ECLI:NL:RBNHO:2022:6296

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
27 juli 2022
Publicatiedatum
19 juli 2022
Zaaknummer
9390458
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad en schadevergoeding als gevolg van heiwerkzaamheden

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, is er een geschil ontstaan tussen eisers, [eiser sub 1] en [eiser sub 2], en de gedaagde, Aannemingsbedrijf Badhoeve B.V., naar aanleiding van schade die zou zijn ontstaan door heiwerkzaamheden aan de woning van eisers. De kantonrechter heeft op 27 juli 2022 uitspraak gedaan in deze civiele zaak, waarin eisers voldoende hebben aangetoond dat de gevorderde schade, die betrekking heeft op de begane grond en de buitenzijde van hun woning, is veroorzaakt door de werkzaamheden van Badhoeve. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de schadebedragen reëel zijn en heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van € 17.810,50, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast zijn er buitengerechtelijke kosten van € 1.171,62 toegewezen, evenals de proceskosten die voor rekening van Badhoeve komen. De uitspraak volgt op een eerder vonnis van 23 maart 2022, waarin de zaak tegen andere gedaagden was afgewezen en de procedure tussen eisers en Badhoeve werd voortgezet. De kantonrechter heeft in zijn beoordeling de rapporten van deskundigen betrokken, waarbij het rapport van Hanselman Groep als uitgangspunt is genomen, omdat het rapport van KakesWaal als onvolledig werd beschouwd. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de gedaagde onvoldoende bewijs heeft geleverd om de claims van eisers te weerleggen, en heeft de vorderingen van eisers grotendeels toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9390458 CV EXPL 21-5547
Uitspraakdatum: 27 juli 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser sub 1]

2. [eiser sub 2]
beiden wonende te [woonplaats]
eisers
verder te noemen: [eiser sub 1] c.s.
gemachtigde: mr. W.H.R. van Boetzelaer
tegen
de besloten vennootschap
Aannemingsbedrijf Badhoeve B.V.
gevestigd te Haarlemmermeer
gedaagde
verder te noemen: Badhoeve
procederend in persoon

1.Het verdere procesverloop

1.1.
Bij vonnis van 23 maart 2022 is de zaak tegen de oorspronkelijk gedaagden sub 2 en 3 afgewezen, zodat de zaak nu alleen nog speelt tussen [eiser sub 1] c.s. en Badhoeve.
1.2.
Bij vonnis van 23 maart 2022 is de zaak verwezen naar de rol van 20 april 2022 voor het nemen van een akte door [eiser sub 1] c.s. met het doel zoals beschreven in rechtsoverweging 5.11 van dat vonnis.
1.3.
[eiser sub 1] c.s. heeft een akte uitlaten genomen op de rol van 18 mei 2022 en daarbij twee producties overgelegd. Badhoeve heeft hierop gereageerd op de rol van 15 juni 2022. Vervolgens is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De kantonrechter blijft bij wat in het vonnis van 23 maart 2022 is overwogen en beslist.
[eiser sub 1] c.s. is daarbij in de gelegenheid gesteld om (1) het gehele rapport van [bouwkundige] over te leggen, (2) een toelichting over te leggen van Hanselman Groep waaruit blijkt hoe zij heeft kunnen oordelen dat gebreken zijn ontstaan als gevolg van de werkzaamheden van Badhoeve in ruimten in de woning van [eiser sub 1] c.s. die in de opname van [bouwkundige] niet zijn verwerkt, (3) een toelichting te geven op het verschil in schadeposten in het rapport van KakesWaal en dat van Hanselman Groep.
Gehele rapport van [bouwkundige]
2.2.
In het bij dagvaarding overgelegde rapport van [bouwkundige] waren alleen de oneven bladzijden van dat rapport weergegeven. [eiser sub 1] c.s. heeft in zijn akte het volledige rapport van [bouwkundige] overgelegd, zodat hij aan het verzoek heeft voldaan.
Toelichting Hanselman Groep
2.3.
[eiser sub 1] c.s. heeft in zijn akte als productie 36 een e-mail d.d. 12 mei 2022 overgelegd van ir. [betrokkene 1] (hierna: [betrokkene 1] ) van Hanselman Groep. In deze e-mail staat over dit onderdeel:
Wij hebben het rapport [bouwkundige] , alsmede de originele foto’s, beoordeeld en verwerkt in ons eigen deskundigenrapport. De gebreken in de diverse vertrekken van de begane grond, die wel waren opgenomen, zijn hierbij vergeleken met de nieuwe, door ons, geconstateerde situatie. Voor deze vergelijking verwijzen wij kortheidshalve naar ons initiële deskundige rapport.
Uit deze vergelijking blijkt dat de gebreken (c.q. scheuren) in binnen- en buitenwanden, die de begane grond wel waren vastgelegd door [bouwkundige] op 16 februari 2018, zowel in lengte als in breedte waren toegenomen ten tijde van onze inspectie in maart 2020. Daarbij waren bijvoorbeeld geen gebreken(naden) in de parketvloer vermeld in het rapport [bouwkundige] . Uit vorenstaande maken wij op dat er sprake is geweest van een dermate grote trilling dat enkele gebreken konden verergeren in omvang of nieuw konden ontstaan.
Op de verdiepingsvloer zijn alle relevante gebreken/scheuren vastgelegd. Het blijkt dat deze gebreken op kritische plekken in de (afbouw-) constructie zitten, zoals in aansluitingen van wanden, plafonds, boven deuren en rondom kozijnen. Gezien het effect van de trillingen op de gebreken van de begane grondvloer, is het zeer aannemelijk dat de door ons waargenomen gebreken op de verdiepingsvloer zijn ontstaan of verergerd door trillingen. Daarenboven, gelijkluidend onze opmerking in het deskundigenrapport, blijkt dat bij alle waargenomen gebreken sprake is van “verse” scheuren. Dit is vastgesteld op basis van een grillig breukvlak in de scheuren en de afwezigheid van stof/vuil/verf in de scheuren.
2.4.
[eiser sub 1] c.s. heeft hierover nog opgemerkt dat Van Mansjou de bovenverdieping wel mocht aanschouwen. Zij heeft er zelf echter voor gekozen dat niet te doen nadat [eiser sub 1] c.s. had aangegeven dat boven net een nieuwe badkamer was geplaatst, de zolder aan de binnenzijde was geïsoleerd en dat de achterwanden niet zichtbaar waren wegens de aanwezigheid van wandkasten. [eiser sub 1] c.s. stelt verder dat het niet schouwen van de bovenverdieping voor rekening van Badhoeve komt in die zin dat ervan moet worden uitgegaan dat er geen schade was op de bovenverdieping. [eiser sub 1] c.s. stelt dat op grond hiervan in combinatie met hetgeen [betrokkene 1] heeft geschreven ervan moet worden uitgegaan dat alle schade die [betrokkene 1] in zijn rapport heeft benoemd – ook de schade die is geconstateerd in ruimten in de woning van [eiser sub 1] c.s. die niet in de opname van [bouwkundige] zijn verwerkt – het gevolg is van de hei- en bouwwerkzaamheden van Badhoeve.
2.5.
Badhoeve heeft in reactie hierop aangevoerd dat het pertinent onwaar is dat [bouwkundige] zou hebben aangegeven dat het niet nodig was om ook de bovenverdieping te schouwen. [eiser sub 1] c.s. heeft [bouwkundige] geen toegang verleend tot de bovenverdieping. Badhoeve betwist de conclusie van [eiser sub 1] c.s. dat de schade op de bovenverdieping is ontstaan door hei- en bouwwerkzaamheden. Als er al schade is op de bovenverdieping zal dit wellicht te wijten zijn aan onzorgvuldig uitgevoerde sloopwerkzaamheden, wat niet voor rekening van Badhoeve komt. Door het manoeuvreren van de sloopkraan is de oppervlakte in trilling gebracht hetgeen funest is voor de verouderde woning van [eiser sub 1] c.s., aldus Badhoeve. Verder voert Badhoeve aan dat nu schade op de bovenverdieping is opgegeven die al aanwezig was. De krimp scheuren tussen wand en vloer worden veroorzaakt door het werken van verschillende materialen omdat een stenen muur met een aansluiting van een gips plafond altijd werkt. Ook wijst Badhoeve er nog op dat de woning van [eiser sub 1] c.s. niet onderheid is en door zwaar verkeer op de [straat] altijd in beweging zal zijn, waardoor scheurvorming kan optreden.
2.6.
Door het ontbreken van een nulmeting van de bovenverdieping kan niet meer worden vastgesteld of de schade die is opgenomen in het rapport van Hanselman al aanwezig was vóór de aanvang van de werkzaamheden of is veroorzaakt door de niet door Badhoeve uitgevoerde sloopwerkzaamheden. Waarom de bovenverdieping niet is geschouwd door [bouwkundige] kan op dit moment ook niet worden vastgesteld. Beide partijen hebben een andere lezing van de gebeurtenissen en het rapport van [bouwkundige] is op dit punt zeer summier. De kantonrechter is van oordeel dat deze omstandigheid voor rekening van beide partijen komt. Op [eiser sub 1] c.s. rust immers de bewijslast van de stelling dat de door haar geleden schade het gevolg is van de werkzaamheden van Badhoeve. Het is echter aan de aannemer om er voor te zorgen dat vóór aanvang van de werkzaamheden een deugdelijke nulmeting plaatsvindt.
2.7.
Weliswaar heeft Hanselman aangegeven dat het zeer aannemelijk is dat de door haar waargenomen gebreken op de verdiepingsvloer zijn ontstaan of verergerd door trillingen en dat het gaat om verse scheuren, maar dat neemt niet weg dat vóór aanvang van het werk al sprake kan zijn geweest van gebreken. Dat ligt ook wel voor de hand omdat uit de opname van [bouwkundige] volgt dat op de begane grond en aan de buitenzijde van de verdieping al sprake was van gebreken zoals scheurvorming. Dat die mogelijk al bestaande gebreken zijn verergerd door de werkzaamheden, kan wel uit het rapport van Hanselman worden afgeleid omdat volgens haar sprake is van verse scheurvorming. Dat volgt overigens ook uit het rapport van KakesWaal, waarin ook wordt gerept van verse scheurvorming. Verder zijn in dat rapport de trillingen door heiwerkzaamheden als oorzaak voor de schade, waaronder de schade in de badkamer, aangewezen. Bij deze stand van zaken acht de kantonrechter het redelijk om twee/derde van de herstelkosten van de schade op de bovenverdieping (posten 1 t/m 6 uit het rapport van Hanselman) voor rekening van Badhoevedorp te laten komen. Dat leidt tot een bedrag van 2/3 x € 4.554,- = € 3.036,-).
Verschil in schadeposten van KakesWaal en Hanselman Groep
2.8.
In de door [eiser sub 1] c.s. bij akte overgelegde e-mail d.d. 12 mei 2022 van [betrokkene 1] , staat over dit onderdeel:
In het rapport van KakesWaal is een enkele kostenraming opgenomen van € 4.500,-- (incl. btw) voor circa 3 gebreken, waarvan 2 op de begane grond en 1 in de badkamer op de verdiepingsvloer. Uit niets blijkt hoe dit bedrag nu exact is opgebouwd en wat de verdeling zou zijn tussen de circa 3 gebreken. Het lijkt ons inziens dus een zeer globale raming.
In ons deskundigenrapport is per gebrek nauwkeurig vastgelegd wat de omvang van de herstelwerkzaamheden zouden zijn met een totale raming van de herstelkosten van € 19.328,50 (incl. btw). Per gebrek is hierbij in redelijkheid een raming van de herstelkosten opgenomen. In totaal hebben wij in de woning 20 gebreken geconstateerd, waarbij een causaal verband ons inziens aannemelijk is. Voor een onderbouwing van de herstelkosten verwijzen wij kortheidshalve naar ons deskundigen rapport.
Het verschil tussen beide kostenramingen dient hoofdzakelijk dus te worden gevonden in de hoeveelheid gebreken die zijn beoordeeld en gecalculeerd. Zo heeft KakesWaal niets opgenomen voor het herstel van het gevelmetselwerk, parketvloer op de begane grond en herstel van scheuren in diverse vertrekken van de woning.
2.9.
[eiser sub 1] c.s. heeft er in zijn akte op gewezen dat KakesWaal in haar rapport in paragraaf 6.4 heeft geschreven: “
De schaderaming staat dus nog niet vast en eventuele extra schade zal later gerapporteerd worden”. Naar aanleiding van de toelichting van [betrokkene 1] , concludeert [eiser sub 1] c.s. dat het rapport van KakesWaal onvolledig is en dat het rapport van Hanselman Groep als uitgangspunt moet worden genomen.
2.10.
In reactie hierop heeft Badhoeve aangevoerd dat het haar bevreemdt dat Hanselman Groep het heeft over 20 gebreken die moeten worden hersteld door Badhoeve en dat het sloop- en grondbedrijf buiten schot blijft. De door [betrokkene 1] genoemde hoeveelheid gebreken is erg overtrokken want de genoemde gebreken zijn normale slijtage sporen die bij dit soort dijkwoningen optreedt. De uitkomst van het rapport van KakesWaal geeft een reëel beeld van de schade en Badhoeve is bereid om het genoemde schadebedrag van € 4.500,00 inclusief btw te voldoen. Badhoeve is het niet eens met de conclusie van het rapport van Hanselman Groep en zij distantieert zich daarvan.
2.11.
De kantonrechter is, mede gelet op de nadere toelichting door Hanselman, van oordeel dat het rapport van KakesWaal onvolledig is en dat uitgegaan moet worden van de schade-opstelling van Hanselman. De juistheid daarvan is door Badhoeve weliswaar betwist, maar die betwisting berust deels op argumenten die in het tussenvonnis (r.o. 5.7 t/m 5.9) al zijn weerlegd. Verder is de betwisting algemeen (niet per schadepost) en heeft Badhoeve geen door een andere deskundige opgemaakt tegenrapport overgelegd. De verwijzing naar het rapport van KakesWaal kan haar niet baten, nu de kantonrechter hiervoor al heeft geoordeeld dat dit rapport onvolledig is. Bij deze stand van zaken heeft [eiser sub 1] c.s. voldoende onderbouwd dat de door haar gevorderde schade (betreffende de begane grond en buitenzijde) is ontstaan door toedoen van Badhoeve en dat de daaraan verbonden schadebedragen reëel zijn. Dit is door Badhoeve onvoldoende weerlegd. Dat betekent dat de schadeposten 7 t/m 20 uit het rapport van Hanselman (totaal: € 14.774,50) integraal zullen worden toegewezen.
2.12.
De buitengerechtelijke kosten zullen als onweersproken en op de wet gegrond worden toegewezen. Dat geldt ook voor de gevorderde wettelijke rente.
2.13.
De proceskosten komen voor rekening van Badhoeve, omdat zij grotendeels ongelijk krijgt. Daarbij wordt Badhoeve ook veroordeeld tot betaling van € 124,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door [eiser sub 1] c.s. worden gemaakt.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
verklaart voor recht dat Badhoeve onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiser sub 1] c.s.;
3.2.
veroordeelt Badhoeve tot betaling aan [eiser sub 1] c.s. van € 17.810,50 te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 24 augustus 2020 tot aan de dag van de gehele betaling;
3.3.
veroordeelt Badhoeve tot betaling aan [eiser sub 1] c.s. van € 1.171,62 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 augustus 2021 tot de dag van de gehele betaling;
3.4.
veroordeelt Badhoeve tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [eiser sub 1] c.s. tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 133,87
griffierecht € 507,00
salaris gemachtigde € 932,00 ;
3.5.
veroordeelt Badhoeve tot betaling van € 124,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door [eiser sub 1] c.s. worden gemaakt;
3.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.7.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Dijk, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter