ECLI:NL:RBNHO:2022:611

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 januari 2022
Publicatiedatum
28 januari 2022
Zaaknummer
9544923 WM
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen proceskostenvergoeding in samenhangende bestuurszaken

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan op een beroep tegen een proceskostenvergoeding die door de officier van justitie was vastgesteld. De zaak betreft een administratieve sanctie die aan de betrokkene was opgelegd, waartegen beroep was ingesteld. De officier van justitie had het beroep ongegrond verklaard, waarna de betrokkene in beroep ging bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 12 januari 2022 waren zowel de vertegenwoordiger van de officier van justitie als de gemachtigde van de betrokkene aanwezig. De gemachtigde voerde aan dat de proceskosten door de officier van justitie onjuist waren vastgesteld en dat er geen sprake was van samenhangende zaken, zoals door de officier was gesteld.

De kantonrechter oordeelde dat de officier van justitie ten onrechte de proceskostenvergoeding had vastgesteld op basis van samenhangende zaken. De rechter verduidelijkte dat voor zaken als samenhangend kunnen worden beschouwd, deze gelijktijdig of nagenoeg gelijktijdig behandeld moeten zijn en dat de werkzaamheden van de rechtsbijstandverlener in elk van de zaken nagenoeg identiek moeten zijn. Aangezien dit niet kon worden vastgesteld, werd het beroep gegrond verklaard en de beslissing van de officier van justitie vernietigd.

De kantonrechter heeft de proceskostenvergoeding vastgesteld op € 920,50, die door de Staat der Nederlanden moet worden vergoed aan de gemachtigde van de betrokkene. De uitspraak werd openbaar gedaan door mr. B. Voogd, kantonrechter, en de griffier. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, mits de boete meer dan € 70,00 bedraagt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer : 9544923 \ WM VERZ 21-664
CJIB-nummer : [nummer]
Uitspraakdatum : 21 januari 2022
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
[betrokkene]
gemachtigde : Appjection B.V. (M. Lagas)

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond dan wel niet-ontvankelijk verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 12 januari 2022. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. De gemachtigde van betrokkene (O. Acar) is ook verschenen. De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

Betrokkene voert in het beroepschrift aan dat de officier van justitie in zijn beslissing de proceskosten onjuist heeft vastgesteld. De officier van justitie heeft een bedrag van € 200,25 toegekend. Voorts voert de gemachtigde aan dat de officier van justitie ten onrechte heeft beslist dat er sprake is van een samenhangende zaak, danwel de proceskosten nog niet zijn overgemaakt, danwel te laag is vastgesteld.
De kantonrechter is van oordeel dat de officier van justitie ten onrechte een vergoeding van proceskosten heeft toegekend op basis van een vergoeding voor samenhangende zaken. Daarover wordt het volgende overwogen.
In artikel 3 lid 2 van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) staat dat sprake is van samenhangende zaken als door een belanghebbende ingestelde beroepen door het bestuursorgaan gelijktijdig of nagenoeg gelijktijdig zijn behandeld, rechtsbijstand is verleend door dezelfde persoon en de werkzaamheden van die persoon in elk van de zaken nagenoeg identiek konden zijn. Doorslaggevend voor de beoordeling of zaken als samenhangend kunnen worden gezien is in hoeverre de door de gemachtigde uitgevoerde werkzaamheden identiek of nagenoeg identiek zijn. Er kan niet worden vastgesteld dat alle zaken gelijktijdig of nagenoeg gelijktijdig zijn behandeld en dat de werkzaamheden van de rechtsbijstandverlener in elk van de zaken nagenoeg identiek konden zijn. De kantonrechter is van oordeel dat de officier van justitie onderhavige zaak ten onrechte als samenhangend heeft beschouwd, in zoverre is het beroep gegrond. Gelet op het voorgaande zal de kantonrechter de beslissing van de officier van justitie van 13 april 2021, waarbij een kostenvergoeding ad € 200,25 is toegewezen, vernietigen.
De gemachtigde heeft een kostenveroordeling gevraagd wegens een door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De proceskosten komen voor vergoeding in aanmerking.
De kantonrechter ziet geen reden om gebruik te maken van haar matigingsbevoegdheid en voor de hoorzitting, in afwijking van de hoofdregel die volgt uit het Bpb, 0,5 punt voor de hoorzitting toe te kennen. Dat sprake is van een telefonische hoorzitting betreft naar het oordeel van de kantonrechter geen bijzondere omstandigheid als bedoeld in artikel 2 lid 3 van het Bpb, reeds omdat een telefonische hoorzitting inmiddels gangbare praktijk is in zaken als deze. De mate van inspanning acht de kantonrechter evenmin relevant, nu sprake is van een forfaitair systeem van proceskostenvergoedingen.
De gemachtigde van de betrokkene heeft in de fase van het administratief beroep de volgende proceshandelingen verricht: het indienen van een beroepschrift en de hoorzitting. Aan het indienen van een beroepschrift en de hoorzitting dienen twee punten te worden toegekend. De waarde per punt bedraagt € 541,00. Gelet op de aard van de zaak past de kantonrechter wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toe. Aldus zal de kantonrechter de officier van justitie voor de fase van administratief beroep veroordelen in de kosten tot een bedrag van € 541,00 (=2 x € 541,00 x 0,5).
De gemachtigde van betrokkene heeft beroep ingesteld in 2 zaken, welke door de kantonrechter als samenhangende zaken worden beschouwd. Onderhavige zaak is immers gelijktijdig met de zaak met kenmerk 9567585/ WM VERZ 21-709 behandeld, waarin rechtsbijstand is verleend door dezelfde persoon en van wie de werkzaamheden in elk van de zaken nagenoeg identiek zijn. Deze zaken worden op grond artikel 3 lid 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht beschouwd als één zaak. Dat betekent dat de wegingsfactor voor samenhangende zaken wordt toegepast, in dit geval 1,0 (1,5 bij 4 of meer). De hoogte van de vergoeding zal gelet op het aantal door de gemachtigde van betrokkene verrichte proceshandelingen en met toepassing van wegingsfactor 1,0 worden vastgesteld op € 379,50 (2 x € 759,00 x 0.25 x 1,0) voor deze genoemde zaken samen.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep tegen de proceskostenvergoeding van de officier van justitie gegrond voor zover daarbij ten aanzien van deze zaak is bepaald dat die als samenhangend met de overige in de beslissing van 13 april 2021 genoemde zaken moet worden aangemerkt en voor zover daarbij is bepaald dat de kostenvergoeding van € 200,25 voor samenhangende zaken ook betrekking heeft op deze zaak, en vernietigt die beslissing in zoverre;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten tot een bedrag van € 920,50 en wijst de Staat der Nederlanden aan als rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden;
‒ bepaalt dat het bedrag van € 920,50 aan de gemachtigde van betrokkene zal worden uitbetaald door het Centraal Justitieel Incassobureau te Leeuwarden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Voogd, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: