ECLI:NL:RBNHO:2022:612

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 januari 2022
Publicatiedatum
28 januari 2022
Zaaknummer
9557016 WM
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen opgelegde boete wegens vermeend parkeren op trottoir

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, uitspraak gedaan op 21 januari 2022 in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan de betrokkene. De betrokkene had een boete ontvangen voor het vermeend parkeren op een trottoir, wat volgens de officier van justitie niet toegestaan is. De betrokkene heeft hiertegen beroep ingesteld, nadat de officier van justitie het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting op 14 januari 2021 zijn zowel de vertegenwoordiger van de officier van justitie als de gemachtigde van de betrokkene, O. Acar, verschenen.

De kantonrechter heeft de zaak beoordeeld aan de hand van foto’s en de verklaring van de betrokkene. De rechter concludeerde dat er onvoldoende bewijs was dat de auto van de betrokkene op een plek stond die niet voor voertuigen bestemd was. De bestemming van het gedeelte van de bestrating was onduidelijk, vooral omdat er aan de andere zijde van de rijbaan een voetpad aanwezig was en de bestrating op een gegeven moment eindigde. Hierdoor kon de kantonrechter niet vaststellen dat er sprake was van een trottoir.

Aangezien de gedraging niet vaststond, werd de boete ten onrechte opgelegd en verklaarde de kantonrechter het beroep gegrond. De beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de boete was opgelegd, werden vernietigd. Tevens werd de officier van justitie veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, die in totaal € 1.300,00 bedroegen. De uitspraak werd gedaan door mr. B. Voogd, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer : 9557016 \ WM VERZ 21-678
CJIB-nummer : [nummer]
Uitspraakdatum : 21 januari 2022
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
[betrokkene]
gemachtigde : Appjection B.V. (M. Lagas)

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond dan wel niet-ontvankelijk verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 14 januari 2021. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. De gemachtigde van betrokkene (O. Acar) is ook verschenen. De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: niet de rijbaan gebruiken door stil te staan op het trottoir, voetpad, (brom)fietspad of ruiterpad.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
Artikel 10, eerste lid, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (hierna: RVV 1990) luidt als volgt:
“Andere bestuurders dan die genoemd in de artikelen 5 tot en met 8 gebruiken de rijbaan. Deze bestuurders en voetgangers die een aanhangwagen voortbewegen die kennelijk bestemd is om door een motorvoertuig te worden voortbewogen, mogen voor het parkeren van hun voertuig tevens andere weggedeelten gebruiken, behalve het trottoir, het voetpad, het fietspad, het fiets/bromfietspad of het ruiterpad.”
Ingevolge artikel 1 van het RVV 1990 wordt in dit besluit en de daarop berustende bepalingen verstaan onder
rijbaan: “elk voor rijdende voertuigen bestemd weggedeelte met uitzondering van de fietspaden en de fiets/bromfietspaden”. Het RVV 1990 bevat geen definitie of omschrijving van de begrippen ‘trottoir’ of ‘voetpad’. Bij gebreke van een wettelijke definitie kan aan de hand van het spraakgebruik en de uiterlijke verschijningsvorm van een weggedeelte worden beoordeeld of het al dan niet als trottoir of voetpad moet worden aangemerkt. Beslissend is dus of ter plaatse sprake was van een trottoir.
De kantonrechter is, gelet op de foto’s in het dossier en de verklaring van betrokkene ter zitting, van oordeel dat onvoldoende vaststaat dat de auto van de betrokkene stond op een plaats, die niet voor auto's bestemd is. Het is onduidelijk welke bestemming dit gedeelte van de aangelegde bestrating heeft, nu aan de andere zijde van de rijbaan een voetpad aanwezig is. Daarnaast eindigt de bestrating op enig moment, het is een doodlopend bestraat gedeelte. Ook om die reden kan de kantonrechter naar aanleiding van de uiterlijke verschijningvorm niet vast stellen dat er sprake is van een trottoir. Nu de gedraging niet vaststaat, is de boete ten onrechte opgelegd. Het beroep is daarom gegrond. De beschikking waarbij de boete is opgelegd en de beslissing van officier van justitie zullen worden vernietigd.
De gemachtigde heeft een kostenveroordeling gevraagd wegens een door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Nu het beroep gegrond wordt verklaard, komen de proceskosten voor vergoeding in aanmerking.
De kantonrechter ziet geen reden om gebruik te maken van haar matigingsbevoegdheid om voor de hoorzitting, in afwijking van de hoofdregel die volgt uit het Bpb, 0,5 punt toe te kennen. Dat sprake is van een telefonische hoorzitting betreft naar het oordeel van de kantonrechter geen bijzondere omstandigheid als bedoeld in artikel 2 lid 3 van het Bpb, reeds omdat een telefonische hoorzitting inmiddels gangbare praktijk is in zaken als deze. De mate van inspanning acht de kantonrechter evenmin relevant, nu sprake is van een forfaitair systeem van proceskostenvergoedingen.
De gemachtigde van de betrokkene heeft in de fase van het administratief beroep de volgende proceshandelingen verricht: het indienen van een beroepschrift en de hoorzitting. Aan het indienen van een beroepschrift en de hoorzitting dienen twee punten te worden toegekend. De waarde per punt bedraagt € 541,00. Gelet op de aard van de zaak past de kantonrechter wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toe. Aldus zal de kantonrechter de officier van justitie veroordelen in de kosten tot een bedrag van € 541,00 (=2 x € 541,00 x 0,5).
Voorts is namens de betrokkene verzocht om vergoeding van kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, gemaakt in de fase van het beroep bij de kantonrechter. Nu de beslissing van de officier van justitie worden vernietigd, komt dit verzoek voor vergoeding in aanmerking. De gemachtigde van de betrokkene heeft bij de kantonrechter de volgende proceshandelingen verricht: het indienen van een beroepschrift en de zitting. Aan het indienen van het beroepschrift en de zitting dienen twee punten te worden toegekend. De waarde per punt bedraagt € 759,00. Gelet op de aard van de zaak past de kantonrechter wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toe. Dit leidt tot de volgende berekening: 2 x € 759,00 x 0,5 = € 759,00.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gegrond;
‒ vernietigt de beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de
boete is opgelegd;
‒ bepaalt dat de officier van justitie het bedrag dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terugbetaalt;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene tot een bedrag van € 1.300,00 en wijst de Staat der Nederlanden aan als rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden;
‒ bepaalt dat het bedrag van € 1.300,00 aan de gemachtigde van betrokkene zal worden uitbetaald door het Centraal Justitieel Incassobureau te Leeuwarden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Voogd, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: