ECLI:NL:RBNHO:2022:595

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 februari 2022
Publicatiedatum
27 januari 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 1558
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van bijstandsuitkering met terugwerkende kracht op basis van bijzondere omstandigheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 18 februari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Velsen. De eiser had op 11 april 2020 een bijstandsuitkering aangevraagd, ingaande 1 maart 2020, maar had deze aanvraag later ingetrokken. De rechtbank oordeelde dat er bijzondere omstandigheden waren die toekenning van bijstand met terugwerkende kracht rechtvaardigden. De rechtbank stelde vast dat de eiser, als gevolg van de coronacrisis, zijn inkomsten als freelancer in de kunst- en cultuursector had verloren en dat hij pas in de bezwaarfase een verklaring van de bank had overgelegd die zijn financiële situatie verduidelijkte. De rechtbank oordeelde dat de eiser niet kon worden verweten dat hij niet tijdig een aanvraag had ingediend en dat hij recht had op een aanvullende bijstandsuitkering vanaf 11 april 2020. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit van de gemeente en bepaalde dat de gemeente de hoogte van de uitkering moest vaststellen, rekening houdend met de inkomsten van de eiser. Tevens werd de gemeente veroordeeld in de proceskosten van de eiser en moest het griffierecht worden vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 21/1558

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 februari 2022 in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Velsen, verweerder

(gemachtigde: [naam 1]).

Procesverloop

Bij besluit van 5 oktober 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser voor een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet (PW) afgewezen.
Bij besluit van 19 februari 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser gegrond verklaard en eiser per 12 augustus 2020 een bijstandsuitkering toegekend.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 januari 2022. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Vooraf
1.1.
Eiser heeft op 11 april 2020 een bijstandsuitkering aangevraagd, ingaande 1 maart 2020. Bij brief van 14 april 2020 heeft verweerder eiser meegedeeld dat eiser tijdens zijn gesprek met [naam 2], consulent participatie bij verweerder, zijn bijstandsaanvraag heeft ingetrokken vanwege de hoogte van zijn vermogen.
1.2.
Op 5 mei 20 heeft eiser een uitkering aangevraagd op grond van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo). Die aanvraag is bij besluit van 6 mei 2020 afgewezen omdat eiser niet aan het urencriterium voldeed. Eiser heeft tegen dit besluit geen bezwaar ingediend.
1.3.
Op 12 augustus 2020 heeft eiser opnieuw een bijstandsuitkering aangevraagd. In de aanvraag heeft hij verzocht om met terugwerkende kracht tot 1 maart 2020 een uitkering te ontvangen, gelijk aan aanvragen op grond van de Tozo-regeling.
1.4.
Verweerder heeft vervolgens besloten zoals in het procesverloop staat vermeld.
Het geschil
2.1.
Verweerder heeft gesteld dat eiser pas in de bezwaarfase de brief van de bankdirecteur heeft overgelegd waaruit blijkt dat hij niet over het vermogen op de spaarrekening van zijn minderjarige dochter kan beschikken. Daarom komt eiser alsnog per 12 augustus 2020 voor een aanvullende bijstandsuitkering in aanmerking. Er is volgens verweerder geen sprake van een bijzonder geval om de bijstandsuitkering per een eerdere datum toe te kennen. Het behoort tot de eigen verantwoordelijkheid van eiser om tijdig een aanvraag in te dienen en hij heeft zijn aanvraag van 11 april 2020 ingetrokken.
2.2.
Eiser heeft gesteld dat sprake is van bijzondere omstandigheden op grond waarvan verweerder hem met terugwerkende kracht een bijstandsuitkering per 1 maart 2020 zou moeten toekennen. Eiser verwijst daarbij naar de Tozo-regeling. Door de coronacrisis heeft eiser zijn inkomsten als freelancer in de kunst- en cultuursector verloren en beschikte hij alleen nog over inkomsten uit alimentatie. Op verzoek van de landelijke overheid heeft hij enige tijd gewacht met het aanvragen van extra steun om het administratieve systeem van verweerder niet over te belasten. Op 11 april 2020 heeft eiser een bijstandsaanvraag ingediend. Naar aanleiding van deze aanvraag heeft de consulent participatie van verweerder overleg gevoerd met eiser. Volgens de consulent had eiser geen recht op een uitkering vanwege het vermogen van zijn dochter en gaf het voor verweerder het minste werk als eiser de aanvraag introk. Zo heeft eiser uit coulance de aanvraag ingetrokken. Dat werkt nu echter in zijn nadeel omdat er geen besluit is waarvoor herziening kan worden gevraagd. Eiser heeft daarna geprobeerd zijn inkomsten aan te vullen met een Tozo-uitkering maar die aanvraag is afgewezen. Ondanks het vermogen van zijn dochter heeft hij met terugwerkende kracht bijzondere bijstand ontvangen voor een sportschoolabonnement van de gemeente Heemskerk, de gemeente waar hij voorheen woonachtig was. Deze toekenning was reden voor eiser om opnieuw een aanvraag voor bijstand in te dienen. Na de primaire afwijzing heeft eiser een verklaring van de directeur van de bank ontvangen waaruit blijkt dat hij echt niet over het vermogen van zijn dochter kan beschikken. Op grond van deze verklaring heeft verweerder eiser alsnog een aanvullende bijstandsuitkering toegekend. Volgens eiser is hij buiten zijn schuld om in deze uitzonderlijke situatie terechtgekomen.
Het juridisch kader
3.1.
In artikel 44, eerste lid, van de PW is bepaald dat de bijstand wordt toegekend vanaf de dag waarop dit recht is ontstaan, voor zover deze dag niet ligt voor de dag waarop de betrokkene zich heeft gemeld om bijstand aan te vragen. Hieruit volgt dat in beginsel geen bijstand wordt verleend over een periode voorafgaand aan de datum waarop de betrokkene zich heeft gemeld. Dit houdt verband met het zogeheten actualiteitsbeginsel. De achterliggende gedachte is dat als een betrokkene per eerdere datum in bijstandbehoevende omstandigheden verkeerde, hij zich wel op die eerdere datum had gemeld.
3.2.
Van het uitgangspunt dat bijstand niet wordt verleend met terugwerkende kracht kan worden afgeweken indien bijzondere omstandigheden dat rechtvaardigen. Van bijzondere omstandigheden is sprake als het de betrokkene niet kan worden verweten dat hij niet tijdig een aanvraag om bijstand heeft ingediend.
De beoordeling
4. Naar het oordeel van de rechtbank is in dit geval sprake van bijzondere omstandigheden die bijstandsverlening met terugwerkende kracht tot 11 april 2020 rechtvaardigen. Vaststaat dat eiser op zijn aanvraag van 11 april 2020 heeft vermeld dat zijn dochter een spaarrekening heeft met daarop een bedrag van € 20.206,- en dat dit bedrag vaststaat tot 2 september 2022, de dag waarop zij achttien jaar oud wordt. Ook stelt de rechtbank vast dat de gemachtigde van verweerder ter zitting de gang van zaken omtrent de intrekking van de aanvraag van 11 april 2020 heeft bevestigd. Vanwege de drukte als gevolg van de coronapandemie wilde eiser verweerder zo min mogelijk werk verschaffen en daarom heeft hij de aanvraag ingetrokken. Voorts was bij aanvang van de coronapandemie erg onduidelijk welke ondernemers voor noodsteun in aanmerking konden komen en zijn de noodsteunregelingen tussentijds aangepast dan wel uitgebreid. En tot slot is niet in geschil dat het inkomen van eiser vanaf 11 april 2020 onder het voor hem toepasselijke bijstandsniveau lag. Gelet op al deze omstandigheden heeft eiser naar het oordeel van de rechtbank met ingang van 11 april 2020 recht op een aanvullende bijstandsuitkering. Omdat eiser inkomsten geniet, zal verweerder onderzoek moeten doen naar de hoogte van eisers recht op bijstand. De rechtbank ziet geen aanleiding om, zoals eiser wil, de uitkering al per 1 maart 2020 toe te kennen omdat de Tozo-regeling in deze procedure niet aan de orde is.
5. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit. Verweerder zal de hoogte van eisers recht op uitkering alsnog nader moeten vaststellen, daarbij de hoogte van zijn inkomsten in aanmerking nemend.
6. Er bestaat aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten van eiser. Deze kosten worden begroot op € 6,76 voor reiskosten (kosten openbaar vervoer voor eiser voor het bijwonen van de zitting, 2 x € 3,38 enkele reis). Het verzoek om vergoeding van portokosten wordt afgewezen omdat, gelet op het limitatieve karakter van het Besluit proceskosten bestuursrecht, portokosten niet voor vergoeding in aanmerking komen.
7. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat verweerder eiser vanaf 11 april 2020 een aanvullende bijstandsuitkering toekent waarbij rekening wordt gehouden met de hoogte van de inkomsten van eiser;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 6,76;
  • bepaalt dat verweerder aan eiser het griffierecht van € 49,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Kos, rechter, in aanwezigheid van D.M.M. Luijckx, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 februari 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.