater. Dat het gaat om een groot aantal stukken over een lange periode maakt niet dat die stukken onvoldoende bepaald zijn. Het gaat erom dat kan worden vastgesteld om welke stukken het gaat. Daarvoor is niet nodig is dat alle stukken expliciet worden genoemd. Een voldoende duidelijke omschrijving van het onderwerp van de stukken of het noemen van zoekcriteria aan de hand waarvan een selectie kan worden gemaakt is voldoende. De gevorderde stukken zijn dan ook voldoende bepaald.
6.7.
Dan rest nog de vraag of [gedaagde 2] een rechtmatig belang heeft bij afschrift van de gevorderde administratie. De rechtbank overweegt hierover het volgende.
De heersende leer met betrekking tot de gerechtigdheid tot het saldo op een en/of-rekening van niet in gemeenschap van goederen gehuwde partners is dat partijen over en weer tot het saldo gerechtigd zijn overeenkomstig hun respectieve stortingen, tenzij partijen anders zijn overeengekomen. Tenzij in de hoofdzaak wordt aangenomen dat [eiseres] en erflater anders zijn overeenkomen is dus van belang wat de herkomst van de saldi is van de en/of-rekeningen is. Die herkomst kan mogelijk blijken uit bankafschriften en belastingaangiftes en eventuele notities hierover van erflater. [gedaagde 2] heeft daarom een rechtmatig belang bij afschriften daarvan. Dat geldt echter alleen voor bankschriften tot aan [datum] 2018, de datum van overlijden van erflater. Zowel [eiseres] als [gedaagde 2] vordert in de hoofdzaak immers een verklaring voor recht over de verdeling van de saldi per die datum.
6.8.
Het betoog van [eiseres] dat de en/of-rekeningen met de nummers [rekeningnummer 4] en [rekeningnummer 5] volgens de eigen stellingen van [gedaagde 2] uitsluitend tot het vermogen van [eiseres] behoren, zodat [gedaagde 2] bij afschriften van die bankrekeningen geen rechtmatig belang heeft volgt de rechtbank deels. In de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie en incidentele vordering heeft [gedaagde 2] slechts opgemerkt dat in 2014 niet ter discussie stond dat de saldi op genoemde en/of-rekeningen [eiseres] toebehoren. Of dat daarna zo is gebleven, is nu nog onduidelijk. [gedaagde 2] heeft daar niets over gezegd in haar conclusie. Naar het oordeel van de rechtbank heeft zij daarom wel een rechtmatig belang bij de bankafschriften van de twee genoemde bankrekeningen vanaf 1 januari 2015 tot aan de datum van overlijden van erflater.
6.9.
De rechtbank ziet tot slot niet in hoe uit jaaroverzichten van de bankrekeningen en belastingaanslagen de herkomst van de saldi zou kunnen blijken. Bij afschriften daarvan heeft [gedaagde 2] dan ook geen rechtmatig belang, zodat de vordering wat die stukken betreft zal worden afgewezen.
6.10.
De conclusie van het vorenstaande is dat de primaire vordering onder 1. tot afgifte van afschriften van de reeds aanwezige financiële administratie van erflater zal worden toegewezen voor zover het betreft:
1. de aanwezige bankafschriften tot aan [datum] 2018 van de en/of-rekeningen met de nummers:
  • [rekeningnummer 1]
  • [rekeningnummer 6]
  • [rekeningnummer 7]
  • [rekeningnummer 3]
  • [rekeningnummer 4] (alleen vanaf 1 januari 2015)
  • [rekeningnummer 5] (alleen vanaf 1 januari 2015)
2. de aanwezige belastingaangiften van erflater tot en met het jaar 2018
3. eventuele andere relevante bescheiden die betrekking hebben op de (herkomst van de saldi op) de en/of-rekeningen, zoals notities van erflater.
6.11.
De rechtbank merkt op dat de kosten van het maken van kopieën van de genoemde stukken op grond van artikel 843a lid 1 Rv voor rekening van [gedaagde 2] komen.
6.12.
Nu tegen de gevorderde termijn van 14 dagen geen verweer is gevoerd, zal de rechtbank die termijn toewijzen. Tegen de gevorderde dwangsom is ook geen verweer gevoerd en ook die zal worden toegewezen. De rechtbank zal daar wel een maximum van € 2.500,- aan verbinden.
6.13.
Onder 2. primair vordert [gedaagde 2] te bepalen dat dit vonnis in de plaats zal treden van de toestemming voor het opvragen van de bankafschriften bij de verschillende banken voor het geval [eiseres] niet voldoet aan de veroordeling tot het verstrekken van afschriften van de bij haar aanwezige administratie. Deze vordering zal worden afgewezen. Reële executie is alleen aan de orde als een verplichting tot het verrichten van een rechtshandeling niet wordt nagekomen. [gedaagde 2] vordert primair weliswaar dat [eiseres] afschriften van bepaalde stukken verstrekt, maar niet dat [eiseres] bankafschriften opvraagt bij banken. Omdat [gedaagde 2] haar primaire vordering uitdrukkelijk beperkt tot het verstrekken van afschriften van de
bij [eiseres] aanwezigefinanciële administratie, kan die vordering ook niet worden opgevat als een vordering die mede strekt tot een veroordeling tot het opvragen van bankafschriften bij de bank. Het verstrekken van de aanwezige fysieke administratie en het geven van toestemming tot het opvragen van bankafschriften zijn niet dezelfde (rechts)handeling. Daarnaast is niet gesteld op grond waarvan [eiseres] gehouden zou zijn om [gedaagde 2] toestemming te geven voor het opvragen van de bankafschriften. Van een verplichting die niet wordt nagekomen is daarom (nog) geen sprake.
6.14.
Omdat het primair gevorderde (grotendeels) wordt toegewezen, komt de rechtbank niet meer toe aan het (meer) subsidiair gevorderde.
6.15.
[eiseres] heeft er in haar verweer tegen de incidentele vordering op gewezen dat zij niet over alle bankafschriften beschikt. Zoals de rechtbank in alinea 6.7 al heeft overwogen zal in de hoofdzaak mogelijk van belang zijn wat de herkomst is van de saldi op de en/of-rekeningen. Wenselijk is daarom dat beide partijen beschikken over alle (of in ieder geval zoveel mogelijk) bankafschriften van de en/of-rekeningen. De rechtbank geeft partijen dan ook in overweging afspraken te maken over het opvragen van de ontbrekende bankafschriften bij de betreffende banken waarbij aan de andere partij kopieën worden verstrekt, alles op kosten van de nalatenschap.
6.16.
Hoewel [gedaagde 2] grotendeels in het gelijk is gesteld, ziet de rechtbank aanleiding om de proceskosten tussen partijen te compenseren. In de hoofdzaak vordert [gedaagde 2] immers – gelet op de familierelatie – compensatie. In het incident laat zij de proceskosten verder onbesproken, maar de rechtbank ziet niet in waarom dit niet ook zou gelden voor de incidentele vordering.

7.De beslissing

De rechtbank
in het incident
7.1.
veroordeelt [eiseres] om binnen 14 dagen na de datum van dit vonnis aan [gedaagde 2] van een afschrift te verstrekken van de bij [eiseres] aanwezige:
1. bankafschriften tot aan [datum] 2018 van de en/of-rekeningen met de nummers:
  • [rekeningnummer 1]
  • [rekeningnummer 6]
  • [rekeningnummer 7]
  • [rekeningnummer 3]
  • [rekeningnummer 4] (alleen vanaf 1 januari 2015)
  • [rekeningnummer 5] (alleen vanaf 1 januari 2015)
2. de aanwezige belastingaangiften van erflater
3. eventuele andere relevante bescheiden die betrekking hebben op de (herkomst van de saldi op) de en/of-rekeningen, zoals notities van erflater,
7.2.
veroordeelt [eiseres] om aan [gedaagde 2] een dwangsom te betalen van € 250,- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij niet aan de onder 7.1 uitgesproken veroordeling voldoet, tot een maximum van € 2.500,- is bereikt,
7.3.
compenseert de kosten van het incident tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
7.4.
wijst af en meer of anders gevorderde,
in de hoofdzaak
7.5.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
31 augustus 2022voor conclusie van antwoord in reconventie.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S.J. Thijs en in het openbaar uitgesproken op 20 juli 2022. [1]

Voetnoten

1.type: 977