1.2Op 18 juni 2020 hebben inspecteurs van de Inspectie SZW, belast met het toezicht op de naleving van de bepalingen krachtens de Arbeidsomstandighedenwet, de locatie aan de [locatie] geïnspecteerd. Op deze locatie voerden (deels ingeleende) werknemers van eiseres werkzaamheden uit. Deze werkzaamheden bestonden toen uit asbestverwijdering van en uit een acht verdiepingen hoog (voormalig) kantoorpand (het pand). Hiervan is een rapport opgemaakt, het zogenaamde boeterrapport van 10 augustus 2020.
Overtreding van 18 juni 2020
2. In het boeterapport van 10 augustus 2020 hebben de inspecteurs onder meer beschreven dat de op het dak aanwezige werknemers (asbestbevattende) elementen van het dak losmaakten. Deze delen werden vervolgens met een hijskraan in een asbestcontainer gedeponeerd op straatniveau. Het werkgebied op het dak was toegankelijk via een douchesluis (decontaminatie-unit) en een trap op de 7e verdieping. Op de 7e verdieping bevonden zich meerdere personen, waaronder een Deskundig Toezichthouder Asbest (DTA). Ook op de begane grond was een DTA aanwezig. De twee op de werklocatie aanwezige DTA-ers hebben verklaard dat er geen DTA op het dak aanwezig was om toezicht te houden op de asbestverwijderingswerkzaamheden. Daarnaast hebben ze verklaard dat ze ook geen zicht hadden op het dak. Dit is, aldus de inspecteurs, in strijd met het bepaalde in artikel 4.54d, vijfde lid, van het Arbobesluit, waarin voortdurend toezicht door een DTA verplicht is gesteld.
3. Bij besluit van 11 februari 2021 heeft verweerder eiseres voor deze overtreding een boete opgelegd van € 8.100,- . Tegen dat besluit heeft eiseres ook beroep ingesteld. Dat besluit is onderwerp van de aparte, gelijktijdig ter zitting geagendeerde procedure bij deze rechtbank. Die procedure is geregistreerd met zaaknummer HAA 21/3283. Op dat beroep beslist de rechtbank heden in een afzonderlijke uitspraak.
Besluit waarschuwing preventieve stillegging van werk.
4. Verweerder heeft besloten tot de waarschuwing, omdat eiseres artikel 4.54d, vijfde lid, van het Arbobesluit opnieuw heeft overtreden en eiseres al eerder (op 26 oktober 2015) een soortgelijke overtreding heeft begaan. Dit besluit ligt nu ter beoordeling voor.
5. Eiseres heeft zich gemotiveerd tegen de schriftelijke waarschuwing preventieve stillegging en de bestreden besluiten gekeerd. Kort samengevat heeft zij aangevoerd dat
- het bestreden besluit 1 onvoldoende is gemotiveerd, omdat niet op alle bezwaargronden is ingegaan;
- de opgelegde boete voor overtreding van artikel 4:54d, eerste lid, van het Arbobesluit voor matiging in aanmerking komt en uit de Beleidsregels preventieve stillegging arbeidswetten (de Beleidsregel) volgt dat hiermee bij het geven van een waarschuwing rekening kan worden gehouden;
- de waarschuwing in strijd met het evenredigheidsbeginsel is gegeven, omdat eiseres geen moedwillig overtreder is en er rekening had moeten worden gehouden met het tijdsverloop sinds de overtreding in 2015. Daarnaast is de waarschuwing te ruim geformuleerd, omdat die ook ziet op niet soortgelijke overtredingen.
6. De voor de beoordeling van het beroep relevante en aangehaalde regelgeving is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak en maakt hiervan onderdeel uit.
Beoordeling bestreden besluit 1
7. Verweerder heeft erkend dat in het betreden besluit 1 niet is ingegaan op alle gronden die eiseres in bezwaar heeft aangevoerd. Verweerder heeft daarom het bestreden besluit 1 ingetrokken en het bestreden besluit 2 genomen. Eiseres heeft ter zitting aangegeven dat hiermee aan zijn beroep op dit punt geheel is tegemoet gekomen. Hij heeft deze beroepsgrond daarom laten vallen. Eiseres heeft ook geen belang meer bij beoordeling van besluit 1.
Beoordeling bestreden besluit 2 en het primaire besluit
8. In beroep stelt eiseres dat verweerder had moeten afzien van het geven van de waarschuwing. Enerzijds omdat de toepasselijke regelgeving daarvoor ruimte biedt, anderzijds omdat het onevenredig is om de waarschuwing te geven, gelet op de omstandigheden van het geval en de gevolgen die dat voor eiseres heeft. Hier noemt eisers het tijdsverloop, het ontbreken van opzet en het feit dat ook heel veel projecten zonder overtredingen zijn uitgevoerd. Ook stelt eiseres dat de waarschuwing, zoals die thans is geformuleerd, te verstrekkend is. De rechtbank zal hieronder de beroepsgronden van eiseres in deze volgorde bespreken.
Had verweerder af moeten zien van de waarschuwing op grond van de Beleidsregels?
9. Uit de Beleidsregel volgt dat er (door verweerder) voor gekozen kan worden om de waarschuwing tot preventieve stillegging achterwege te laten. Dit kan als de boete (die naast de waarschuwing is opgelegd) is gematigd. Verweerder heeft geen aanleiding gezien voor matiging van de boete die hij op 11 februari 2021 heeft opgelegd vanwege de overtreding op 18 juni 2020 van artikel 4.54d, vijfde lid, van het Arbobesluit. Verweerder heeft dat ook niet hoeven doen, zo volgt uit de uitspraak van heden in de hiervoor genoemde procedure 21/3283 tegen die opgelegde boete. De situatie als bedoeld in artikel 4, derde lid, van de Beleidsregel doet zich dus niet voor. De stelling van eiseres dat verweerder hier ten onrechte aan voorbij is gegaan slaagt daarom niet.
Had verweerder af moeten zien van de waarschuwing op grond van het evenredigheidsbeginsel?