ECLI:NL:RBNHO:2022:6300

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 juli 2022
Publicatiedatum
19 juli 2022
Zaaknummer
AWB - 20 _ 2042
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. dr. C.A. Schreuder
  • mr. drs. C.M. van Wechem
  • mr. S.P.M. van den Maagdenberg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Douanezaak over indeling van zwembadhoezen en verzoek om terugbetaling van douanerechten

In deze douanezaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 22 juli 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres] B.V. en de inspecteur van de Belastingdienst/Douane, kantoor Amsterdam. De zaak betreft de indeling van zwembadhoezen voor douanerechten en een verzoek om terugbetaling van eerder betaalde douanerechten. Eiseres had drie uitnodigingen tot betaling ontvangen voor douanerechten, maar heeft hiertegen geen bezwaar gemaakt. Later heeft eiseres verzoeken om terugbetaling ingediend, die door de inspecteur zijn afgewezen. Eiseres stelt dat de zwembadhoezen onder een andere post van de Gecombineerde Nomenclatuur (GN) moeten worden ingedeeld, wat leidt tot een lager douanetarief. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres en verweerder zorgvuldig afgewogen. Eiseres betoogde dat de zwembadhoezen als 'delen of toebehoren' van een zwembad moeten worden aangemerkt, terwijl verweerder stelde dat de zwembadhoezen primair dienen voor het schoonhouden van het zwembadwater en niet als toebehoren kunnen worden beschouwd. De rechtbank concludeert dat de zwembadhoezen terecht zijn ingedeeld onder de post voor kunststof artikelen en dat de verzoeken om terugbetaling terecht zijn afgewezen. De beroepen van eiseres worden ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
Zaaknummers: HAA 20/2042, HAA 20/2043 en HAA 20/2044

uitspraak van de meervoudige douanekamer van 22 juli 2022 in de zaken tussen

[eiseres] B.V., gevestigd te [vestigingsplaats] , eiseres,

(gemachtigde: mr. J.A. Biermasz)
en

de inspecteur van de Belastingdienst/Douane, kantoor Amsterdam, verweerder.

Procesverloop

Zaaknummer HAA 20/2042
Verweerder heeft met dagtekening 27 juni 2016 een uitnodiging tot betaling (utb) uitgereikt voor een bedrag van € 5.673,92 aan douanerechten (utb 1). Tegen utb 1 is geen bezwaar gemaakt.
Bij brief van 13 juni 2019 heeft eiseres een verzoek om terugbetaling ingediend voor een bedrag van € 2.813,41 aan douanerechten.
Bij beschikking van 7 oktober 2019 heeft verweerder het verzoek om terugbetaling afgewezen.
Zaaknummer HAA 20/2043
Verweerder heeft met dagtekening 9 juni 2016 een utb uitgereikt voor een bedrag van € 1.271,66 aan douanerechten (utb 2). Tegen utb 2 is geen bezwaar gemaakt.
Bij brief van 4 juni 2019 heeft eiseres een verzoek om terugbetaling ingediend voor een bedrag van € 743,43 aan douanerechten.
Bij beschikking van 4 september 2019 heeft verweerder het verzoek om terugbetaling afgewezen.
Zaaknummer HAA 20/2044
Verweerder heeft met dagtekening 27 juni 2016 een utb uitgereikt voor een bedrag van € 3.490,37 aan douanerechten (utb 3). Tegen utb 3 is geen bezwaar gemaakt.
Bij brief van 5 juni 2019 heeft eiseres een verzoek om terugbetaling ingediend voor een bedrag van € 2.173,14 aan douanerechten.
Bij beschikking van 4 september 2019 heeft verweerder het verzoek om terugbetaling afgewezen.
Zaaknummers 20/2042, 20/2043 en 20/2044
Bij brief van 14 oktober 2019 heeft eiseres bezwaar gemaakt tegen de afwijzingen van de verzoeken tot terugbetaling van 4 september 2019 (zaaknummers 20/2043 en 20/2044) en 7 oktober 2019 (zaaknummer 20/2042).
Verweerder heeft de bezwaren bij beslissingen van 20 februari 2020 ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen de uitspraken op bezwaar beroep ingesteld.
Verweerder heeft verweerschriften ingediend.
Eiseres heeft voor de zitting nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 maart 2022. Eiseres is vertegenwoordigd door [naam 1] , bijgestaan door mr. A.T.M. Jansen, kantoorgenoot van de gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. [naam 2] en mr. [naam 3] .
Ter zitting heeft eiseres een
pool over(in verpakking) getoond en verzocht dit als monster over te mogen leggen. Deze cover heeft, blijkens de verpakking, andere afmetingen dan de goederen in geding en niet kon worden vastgesteld of de cover overigens dezelfde objectieve kenmerken en eigenschappen heeft als de goederen in geding. De rechtbank heeft het monster niet geaccepteerd.

Overwegingen

Feiten
1. Eiseres heeft in de periode van 9 juni 2016 tot en met 27 juni 2016 drie douaneaangiften gedaan voor het in het vrije verkeer brengen van
pool covers (hierna: zwembadhoezen). Eiseres heeft de zwembadhoezen ingedeeld onder postonderverdeling 3926 90 97 90 van de Gecombineerde Nomenclatuur (hierna: de GN). Het bij deze postonderverdeling behorende tarief van douanerechten is 6,5 procent. In de uitnodigingen op betaling, die op 9 juni 2016 en 27 juni 2016 zijn uitgereikt, is eveneens uitgegaan van indeling van de zwembadhoezen onder postonderverdeling 3926 90 97 90 van de GN en een douanetarief van 6,5 procent.
2. Op 6 juni 2019 en 18 juni 2019 heeft verweerder drie verzoeken tot terugbetaling ontvangen. Eiseres heeft zich in deze verzoeken tot terugbetaling op het standpunt gesteld dat de zwembadhoezen niet onder postonderverdeling 3926 90 97 90 van de GN maar onder postonderverdeling 9506 99 90 99 hadden moeten worden ingedeeld.
3. Tot de op de zaak betrekking hebbende stukken behoren facturen en paklijsten waarin de zwembadhoezen als volgt worden omschreven:
Zaaknummers 20/2042 en 20/2043
POOL COVER (FIT FOR 262CM POOL)
COVER SIZE: 280X184CM
MATERIL: DURABLE PE
ROPE TIES DRAIN HOLES TO PREVENT WATER ACCUMULATION
COOLBOX, BOX SIZE: 19,7X7X20CM
PLAYING KIDS BRAND
Zaaknummer 20/2044
POOL COVER (FIT FOR 211CM POOL)
COVER SIZE: 245X155CM
MATERIL: DURABLE PE
ROPE TIES DRAIN HOLES TO PREVENT WATER ACCUMULATION
COOLBOX, BOX SIZE: 19,7X4,5X20CM
PLAYING KIDS BRAND
4. De in geschil zijnde zwembadhoezen zijn gemaakt van polyethyleen. De verzoeken om terugbetaling zien op zwembadhoezen van verschillende formaten. Volgens een kopie van een afbeelding in het dossier met nummer 20/2042, zie een hoes er als volgt uit:
(afbeelding)
Geschil
5. In geschil is of verweerder de verzoeken tot terugbetaling terecht heeft afgewezen.
6. Eiseres stelt zich op het standpunt dat de zwembadhoezen onder postonderverdeling 9506 99 90 99 van de GN moeten worden ingedeeld. Ten tijde van aanvaarding van deze douaneaangiften bedroeg het bij die postonderverdeling van de GN behorende tarief van douanerechten 2,7 procent. Volgens eiseres hebben de zwembadhoezen meerdere functies. Zij hebben als doel het zwemwater te vrijwaren van vuil en het zwemwater op een optimale temperatuur te houden. Daarnaast zorgen zij ervoor dat kinderen en dieren niet op een ongewenst moment in het bad vallen en dragen ze zo bij aan de veiligheid van de omgeving.
Volgens eiseres dienen de zwembadhoezen onder de door haar genoemde postonderverdeling te worden ingedeeld, aangezien
- de zwembadhoezen gezien moeten worden als ‘delen of toebehoren’ van een zwembad;
- de zwembadhoezen, gelet op de maat en de bevestigingsmiddelen, uitsluitend dan wel hoofdzakelijk voor één specifiek zwembad geschikt zijn en de zwembadhoezen daarom voldoen aan het bepaalde in aantekening 3 op hoofdstuk 95;
- de zwembadhoezen – net als het veiligheidsnet voor trampolines in Uitvoeringsverordening (EU) Nr. 399/2012 van de Commissie van 7 mei 2012 – uitsluitend voor één specifiek product (één specifiek zwembad) geschikt zijn; en
- de onderhavige zwembadhoes niet (voldoende) overeenkomt met de noppenfolie in Uitvoeringsverordening (EU) Nr. 2018/1531 van de Commissie van 10 oktober 2018 (onderhavige zwembadhoes is enkel voor één zwembad geschikt, voldoet aan het veiligheidsaspect en ligt niet los op het water).
Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van de beroepen, vernietiging van de uitspraken op bezwaar, het alsnog toewijzen van de verzoeken tot terugbetaling en te bepalen dat verweerder de onverschuldigde bedragen van € 2.813,41 (zaaknummer 20/2042), € 743,43 (zaaknummer 20/2043) en € 2.173,14 (zaaknummer 20/2044) dient terug te betalen. Voorts verzoekt eiseres om vergoeding van de kosten van de beroepsprocedure.
7. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de verzoeken om terugbetaling terecht zijn afgewezen. Volgens verweerder dienen de zwembadhoezen onder postonderverdeling 3926 90 97 90 van de GN te worden ingedeeld. Het is volgens verweerder dan ook terecht dat destijds een douanetarief van 6,5 procent is geheven.
Volgens verweerder kunnen de zwembadhoezen niet als ‘toebehoren’ voor zwembaden worden aangemerkt. De zwembadhoezen dekken een zwembad af en dienen primair voor het schoonhouden van het water in het zwembad. De zwembadhoezen maken het zwembad volgens verweerder niet geschikt voor bijkomende mogelijkheden die verband houden met de hoofdfunctie van het zwembad, zwemmen of pootjebaden. Indien het zwembad is afgedekt, kan het zwembad immers niet voor zwemmen of pootjebaden worden gebruikt. Anders dan bij het veiligheidsnet van een trampoline in Uitvoeringsverordening (EU) Nr. 399/2012 kan een zwembad niet worden gebruikt indien de zwembadhoes is bevestigd. Ook zijn zwembadhoezen niet aan te merken als verwisselbare uitrusting die het zwembad geschikt maakt voor speciale toepassingen. De zwembadhoezen vertonen daarentegen grote gelijkenis met het product van kunststof uit Uitvoeringsverordening (EU) Nr. 2018/1531. De in het geding zijnde zwembadhoezen zijn vervaardigd van kunststof en dienen het zwembad te beschermen tegen vuil.
Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van de door eiseres ingestelde beroepen.
8. Voor het overige verwijst de rechtbank naar de gedingstukken.
Toepasselijke wet- en regelgeving
9. Afdeling VII is getiteld “Kunststof en werken daarvan; rubber en werken daarvan” en bevat hoofdstuk 39 met het opschrift “Kunststof en werken daarvan”. De post(onderverdeling) uit hoofdstuk 39 luidt (voor zover relevant):
3926
Andere artikelen van kunststof en artikelen van andere stoffen bedoeld bij de posten 3901 tot en met 3914:
(…)
3926 90
- andere:
(…)
3926 90 97
- - - andere
De Engelse tekst van de toelichting op post 3926 van de GS luidt (voor zover relevant):
This heading covers articles, not elsewhere specified or included, of plastics (as defined in Note 1 to the Chapter) or of other materials of headings 39.01 to 39.14.
They include:
(4) Dust‑sheets, protective bags, awnings, file‑covers, document‑jackets, book covers and reading jackets, and similar protective goods made by sewing or glueing together sheets of plastics.
Afdeling XX is getiteld “Diverse goederen en producten” en bevat hoofdstuk 95 met het opschrift “Speelgoed, spellen, artikelen voor ontspanning en sportartikelen; delen en toebehoren daarvan”. De post(onderverdeling) uit hoofdstuk 95 luidt (voor zover relevant):
9506
Artikelen en materieel voor lichaamsoefening, voor gymnastiek, voor atletiek, voor andere sporten (tafeltennis daaronder begrepen) of voor openluchtspelen, niet genoemd of niet begrepen onder andere posten van dit hoofdstuk; zwembaden en speelbadjes
(…)
9506 91
- - artikelen en materieel voor lichaamsoefening, voor gymnastiek of voor atletiek
9506 91 10
- - - fitnessapparaten met instelbare weerstandscontrole
9506 91 90
- - - andere
9506 99
- - andere
9506 99 10
- - - artikelen voor cricket en polo, andere dan ballen
9506 99 90
- - - andere
De aantekening op hoofdstuk 95 luidt – voor zover relevant – als volgt:
1. Dit hoofdstuk omvat niet:
(…)
3. Met inachtneming van het bepaalde in aantekening 1 hiervoor, worden delen en toebehoren waarvan kan worden onderkend dat zij uitsluitend of hoofdzakelijk bestemd zijn voor de artikelen bedoeld bij dit hoofdstuk, ingedeeld als deze artikelen.
De Engelse tekst van de toelichting op hoofdstuk 95 luidt – voor zover relevant – als volgt:
1. This chapter does not cover (…)
General
(…)
Each of the headings of this Chapter also covers identifiable parts and accessories of articles of this Chapter which are suitable for use solely or principally therewith, and
providedthey are
notarticles excluded by Note 1 to this Chapter.
Beoordeling van het geschil
10. Eiseres heeft haar verzoeken om terugbetaling gedaan op 24 september 2018. Dit is na de inwerkingtreding op 1 mei 2016 van Verordening nr. 952/2013, het Douanewetboek van de Unie (DWU). Op grond van het bepaalde in artikel 116, eerste lid, aanhef en onder a, van het DWU wordt – voor zover hier van belang – overgegaan tot terugbetaling van invoer- of uitvoerrechten die teveel in rekening zijn gebracht. Op grond van artikel 117, eerste lid, van het DWU wordt een bedrag aan invoer- of uitvoerrechten terugbetaald indien het bedrag dat correspondeert met de aanvankelijk meegedeelde douaneschuld het verschuldigde bedrag overschrijdt.
11. Het is vaste jurisprudentie van het Hof van Justitie, dat in het belang van de rechtszekerheid en van een gemakkelijke controle, het beslissende criterium voor de tariefindeling van goederen in het algemeen moet worden gezocht in hun objectieve kenmerken en eigenschappen, zoals deze in de tekst van de GN-posten en in de aantekeningen op de afdelingen en de hoofdstukken zijn omschreven. Hierbij kunnen de GS- en de GN-toelichtingen nuttige aanwijzingen voor de tariefindeling vormen, ook al zijn deze toelichtingen slechts uitleggingen en rechtens niet bindend (vgl. Hof van Justitie 26 april 2017, ECLI:EU:C:2017:298, C-51/16, Stryker EMEA Supply Chain Services BV, punt 39 en 45). De inhoud van GS- en GN-toelichtingen moet in overeenstemming zijn met de GN-bepalingen en mag de strekking daarvan niet wijzigen. Toelichtingen moeten, indien zij in strijd blijken met de tekst van de GN-posten en de aantekeningen bij de afdelingen of hoofdstukken, terzijde worden geschoven (zie Hof van Justitie 26 november 2015, ECLI:EU:C:2015:783, C-44/15, Duval GmbH & Co. KG, punt 24).
12. De zwembadhoezen moeten naar het oordeel van de rechtbank, gelet op hun fysieke kenmerken, in beginsel worden ingedeeld onder postonderverdeling 3926 90 97 van de GN. De zwembadhoezen zijn namelijk vervaardigd uit kunststof. Ingevolge aantekening 3 op hoofdstuk 95 moet echter worden beoordeeld of de zwembadhoezen dienen te worden aangemerkt als “delen” en/of “toebehoren” waarvan kan worden onderkend dat zij uitsluitend of hoofdzakelijk bestemd zijn voor een artikel bedoeld bij hoofdstuk 95. Het Hof van Justitie overwoog in het arrest Turbon International GmbH (C-276/00, ECLI:EU:C:2002:88), dat op de indeling van inktcartridges voor een printer zag (in het bijzonder op het begrip "deel" en het begrip “toebehoren” in de zin van de GN-post 8473), dat het begrip ‘delen’ de aanwezigheid impliceert van een geheel voor de werking waarvan deze delen onmisbaar zijn en het begrip ‘toebehoren’ de aanwezigheid impliceert van een verwisselbare uitrusting waardoor een apparaat voor speciale werkzaamheden kan worden aangepast of die het geschikt maakt voor bijkomende mogelijkheden of bijzondere werkzaamheden die verband houden met de hoofdfunctie van de machine. Hoewel het hier gaat om interpretatie van een post in hoofdstuk 84, ziet de rechtbank geen aanleiding om de interpretatie tot dit hoofdstuk te beperken (vergelijk het arrest van het Hof van Justitie van 12 december 2013, C-450/12, ECLI:EU:C:2013:824, HARK GmbH & Co KG Kamin- und Kachelofenbau, punt 36).
Wat betreft het begrip ‘delen’ heeft te gelden dat van de onderhavige zwembadhoezen niet kan worden gezegd dat deze onmisbaar zijn voor het functioneren van het zwembad. De zwembadhoezen hebben met name als doel het zwembadwater te vrijwaren van vuil. Van een ‘toebehoren’ kan eveneens niet worden gesproken, aangezien een zwembadhoes een zwembad niet voor speciale werkzaamheden geschikt maakt (vgl. Hof van Justitie 16 juni 2011, C-152/10, ECLI:EU:C:2011:402, Unomedical A/S). Het bedekken van een zwembad met een zwembadhoes kan vervuiling van het water tegenhouden en/of ertoe leiden dat dieren of personen minder makkelijk in het water van het zwembad vallen, maar de zwembadhoes maakt het zwembad niet geschikt voor bijkomende mogelijkheden of voor bijzondere werkzaamheden die verband houden met de hoofdfunctie van het zwembad, namelijk zwemmen of pootjebaden.
13. Het beroep van eiseres op Verordening (EU) Nr. 399/2012 van de Commissie van 7 mei 2012 tot indeling van een veiligheidsnet voor een trampoline, waarin dergelijke veiligheidsnetten wél als een toebehoren van een artikel voor lichaamsoefening van post 9506 worden beschouwd, kan eiseres niet baten. Die verordening betreft een ander artikel, namelijk een veiligheidsnet voor een trampoline en niet een zwembadhoes voor een zwembad. Voor zover eiseres zou menen dat de parallellie tussen de beide goederen zou nopen tot de door haar voorgestane indeling, overweegt de rechtbank dat het veiligheidsnet klaar is om te worden geïnstalleerd op een specifieke trampoline door de aanwezigheid van de metalen stangen, schroeven, moeren, knipsluitingen en elastieken met haken. Bij de zwembadhoezen staat niet vast dat deze uitsluitend geschikt zijn voor de passende (Sspecifieke) zwembaden.
14. Voor zover eiseres betoogt dat verweerder zich ten onrechte beroept op de ten tijde van de aangifte nog niet geldige Verordening (EU) Nr. 2018/1531 van de Commissie van 10 oktober 2018, overweegt de rechtbank als volgt. Verweerder heeft weliswaar die verordening genoemd in de uitspraken op bezwaar, maar slechts overwogen dat de zwembadhoezen grote gelijkenis vertonen met het product genoemd in de verordening. Verweerder heeft een eigen motivering voor de indeling van de zwembadhoezen in de uitspraken op bezwaar opgenomen. Het betoog kan dus niet slagen.
15. Eiseres verwijst naar BTI’s die naar haar oordeel haar standpunt onderschrijven. Dit kan echter niet tot het door haar gewenste resultaat leiden. Nog ervan afgezien dat beide BTI’s niet meer geldig zijn; die BTI’s zijn enkel bindend voor de houder daarvan, en eiseres kan daaraan in deze zaak geen aanspraak ontlenen.
16. Gelet op het vorenstaande dienen de beroepen ongegrond te worden verklaard.
Proceskosten
17. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. dr. C.A. Schreuder, voorzitter, en mr. drs. C.M. van Wechem en mr. S.P.M. van den Maagdenberg, leden, in aanwezigheid van E.H. Mazel, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 juli 2022.
De griffier, De voorzitter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam (douanekamer), Postbus 1312,
1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.