In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, uitspraak gedaan op 21 januari 2022 in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan de betrokkene. De betrokkene had een boete ontvangen voor het vermeend parkeren op een trottoir, wat volgens de officier van justitie niet toegestaan is. De betrokkene heeft hiertegen beroep ingesteld, nadat de officier van justitie het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting op 14 januari 2021 zijn zowel de vertegenwoordiger van de officier van justitie als de gemachtigde van de betrokkene, O. Acar, verschenen.
De kantonrechter heeft de zaak beoordeeld aan de hand van foto’s en de verklaring van de betrokkene. De rechter concludeerde dat er onvoldoende bewijs was dat de auto van de betrokkene op een plek stond die niet voor voertuigen bestemd was. De bestemming van het gedeelte van de bestrating was onduidelijk, vooral omdat er aan de andere zijde van de rijbaan een voetpad aanwezig was en de bestrating op een gegeven moment eindigde. Hierdoor kon de kantonrechter niet vaststellen dat er sprake was van een trottoir.
Aangezien de gedraging niet vaststond, werd de boete ten onrechte opgelegd en verklaarde de kantonrechter het beroep gegrond. De beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de boete was opgelegd, werden vernietigd. Tevens werd de officier van justitie veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, die in totaal € 1.300,00 bedroegen. De uitspraak werd gedaan door mr. B. Voogd, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken.