ECLI:NL:RBNHO:2022:6084

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 juli 2022
Publicatiedatum
12 juli 2022
Zaaknummer
HAA 21/6443V
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 20 juli 2022 uitspraak gedaan op het verzet van [opposant] tegen een eerdere uitspraak van 14 februari 2022, waarin zijn beroep tegen de beslissing op bezwaar van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) niet-ontvankelijk werd verklaard. Het verzet is ingesteld omdat [opposant] stelt dat hij door ernstige gezondheidsproblemen niet in staat was om tijdig verzet in te dienen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn voor het indienen van het verzetschrift op 15 februari 2022 begon en op 28 maart 2022 eindigde. Het verzetschrift is echter pas op 29 maart 2022 ontvangen, wat betekent dat het verzet niet binnen de wettelijke termijn is ingediend.

De rechtbank heeft de argumenten van [opposant] overwogen, waaronder zijn ziekenhuisopnames en gezondheidsproblemen. Ondanks deze omstandigheden heeft de rechtbank geoordeeld dat [opposant] niet voldoende heeft aangetoond dat hij gedurende de gehele termijn niet in staat was om het verzuim te herstellen. De rechtbank benadrukt dat het niet mogelijk is om uit coulance van wettelijke termijnen af te wijken, omdat dit de rechtszekerheid in gevaar zou brengen. Daarom blijft de eerdere uitspraak van 14 februari 2022 in stand en wordt het verzet ongegrond verklaard.

De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 21/6443 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 juli 2022 op het verzet van

[opposant] (hierna: [opposant] ), opposant.

Procesverloop

[opposant] heeft bij brief van 8 december 2021 beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van de Algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (hierna: het CBR) van 22 november 2021.
Bij uitspraak van 14 februari 2022 heeft de rechtbank dat beroep niet-ontvankelijk verklaard.
[opposant] heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 juli 2022
.[opposant] is ter zitting verschenen. Namens het CBR is mr. J.A. Launspach verschenen.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Awb [1] biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft het beroep kennelijk niet-ontvankelijk geacht. De reden hiervoor is dat de rechtbank tot de conclusie is gekomen dat [opposant] niet binnen de gestelde termijn de gronden van beroep heeft ingediend.
2. Alvorens in deze verzetzaak te kunnen beoordelen of de rechtbank in de buiten-zittinguitspraak terecht heeft geoordeeld dat buiten redelijke twijfel is dat het beroep niet-ontvankelijk is, dient de rechtbank ambtshalve eerst na te gaan of [opposant] zijn verzetschrift tijdig heeft ingediend.
3. Gelet op het bepaalde in artikel 8:55, eerste lid, van de Awb zijn bij de beoordeling van het verzet onder meer de artikelen 6:4, derde lid, 6:5 tot en met 6:9 en 6:11 van de Awb van overeenkomstige toepassing.
4. Op grond van artikel 6:7 van de Awb bedraagt de termijn voor het indienen van een verzetschrift zes weken. De termijn vangt op grond van artikel 6:8 van de Awb aan met ingang van de dag na die waarop de uitspraak aan de belanghebbende is verzonden.
5. Op grond van het bepaalde in artikel 6:11 van de Awb blijft
niet-ontvankelijkverklaring ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend verzetschrift achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
6. In het onderhavige geval is de uitspraak door de rechtbank op 14 februari 2022 verzonden. De verzettermijn ving derhalve aan op 15 februari 2022 en eindigde op
28 maart 2022. Het verzetschrift is ontvangen op 29 maart 2022. Het verzet is niet ingediend binnen zes weken na de dag waarop de uitspraak is bekendgemaakt.
7. [opposant] voert hiertoe aan dat hij het verzet te laat heeft ingediend in verband met een ernstige levensbedreigende aandoening en ziekenhuisopnames op 8 maart en 19 maart tot en met 25 maart 2022. Al weken daarvoor had [opposant] zeer serieuze gezondheidsproblemen wegens acute ademnood. Ter zitting heeft [opposant] verder geloofwaardig onderbouwd dat hij tijdens de verzettermijn daadwerkelijk buitenstaat was om tijdig verzet in te dienen.
8. Gelet op al hetgeen [opposant] naar voren heeft gebracht, is de rechtbank van oordeel dat voor niet-ontvankelijkverklaring van het verzet geen plaats is.
9. Alsdan komt de rechtbank toe aan de beoordeling van de vraag of zij in de buiten-zittinguitspraak terecht heeft geoordeeld dat buiten redelijke twijfel is dat het beroep niet-ontvankelijk is.
10. In het verzetschrift en bij brief van 25 april 2022 voert [opposant] tegen de uitspraak van de rechtbank aan dat hij sinds januari 2022 steeds erger wordende lichamelijke klachten had. Door de ziekenhuisopnames, een periode van 18 maanden van onzekerheid en zware ellende was hij niet altijd in staat adequaat te functioneren. De beroepsprocedure heeft hieronder geleden..Ter zitting heeft [opposant] een nadere toelichting over zijn gezondheid en zijn privé situatie gegeven. Verder heeft hij toegelicht waarom hij de gronden van beroep niet tijdig heeft ingediend.
11
.De rechtbank oordeelt als volgt. De rechtbank kan zich voorstellen dat bij ziekte zaken blijven liggen, zeker gezien de omstandigheden waarin [opposant] in verkeerde. Onder zeer bijzondere omstandigheden kan overschrijding van de termijn om verzuim te herstellen zonder consequenties blijven, maar dan moet aannemelijk worden gemaakt dat [opposant] gedurende de gehele termijn ook daadwerkelijk niet in staat was het verzuim te herstellen in (of te laten herstellen). Hetgeen door [opposant] in dit verband is aangevoerd is onvoldoende om die conclusie te rechtvaardigen. Het staat de rechtbank niet vrij om uit coulance van wettelijke termijnen af te wijken. Daarmee komt de duidelijkheid en dus ook de rechtszekerheid over door de rechtbank gestelde fatale termijnen te veel in het geding.
12. In wat [opposant] ten aanzien van het niet binnen de gestelde termijn indienen van de gronden van beroep heeft aangevoerd, ziet de rechtbank dan ook geen aanleiding anders te oordelen dan in de uitspraak van 14 februari 2022. Het verzet is ongegrond. Dat betekent dat de buiten-zittinguitspraak in stand blijft.
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. J.H.A.C. Everaerts, rechter, in aanwezigheid van
N. Joacim, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht