ECLI:NL:RBNHO:2022:603

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 januari 2022
Publicatiedatum
28 januari 2022
Zaaknummer
9513774 WM
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen administratieve sanctie wegens verkeersgedrag

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 14 januari 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie, opgelegd aan de betrokkene voor het niet zoveel mogelijk rechts houden op een andere weg dan een autoweg of autosnelweg. De betrokkene had tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft de betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.

Tijdens de zitting op 14 januari 2022 zijn zowel de vertegenwoordiger van de officier van justitie als de betrokkene verschenen. De kantonrechter heeft de zaak inhoudelijk behandeld en is tot de conclusie gekomen dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, voldoende is aangetoond door de verklaring van de verbalisant. Het verweer van de betrokkene, dat hij het overige verkeer niet heeft gehinderd of in gevaar heeft gebracht, werd door de kantonrechter verworpen, omdat dit niet afdoet aan het verboden karakter van de gedraging.

De kantonrechter heeft ook overwogen dat de betrokkene onvoldoende feiten en omstandigheden heeft aangevoerd die aanleiding geven om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. De kantonrechter heeft de boete dan ook terecht opgelegd en ziet geen reden om deze te matigen. Het beroep van de betrokkene is ongegrond verklaard, en de kantonrechter heeft de uitspraak openbaar gedaan, waarbij de mogelijkheid tot hoger beroep is aangegeven.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer : 9513774 \ WM VERZ 21-574
CJIB-nummer : [nummer]
Uitspraakdatum : 14 januari 2022
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
[betrokkene]

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond dan wel niet-ontvankelijk verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 14 januari 2022. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Betrokkene is ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: niet zoveel mogelijk rechts houden op een andere weg dan een autoweg of autosnelweg.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
Betrokkene heeft aangevoerd niet in staat te zijn de in artikel 11, derde lid, WAHV voorgeschreven zekerheid te betalen. De kantonrechter is van oordeel dat er voldoende aanleiding bestaat om het bedrag van de door betrokkene te betalen zekerheid te verlagen tot nihil, zodat is toegekomen aan een inhoudelijke behandeling van de zaak.
In WAHV-zaken biedt de verklaring van een verbalisant in beginsel voldoende grondslag voor de vaststelling van de gedraging. Dit is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert die aanleiding geven te twijfelen.
De officier van justitie heeft een aanvullend proces-verbaal laten opmaken door de verbalisant. In dit aanvullend proces-verbaal is het volgende vermeld:
“(…) De betrokkene schrijft in zijn beroep over een geblokkeerde doorgang in de middengeleider. Dit klopt, echter, houd de betrokkene onvoldoende rechts door over de rijstrook voor tegemoetkomend verkeer te rijden. De betrokkene heeft daarom niet zoveel mogelijk rechts gehouden op de openbare weg. De weg om rechts af te slaan in de richting van het centrum was vrij voor het verkeer komende uit het BP pompstation. (…) Ik verbalisant [verbalisant] heb betrokkene uitgelegd dat hij een proces-verbaal krijgt. Echter, was het voor ons, verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] nog niet duidelijk welke feitcode gebruikt moest worden. Ik, verbalisant [verbalisant] heb daarna duidelijk tegen de betrokkene gezegd dat wij dit nog verder moesten onderzoeken en dat wij hier meer tijd voor moesten hebben. Ik. verbalisant [verbalisant] heb daarna tegen betrokkene gezegd dat het sanctiebedrag voor nu 95 euro bleef maar dat dit nog kon veranderen. (…)”
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken die zich in het dossier bevinden – met name uit de aanvullend proces-verbaal verklaring van de verbalisant – voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. Het verweer dat betrokkene het overige verkeer niet heeft gehinderd of in gevaar heeft gebracht treft geen doel, nu dit niet afdoet aan het verboden karakter van de gedraging. Ook kan betrokkene geen rechten ontlenen aan het door de verbalisant bij staandehouding aangegeven boetebedrag. De verbalisant heeft duidelijk verklaard dat de feitcode eerst moest worden uitgezocht. Betrokkene heeft onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd die aanleiding geven om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. De boete is dus terecht opgelegd.
De kantonrechter ziet in hetgeen betrokkene heeft aangevoerd ook geen reden om de boete te matigen.
Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Voogd, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: