ECLI:NL:RBNHO:2022:6111

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 juni 2022
Publicatiedatum
13 juli 2022
Zaaknummer
21/3678
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering omgevingsvergunning voor de aanleg van een zwembad in strijd met het bestemmingsplan

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Noord-Holland het beroep van eiser tegen de weigering van de aanvraag om een omgevingsvergunning voor het aanleggen van een zwembad op zijn perceel in Zandvoort. De aanvraag werd door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zandvoort afgewezen op 28 januari 2021, en het bezwaar van eiser tegen deze afwijzing werd op 22 juli 2021 eveneens afgewezen. De rechtbank heeft de zaak op 19 mei 2022 behandeld, waarbij de gemachtigde van eiser en de gemachtigden van verweerder aanwezig waren.

Eiser had een aanvraag ingediend voor het bouwen van een zwembad van 28 vierkante meter in zijn achtertuin, maar verweerder stelde dat dit in strijd was met het bestemmingsplan "Zandvoort Zuid". De rechtbank oordeelt dat de weigering van de omgevingsvergunning gerechtvaardigd is, omdat het zwembad niet voldoet aan de eisen van het bestemmingsplan, waaronder de maximale oppervlakte en de afstand tot de perceelsgrenzen. De rechtbank concludeert dat de regels zijn ontworpen om overlast voor omliggende percelen te voorkomen en dat het niet onredelijk is dat verweerder geen uitzondering maakt voor eiser, ondanks het feit dat de buren geen bezwaar hebben gemaakt.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de weigering van de aanvraag in stand blijft. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan op 2 juni 2022 en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 21/3678

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 juni 2022 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. A.K. Koornneef),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zandvoort, Omgevingsdienst IJmond(verweerder)
(gemachtigden: M. van der Bas en B. Wamelink).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de weigering van de aanvraag van eiser om een omgevingsvergunning met betrekking tot het perceel [perceel] in [woonplaats].
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 28 januari 2021 afgewezen. Met het bestreden besluit van 22 juli 2021 op het bezwaar van eiser is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 19 mei 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigden van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

1. Op 14 november 2020 heeft eiser een aanvraag om omgevingsvergunning ingediend voor het bouwen van een zwembad van 28 vierkante meter in de achtertuin op het perceel [perceel] in [woonplaats] (het perceel) in afwijking van het bestemmingsplan “Zandvoort Zuid” (het bestemmingsplan).
2. Verweerder heeft besloten de gevraagde omgevingsvergunning te weigeren. Aan dit besluit heeft verweerder ten grondslag gelegd dat het project in strijd is met artikel 13.2.3, onder b, van de planregels, omdat de oppervlakte van het zwembad te groot is in verhouding met de omvang van het perceel. Ook is het project in strijd met artikel 13.2.3, onder d, van de planregels, omdat de afstand tot de perceelsgrens minder dan vijf meter bedraagt. Verweerder is niet bereid met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onderdeel 2°, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in samenhang gelezen met artikel 4, derde lid, van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor) af te wijken van het bestemmingsplan. De regels uit het bestemmingsplan zijn gericht op het voorkomen van overlast in woongebieden. Omdat het gebruik van een zwembad overlast met zich brengt, is dit gebruik alleen mogelijk op (grotere) percelen die ook voldoende ruimte bieden voor het waarborgen van de afstand tot de perceelsgrenzen. Geen zwembad is hetzelfde, ook de technische maatregelen die getroffen dienen te worden bij de aanleg en/of het gebruik zijn uiteenlopend. Los van het zwembad is er vaak ook nog een ruimte nodig voor (mogelijk) een extra bouwwerk, de technische installatie, op het achtererf.
3. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
4.1
Eiser betoogt dat verweerder niet in redelijkheid heeft kunnen weigeren de gevraagde omgevingsvergunning te verlenen. Hij voert daartoe aan dat het de bedoeling van de planregels is om een goede ruimtelijke ontwikkeling, en in relatie daartoe het toegestane gebruik van de gronden, (zoveel mogelijk) te waarborgen. De planregels zijn niet uitsluitend bedoeld ter voorkoming van overlast. Dat het bouwen van zwembaden alleen is toegestaan op grotere percelen is onjuist. Het bestemmingsplan staat namelijk het bouwen van een zwembad op alle percelen in beginsel toe. Daarbij geldt wel de voorwaarde dat de oppervlakte van dat zwembad ten hoogste 4% mag zijn van het oppervlak van het erf met een maximum van 100 vierkante meter. In relatie tot de overlast maakt het niet uit of sprake is van een groot of klein zwembad. Zowel grote als kleine zwembaden kunnen overlast veroorzaken. Daarnaast hebben de buren van eiser te kennen gegeven dat zij geen bezwaar hebben tegen de bouw van het beoogde zwembad. Dat toekomstige buren wellicht wel bezwaar hebben doet daar niets aan af, omdat toekomstige buren weten dat op het naastgelegen perceel een zwembad aanwezig is. Verder is het voor eiser onduidelijk waarom de motivering van de weigering in het bestreden besluit is gewijzigd.
4.2
Verweerder stelt zich op het standpunt dat de planregels niet uitsluitend zijn bedoeld ter voorkoming van overlast, maar rekening houden met geluidsoverlast maakt onderdeel uit van een goede ruimtelijke ordening. De in artikel 13.2.3 van de planregels neergelegde eisen met betrekking tot onder meer zwembaden, zijn ontworpen met als doel deze bestemming(en) alleen toe te staan op grote percelen zodat geluidsoverlast beperkt blijft. Naast de eis met betrekking tot de oppervlakte van een zwembad van maximaal 4% van het totale erf, is ook een minimumeis van vijf meter met betrekking tot de afstand tot de perceelgrenzen opgenomen. Het gaat naast de grote van het erf er ook om of er genoeg ruimte is om voldoende afstand tot de omgeving te kunnen waarborgen. Op een groter erf kan de afstand van het zwembad tot de perceelgrenzen eenvoudiger worden gewaarborgd.
De door eiser gevraagde omgevingsvergunning voldoet niet aan de in het bestemmingsplan genoemde eisen voor een zwembad. Hiervan afwijken schept een ongewenst precedent dat het mogelijk maakt voor huidige of toekomstige buren en andere bewoners om een te groot zwembad in hun achtertuin te plaatsen. Verder stelt verweerder dat het hem vrij staat de motivering die aan een primair besluit ten grondslag ligt te herstellen in een beslissing op bezwaar, indien dit geen verslechtering van de positie van de bezwaarmaker oplevert.
4.3
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder in redelijkheid kunnen weigeren de gevraagde omgevingsvergunning te verlenen. Uit de wijze waarop de bouwregels als bedoeld in artikel 13.2.3, onder b tot en met d, van de planregels zijn geformuleerd blijkt dat het niet de bedoeling is dat op elk perceel waarop het bestemmingsplan van toepassing is een zwembad kan worden gebouwd. De rechtbank acht het aannemelijk dat deze bouwregels erop zijn gericht om overlast voor de omliggende percelen te voorkomen. De rechtbank acht het daarom niet onredelijk dat verweerder niet bereid is van de bouwregels af te wijken. Ook acht de rechtbank het niet onredelijk dat verweerder, ondanks dat de buren van eiser geen bezwaar hebben tegen de bouw van het zwembad, geen precedent wil scheppen door medewerking te verlenen aan dit project. Het betoog slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de weigering van de aanvraag van eiser om een omgevingsvergunning voor het bouwen van een zwembad in de achtertuin op het perceel in stand blijft. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. van Keken, rechter, in aanwezigheid van mr. M. van Excel, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 2 juni 2022
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
Artikel 2.1
1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
c. het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, een beheersverordening, een exploitatieplan, de regels gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening of een voorbereidingsbesluit voor zover toepassing is gegeven aan artikel 3.7, vierde lid, tweede volzin, van die wet,
Artikel 2.10
1. Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, wordt de omgevingsvergunning geweigerd indien:
c.de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan, de beheersverordening of het exploitatieplan, of de regels die zijn gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening, tenzij de activiteit niet in strijd is met een omgevingsvergunning die is verleend met toepassing van artikel 2.12;
Artikel 2.12
1. Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en:
a. indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan of de beheersverordening:
2°.in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen, of
Besluit omgevingsrecht, bijlage II
Artikel 4
Voor verlening van een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de wet waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de wet van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, komen in aanmerking:
3. een bouwwerk, geen gebouw zijnde, of een gedeelte van een dergelijk bouwwerk, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:
a. niet hoger dan 10 m, en
b. de oppervlakte niet meer dan 50 m²;
Bestemmingsplan Zandvoort Zuid
Artikel 13.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
b. de oppervlakte van een zwembad bedraagt ten 4% van het oppervlak van het erf, met een maximum van 100 m²;
d. de afstand van het zwembad tot de:
1. perceelsgrenzen bedraagt ten minste 5 m;
2. openbare weg bedraagt ten minste 15 m;