ECLI:NL:RBNHO:2022:5968

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 april 2022
Publicatiedatum
8 juli 2022
Zaaknummer
9680006 \ WM VERZ 22-70
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen opgelegde boetes voor overtreding van geslotenverklaring motorvoertuigen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan op een beroep dat is ingesteld door betrokkene tegen een administratieve sanctie (boete) die hem was opgelegd. De boete was opgelegd wegens het handelen in strijd met een geslotenverklaring voor motorvoertuigen op meer dan twee wielen, zoals aangegeven op bord C 6 van bijlage I van het Reglement Verkeersregels en Verkeersborden 1990 (RVV 1990). Betrokkene had beroep aangetekend tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. De zitting vond plaats op 29 maart 2022, waar zowel de gemachtigde van betrokkene als de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig waren.

Tijdens de zitting voerde de gemachtigde aan dat betrokkene pas op de hoogte was van de geslotenverklaring nadat hij de boetes ontving, en dat de cumulatie van boetes in strijd zou zijn met het evenredigheidsbeginsel. De gemachtigde verzocht de kantonrechter om het boetebedrag te matigen. De vertegenwoordiger van de officier van justitie handhaafde echter de beslissing en verzocht de kantonrechter om het beroep ongegrond te verklaren.

De kantonrechter overwoog dat de gedragingen waarvoor de boetes waren opgelegd, afzonderlijke overtredingen betroffen die op verschillende tijdstippen hadden plaatsgevonden. De kantonrechter verwees naar een eerdere uitspraak waarin was geoordeeld dat matiging niet standaard zou plaatsvinden, maar per geval beoordeeld moest worden. In deze zaak zag de kantonrechter geen reden voor matiging, aangezien de betrokkene onvoldoende had onderbouwd waarom de opgelegde boetes gematigd zouden moeten worden. Het beroep werd ongegrond verklaard en het verzoek om proceskostenvergoeding werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknummer : 9680006 \ WM VERZ 22-70
CJIB-nummer : [nummer]
Uitspraakdatum : 12 april 2022
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) en proces-verbaal van de zitting
in de zaak van
[betrokkene]
gemachtigde : mr. B. de Jong, Adviesbureau Skandara te Gouda.

Het verloop van de procedure en het proces-verbaal van de zitting

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 29 maart 2022. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Gemachtigde van betrokkene is ook verschenen.
Ter zitting stelt gemachtigde dat betrokkene pas van de geslotenverklaring wist nadat hij de boetes op de mat ontving. Daarna heeft hij de overtreding dan ook niet meer gemaakt. Dit is een ongewenste cumulatie geworden en in strijd met het evenredigheidsbeginsel. Gemachtigde verzoekt de kantonrechter het boetebedrag de matigen.
De vertegenwoordiger van officier van justitie heeft op de zitting meegedeeld de beslissing en het standpunt te handhaven en heeft de kantonrechter verzocht om het beroep ongegrond te verklaren.
De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: handelen ism een gesloten verklaring voor motorvoertuigen op meer dan 2 wielen, bord C 6 bijlage I RVV 1990.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
Gemachtigde van betrokkene heeft een beroep gedaan op matiging en daartoe aangevoerd dat betrokkene meerdere boetes heeft gehad voor eenzelfde overtreding.
De kantonrechter stelt vast dat aan betrokkene zes boetes zijn opgelegd voor het handelen in strijd met de geslotenverklaring op de locatie Kerkstraat 4 in Oostzaan. Op zichzelf moeten deze gedragingen worden aangemerkt als aparte en te onderscheiden overtredingen van de geslotenverklaring, waarvoor ook telkens een boete kon worden opgelegd. De gedragingen hebben immers plaatsgevonden op verschillende tijdstippen.
In een uitspraak van 25 januari 2022 (gepubliceerd op www. rechtspraak.nl met nummer ECLI: NL:RBNHO:2022:550) heeft de kantonrechter geoordeeld dat, anders dan voorheen, in dit soort zaken niet meer standaard matiging zal plaatsvinden, maar steeds per geval zal worden beoordeeld of matiging gerechtvaardigd is.
De kantonrechter ziet in onderhavige zaak geen reden voor matiging. Het enkele feit dat aan betrokkene meerdere boetes zijn opgelegd voor het overtreden van de geslotenverklaring, is onvoldoende grond voor matiging. Andere omstandigheden die aanleiding kunnen geven voor matiging zijn de kantonrechter niet gebleken. Betrokkene heeft het beroep op matiging onvoldoende onderbouwd.
Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.
Nu het beroep ongegrond wordt verklaard ziet de kantonrechter geen aanleiding om proceskosten toe te kennen.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep ongegrond;
‒ wijst het verzoek op vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J. Jansen, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: