ECLI:NL:RBNHO:2022:62

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 januari 2022
Publicatiedatum
6 januari 2022
Zaaknummer
C/15/310667 / FA RK 20-6685
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Adoptie door pleegouders met verzoek tot voornaams- en geslachtsnaamwijziging en gezagstoewijzing

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 7 januari 2022 een beschikking gegeven met betrekking tot de adoptie van een minderjarige door pleegouders, alsook een verzoek tot voornaams- en geslachtsnaamwijziging en de toewijzing van gezag. Verzoekers, een stel dat al meer dan 20 jaar een affectieve relatie heeft, hebben de minderjarige, geboren op [geboortedatum] 2017, sinds zijn geboorte in hun gezin opgenomen. De biologische moeder heeft sinds 2019 geen contact meer gehad met de minderjarige en de biologische vader heeft nooit een rol gespeeld in zijn leven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de adoptie in het belang van de minderjarige is, gezien het feit dat hij al sinds zijn geboorte deel uitmaakt van het gezin van verzoekers en daar liefdevol is opgevangen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er voldoende zwaarwegend belang is bij de wijziging van de voornaam en de geslachtsnaam van de minderjarige. De rechtbank heeft de adoptie uitgesproken, de wijziging van de voornaam gelast en bepaald dat verzoekers gezamenlijk het gezag over de minderjarige uitoefenen. De beschikking is openbaar uitgesproken en er is een termijn van drie maanden gesteld voor het instellen van hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Alkmaar
Zaak-/rekestnr.: C/15/310667 / FA RK 20-6685
beschikking van 7 januari 2022 betreffende adoptie, voornaamswijziging en geslachtsnaamwijziging
gegeven op het verzoek van:
[verzoeker 1] ,
geboren op [geboortedatum] 1973 in [geboorteplaats] ,
rechtens wonende te [woonplaats] , feitelijk verblijvende te [verblijfplaats] ,
en
[verzoeker 2] ,
geboren op [geboortedatum] 1972 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoekers,
advocaat: mr. B. Kochheim-Bossink, kantoorhoudende te Aerdenhout,
Als belanghebbenden worden aangemerkt:
  • [de moeder] , zonder bekende woon- en/of verblijfplaats in en buiten Nederland, hierna te noemen: de moeder;
  • [de vader] , wonende te [woonplaats] , hierna te noemen: de vader.

1.Verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift, met bijlagen, van verzoekers, ingekomen op 26 november 2020;
  • de brief, met bijlagen, van verzoekers, ingekomen op 26 februari 2021;
  • het e-mailbericht van de Raad voor de Kinderbescherming (verder: de Raad) van 16 maart 2021;
  • het rapport en advies van de Raad van 26 augustus 2021, ingekomen op 31 augustus 2021.
1.2
De behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op de zitting van 10 december 2021 in aanwezigheid van verzoekers, bijgestaan door mr. B. Kochheim-Bossink, en mevrouw [A] namens de Raad. De moeder is, hoewel behoorlijk opgeroepen via de Staatscourant van 10 september 2021, [onder nummer] , niet verschenen. Ook de vader is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.

2.Feiten en omstandigheden

2.1
De minderjarige [naam mj] is geboren op [geboortedatum] 2017 in [geboorteplaats] als zoon van de moeder. De biologische vader is onbekend. De minderjarige is op 31 mei 2017 erkend door de vader.
2.2
Blijkens de basisregistratie personen is de moeder op 2 april 2019 uitgeschreven met als reden emigratie en is zij opgenomen in de Registratie Niet Ingezetenen (RNI).
2.3
Bij uitvoerbaar bij voorraad verklaarde beschikking van de rechtbank Amsterdam van 7 februari 2017 is de minderjarige onder toezicht gesteld van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Regio Amsterdam (JBRA) voor de duur van een jaar met ingang van 7 februari 2017 en is een machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige verleend.
2.4
De rechtbank Amsterdam heeft blijkens uitvoerbaar bij voorraad verklaarde mondelinge uitspraak van 5 februari 2018 het ouderlijk gezag van de moeder over de minderjarige beëindigd en JBRA belast met de voogdij.
2.5
De rechtbank Amsterdam heeft bij uitvoerbaar bij voorraad verklaarde beschikking van 11 maart 2020 JBRA ontslagen uit de voogdij over de minderjarige en verzoekers met ingang van 11 maart 2020 belast met de voogdij over de minderjarige.
2.6
Verzoekers hebben ruim 20 jaar een affectieve relatie met elkaar. Uit deze relatie zijn geen kinderen geboren.
2.7
De minderjarige verblijft volgens de basisregistratie personen van de gemeente Haarlem sinds 26 juli 2017 op het woonadres van verzoekers.
2.8
De minderjarige is het eerste kind tot wie verzoekers in familierechtelijke betrekking komen te staan.

3.Verzoek

3.1
Verzoekers hebben verzocht, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
a. de adoptie uit te spreken van de minderjarige [naam mj] , geboren op [geboortedatum] 2017 in [geboorteplaats] , door hen;
b. hun verklaring omtrent de geslachtsnaamkeuze te vermelden in de beschikking en/of te bepalen dat de minderjarige bij de adoptie de geslachtsnaam [naam] zal krijgen;
c. te gelasten dat de voornaam van de minderjarige wordt gewijzigd in [voornaam] ;
d. de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Amsterdam voor zover nodig op te dragen de te wijzen beschikking als latere vermelding aan de geboorteakte van de minderjarige toe te voegen.
Standpunt Raad
3.2
De Raad heeft geadviseerd het verzoek van verzoekers tot adoptie van de minderjarige toe te wijzen.
3.3
Ter onderbouwing van het advies heeft de Raad het volgende aangegeven. Er heeft vanaf zijn geboorte tot het tweede levensjaar incidenteel contact tussen de moeder en de minderjarige plaatsgevonden. De begeleide contacten die hebben plaatsgevonden verliepen goed, maar moeder was regelmatig lange periodes uit beeld. De indruk was dat de moeder zich gerustgesteld voelde dat de minderjarige bij pleegouders in goede handen is. Nadat de moeder in augustus 2019 het land heeft verlaten is niets meer van haar vernomen. De vader heeft nooit een aanwezige rol gespeeld in het leven van de minderjarige. De minderjarige gedijt goed in het pleeggezin en hij ontwikkelt zich positief op alle vlakken. Pleegouders hebben de minderjarige als een zeer gewenst kind in hun gezin opgenomen. Pleegouders praten met veel respect en begrip over de moeder. Zij hebben veel achtergrondinformatie en hebben ook tastbare spullen die van emotionele betekenis zijn voor de minderjarige bewaard. Zij vinden dat de minderjarige het recht heeft om te weten waar hij vandaan komt en wat zijn achtergrondverhaal is. Op advies van de Raad zullen pleegouders deskundige hulp gaan vragen om zo snel mogelijk een start te kunnen maken met statusvoorlichting.

4.Beoordeling

4.1
De moeder en de vader zijn, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen en hebben de verzoeken onweersproken gelaten.
4.2
De rechtbank heeft op grond van de overgelegde stukken en van de behandeling ter terechtzitting de overtuiging dat de gevraagde adoptie in het kennelijk belang van de minderjarige is. Hierbij is met name meegewogen dat de moeder en de vader vanaf de geboorte van de minderjarige geen wezenlijke rol hebben gespeeld in het leven van de minderjarige en de minderjarige al sinds zeer kort na zijn geboorte deel uitmaakt van het gezin van verzoekers. Hij is daar liefdevol opgevangen en gedijt goed. Daarnaast is komen vast te staan dat de minderjarige thans en naar voor de toekomst redelijkerwijs is te voorzien niets meer van de moeder en de vader in de hoedanigheid van ouder te verwachten heeft. Nu ook overigens aan de in artikel 1:227 BW genoemde gronden voor adoptie en aan de in artikel 1:228 BW genoemde voorwaarden voor adoptie is voldaan, zal het verzoek worden toegewezen.
voornaamswijziging
4.3
Het verzoek tot wijziging van de voornaam van de minderjarige is geoorloofd naar de maatstaven van artikel 1:4 BW. Het verzoek zal daarom worden toegewezen, nu er voldoende zwaarwegend belang is bij inwilliging daarvan.
geslachtsnaamwijziging
4.4
Verzoekers hebben er voor gekozen dat de minderjarige de geslachtsnaam [naam] zal dragen.
gezag
4.5
Verzoekers zijn thans belast met de voogdij over de minderjarige. Artikel 1:229, vierde lid, BW bepaalt: “de adoptiefouders die niet met elkaar zijn gehuwd of door een geregistreerd partnerschap zijn verbonden oefenen door adoptie het gezag over de geadopteerde gezamenlijk uit”.
4.6
Op grond van het vorenstaande oefenen verzoekers gezamenlijk het gezag over de minderjarige uit met ingang van de datum dat deze beschikking in kracht van gewijsde zal zijn gegaan.
4.7
De rechtbank zal in verband met het bepaalde in artikel 2, eerste lid, aanhef en onder k van het Besluit gezagsregisters bepalen dat de griffier, wanneer deze uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan, een afschrift van deze beschikking zal doen toekomen aan het gezagsregister om daarin aantekening te doen van deze beschikking.

5.Beslissing

De rechtbank:
5.1
spreekt uit de adoptie van de minderjarige van het mannelijk geslacht:
- [de minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2017 in [geboorteplaats] ,
door verzoekers voornoemd.
5.2
gelast de wijziging van de voornaam van de minderjarige zodat de voornaam thans komt te luiden: [voornaam] ;
5.3
bepaalt dat de griffier, wanneer deze uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan, een afschrift van deze beschikking zal doen toekomen aan het gezagsregister, om daarin aantekening te doen van deze beschikking;
5.4
draagt de griffier op niet eerder dan drie maanden na de dag van deze uitspraak - en indien daartegen geen hoger beroep is ingesteld - een afschrift van deze beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Amsterdam.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.A.J. Berkers, rechter, tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van A.M. Bergen, griffier en in het openbaar uitgesproken op 7 januari 2022.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.