ECLI:NL:RBNHO:2022:6172

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 juni 2022
Publicatiedatum
13 juli 2022
Zaaknummer
9438074
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Consumentenkoop en non-conformiteit bij de levering van een zitgroep en fauteuil

In deze zaak heeft eiseres, een consument, een vordering ingesteld tegen gedaagde, een vennootschap onder firma, wegens non-conformiteit van een geleverde zitgroep en fauteuil. Eiseres heeft op 20 augustus 2020 de Amber zitgroep en Claire fauteuil gekocht voor een totaalbedrag van € 2.898,00. Na aflevering op 4 december 2020 heeft eiseres klachten geuit over de zitgroep, die niet voldeed aan de overeenkomst. Eiseres heeft gedaagde in gebreke gesteld en verzocht om herstel, maar dit is niet naar behoren uitgevoerd. Eiseres heeft de koopovereenkomst ontbonden en vordert terugbetaling van de koopsom.

Gedaagde betwist de vordering en stelt dat er geen sprake was van verzuim op het moment van ontbinding. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de geleverde zitgroep niet voldeed aan de verwachtingen die eiseres op basis van de koopovereenkomst mocht hebben. De klachten zijn door een onafhankelijke partij gegrond verklaard. De kantonrechter oordeelt dat eiseres gerechtigd was de overeenkomst te ontbinden, ook al had zij geen klachten over de Claire fauteuil. De kantonrechter heeft gedaagde veroordeeld tot terugbetaling van de koopsom, vermeerderd met rente en kosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9438074 \ CV EXPL 21-6242
Uitspraakdatum: 29 juni 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiseres]
wonende te [plaats]
eiseres
verder te noemen: [eiseres]
gemachtigde: DAS Rechtsbijstand
tegen

1.de vennootschap onder firma [vof]

gevestigd te [plaats]
gedaagde

2.[gedaagde 2]

wonende te [plaats]
vennoot gedaagde sub 1

3.[gedaagde 3]

wonende te [plaats]
vennoot gedaagde sub 1
verder te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. R.H. van Rappard

1.Het procesverloop

1.1.
[eiseres] heeft bij dagvaarding van 9 september 2021 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord. [gedaagde] heeft op 28 maart 2022 nog een akte genomen.
1.2.
Op 28 maart 2022 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] heeft op 20 augustus 2020 van [gedaagde] een Amber zitgroep en een Claire Fauteuil gekocht voor een bedrag van € 2.848,00 (exclusief € 50,00 bezorgkosten).
2.2.
De Amber zitgroep en de Claire Fauteuil zijn op 4 december 2020 afgeleverd bij [eiseres] . [eiseres] heeft contant een bedrag van € 2.898,00 aan [gedaagde] betaald.
2.3.
Op diezelfde dag heeft [eiseres] een serviceformulier met vermelding van een aantal klachten met betrekking tot de geleverde Amber zitgroep aan [gedaagde] gezonden.
2.4.
[eiseres] heeft op 22 december 2020 telefonisch contact opgenomen met [gedaagde] . [eiseres] is meegedeeld dat zij onderzoekskosten moest betalen als zij de gebreken onderzocht wilde hebben en dat die kosten voor haar rekening zouden blijven indien de klachten ongegrond zouden worden verklaard.
2.5.
[eiseres] heeft [gedaagde] op 23 december 2020 in gebreke gesteld en [gedaagde] verzocht binnen veertien dagen over te gaan tot herstel.
2.6.
Op 28 december 2020 heeft [gedaagde] aangegeven dat de leverancier de bank zou onderzoeken en zo nodig tot herstel zou overgaan, waarbij [eiseres] is meegedeeld dat als de klachten ongegrond blijken te zijn, de onderzoekskosten bij [eiseres] in rekening worden gebracht. [eiseres] heeft daarop de koopovereenkomst met [gedaagde] ontbonden.
2.7.
In opdracht van [gedaagde] zijn op 8 januari 2021 door IPOS Service Group de klachten aan de bank onderzocht en gegrond verklaard.
2.8.
Op 8 april 2021 heeft [eiseres] [gedaagde] (alsnog) de mogelijkheid geboden om tot herstel over te gaan. Op 26 juni 2021 is de bank bij [eiseres] afgeleverd.
2.9.
[eiseres] heeft [gedaagde] op 2 juli 2021 geïnformeerd dat het herstelwerk niet naar behoren is uitgevoerd. [eiseres] heeft daarom de koopovereenkomst ontbonden en [gedaagde] verzocht om de koopsom terug te betalen. [gedaagde] is hiertoe niet overgegaan. [gedaagde] heeft aangegeven de zitgroep te willen vervangen.

3.De vordering

3.1.
[eiseres] vordert dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 2.898,00, te vermeerderen met rente en kosten.
3.2.
[eiseres] legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat de aan haar geleverde zitgroep niet de eigenschappen bezit die zij mag verwachten. De zitgroep is non-conform omdat de kussens in de hoek van de bank niet van gelijke hoogte zijn en schuin aflopen, er spanning staat op de stiksels in het leer aan de achterkant van de bank (waardoor er sprake is van plooivorming) en de verstelbare hoofdsteunen schuin staan. Er moeten meerdere kussens gevuld worden. De klachten van [eiseres] zijn door IPOS Service Group beoordeeld en gegrond verklaard. [eiseres] heeft [gedaagde] (alsnog) in de gelegenheid gesteld de gebreken te herstellen, waar [gedaagde] volgens [eiseres] niet in is geslaagd. [eiseres] heeft de overeenkomst buitengerechtelijk ontbonden en vordert de koopsom van € 2.898,00 terug.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagde] betwist de vordering (gedeeltelijk). Zij voert aan – samengevat – dat er op 28 december 2020 aan haar zijde nog geen sprake was van verzuim, zodat [eiseres] niet bevoegd was om tot ontbinding van de overeenkomst over te gaan. Uit de verklaringen van [gedaagde] kan niet worden opgemaakt dat zij niet tot herstel wenste over te gaan en voorts was de door [eiseres] gestelde termijn van veertien dagen onredelijk. [gedaagde] heeft slechts aangegeven dat wanneer de klachten ongegrond waren [eiseres] onderzoekskosten ter hoogte van € 70,00 verschuldigd zou zijn. [gedaagde] betwist dat de gebreken niet deugdelijk zouden zijn hersteld. Dit blijkt niet uit de door [eiseres] overgelegde foto’s.
4.2.
Als er al sprake zou zijn van gebreken, zijn die niet zodanig, dat die de ontbinding van de overeenkomst rechtvaardigen. Er is slechts eenmalig een mogelijkheid tot herstel geboden.
4.3.
[eiseres] vordert ontbinding van de volledige koopovereenkomst, terwijl er geen sprake is van non-conformiteit ten aanzien van de Claire Fauteuil.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt allereerst vast dat de koopovereenkomst die tussen [gedaagde] en [eiseres] is gesloten, een consumentenkoop betreft in de zin van artikel 7:5 van het Burgerlijk Wetboek (BW), omdat [gedaagde] handelt in de uitoefening van een bedrijf en [eiseres] met de aankoop niet heeft gehandeld in de uitoefening van een beroep of bedrijf. De overeenkomst is binnen de verkoopruimte van [gedaagde] gesloten, zodat er sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 6:230l BW. Bij het sluiten van een dergelijke overeenkomst moet ter bescherming van de consument onder meer aan de wettelijke precontractuele informatieplichten worden voldaan, zoals in dat artikel zijn opgesomd.
5.2.
[gedaagde] heeft bij akte toegelicht op welke wijze zij aan voornoemde precontractuele informatieplichten heeft voldaan. De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] aan die wettelijke verplichtingen heeft voldaan.
Artikel 7:17 BW, non-conformiteit
5.3.
De eerste vraag die moet worden beantwoord is of sprake is van non-conformiteit als bedoeld in artikel 7:17 BW. De kantonrechter stelt voorop dat op grond van artikel 7:17 BW van non-conformiteit sprake is als de geleverde zaak, mede gelet op de aard van de zaak en de mededelingen die de verkoper over de zaak heeft gedaan, niet de eigenschappen bezit die de koper op grond van de koopovereenkomst mocht verwachten. De koper mag in beginsel verwachten dat de zaak de eigenschappen bezit die voor een normaal gebruik daarvan noodzakelijk zijn en waarvan hij de aanwezigheid niet hoefde te betwijfelen.
5.4.
Op grond van artikel 7:21 BW kan een koper in geval van non-conformiteit, kort gezegd, nakoming dan wel herstel van de gebreken op kosten van de verkoper vorderen.
5.5.
Vast staat dat de zitgroep bij aflevering op 4 december 2020 niet aan de overeenkomst beantwoordde. Immers, door IPOS Service Group zijn op 8 januari 2021 de klachten van [eiseres] over de zitgroep gegrond verklaard. [eiseres] heeft [gedaagde] (alsnog) de mogelijkheid geboden om de gebreken te herstellen. De zitgroep is volgens [eiseres] echter niet goed hersteld. De zitgroep vertoont immers nog steeds dezelfde gebreken. Ze zijn zelfs verergerd, aldus [eiseres] . Ter onderbouwing heeft [eiseres] bij dagvaarding als productie 12 foto’s overgelegd. [gedaagde] heeft bij conclusie van antwoord betwist dat de zitgroep nog steeds gebreken vertoont. [eiseres] heeft ter zitting recente foto’s van de zitgroep laten zien.
5.6.
Op de door [eiseres] ter zitting getoonde foto’s van de huidige staat van de zitgroep zijn de gestelde gebreken (duidelijk) zichtbaar. [gedaagde] heeft ter zitting bevestigd dat de zitgroep er zo niet hoort uit te zien. Voorts blijkt nergens uit dat de zitgroep na de herstelwerkzaamheden in betere staat is komen te verkeren (en dat de huidige staat van de zitgroep te wijten is aan (onjuist) gebruik, zoals door [gedaagde] gesteld)
.Uit de bij dagvaarding overgelegde foto’s, die dateren van 26 juni 2021, blijkt dit in ieder geval niet. Naar het oordeel van de kantonrechter is op grond van het vorenstaande voldoende aannemelijk geworden dat er sprake is van non-conformiteit.
5.7.
Dit betekent dat [eiseres] in beginsel gerechtigd is om de overeenkomst te ontbinden (artikel 7:22 lid 1 sub a BW). Immers, het feit dat sprake is van non-conformiteit en dat een mogelijkheid tot herstel is geboden welke niet deugdelijk is nagekomen, is voldoende voor ontbinding. Dit is slechts anders indien de non-conformiteit van dermate geringe betekenis is, dat deze de ontbinding niet rechtvaardigt. [gedaagde] stelt dat hiervan sprake is, maar licht dit verweer verder niet toe, zodat de kantonrechter hieraan voorbij gaat. In het tweede lid van artikel 7:22 BW is bepaald dat de bevoegdheid tot ontbinding pas ontstaat wanneer herstel en vervanging onmogelijk zijn of van de verkoper niet gevergd kunnen worden, dan wel de verkoper tekort is geschoten in een verplichting als bedoeld in artikel 7:21 lid 3 BW. Nu hiervoor is geoordeeld dat het herstel door [gedaagde] niet deugdelijk is uitgevoerd, mocht [eiseres] de overeenkomst ontbinden. Verzuim van de zijde van [gedaagde] was daarvoor niet vereist (vergelijk: MvT, Kamerstukken II 2000/01, 27 809, nr. 3, p. 8 en 9 en Nota n.a.v. Nader Verslag, Kamerstukken II 2001/02, 27 809, nr. 8, p. 3). De standpunten van partijen hieromtrent kunnen derhalve buiten beschouwing worden gelaten.
(Gedeeltelijke) ontbinding
5.8.
Op grond van het voorgaande heeft [eiseres] de koopovereenkomst mogen ontbinden ten aanzien van de Amber Zitgroep. [eiseres] stelt zich echter op het standpunt dat de gehele koopovereenkomst is ontbonden, terwijl [gedaagde] meent dat dit ten aanzien van de Claire Fauteuil niet mogelijk is. Ten aanzien hiervan overweegt de kantonrechter als volgt.
5.9.
[eiseres] heeft ter zitting verklaard geen klachten te hebben over de Claire Fauteuil. Zij stelt dat de Claire Fauteuil weliswaar strikt genomen geen onderdeel uitmaakt van de Amber Zitgroep, maar dat zij de Amber Zitgroep en de Claire Fauteuil wel bij elkaar heeft uitgezocht en als set heeft uitgekozen. Bovendien zal het volgens [eiseres] door verkleuringen en gebruik van de Claire Fauteuil moeilijk zijn om een bijpassende bank te vinden.
5.10.
Hoewel er geen klachten zijn over de Claire Fauteuil is de kantonrechter, gezien de door [eiseres] gestelde aard van de bijeenhorende set, van oordeel dat [eiseres] ervoor heeft mogen kiezen de gehele koopovereenkomst te ontbinden.
Conclusie, rente en kosten
5.11.
Het voorgaande betekent dat partijen gehouden zijn om hun prestaties (gedeeltelijk) ongedaan te maken (artikel 6:271 BW), te weten terugbetaling door [gedaagde] aan [eiseres] van het geldbedrag van de Amber Zitgroep en de Claire Fauteuil van in totaal € 2.898,00 en teruggave door [eiseres] aan [gedaagde] van de zitgroep en fauteuil. De gevorderde hoofdsom is dan ook toewijsbaar.
5.12.
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zullen als onbetwist en op de wet gegrond eveneens worden toegewezen. De rente zal worden toegewezen als hierna te melden.
5.13.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat zij ongelijk krijgt. De gevorderde nakosten zijn toewijsbaar, voor zover [eiseres] daadwerkelijk nakosten zal maken. De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen veertien dagen na betekening van dit vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt [gedaagde] hoofdelijk tot betaling aan [eiseres] van € 3.312,80, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 2.898,00 vanaf 9 september 2021 tot aan de dag van de gehele betaling;
6.2.
veroordeelt [gedaagde] hoofdelijk tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [eiseres] tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 133,82;
griffierecht € 240,00;
salaris gemachtigde € 436,00;
te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten vanaf 14 dagen na dagtekening van dit vonnis tot de dag der algehele voldoening;
6.3.
veroordeelt [gedaagde] hoofdelijk tot betaling van € 65,50 aan nakosten, dan wel € 99,50 aan nakosten indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na dagtekening van dit vonnis tot de dag der algehele voldoening;
6.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. I. de Greef en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter