Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.de publiekrechtelijke rechtspersoon
PROVINCIE NOORD-HOLLANDzetelend te Haarlem,
advocaat mr. J.L.S.M. van Esser te Arnhem,
3. de naamloze vennootschap
ACHMEA SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,gevestigd te Apeldoorn,
CENTRAAL BEHEER, gevestigd te Apeldoorn, advocaat mr. J.L.S.M. van Esser te Arnhem,
handelend onder de naam en het label
AVÉRO ACHMEA, gevestigd te Apeldoorn, advocaat mr. A.N.L. de Hoogh te Utrecht,
1.De procedure
- het verweerschrift van de provincie en Centraal Beheer van 9 mei 2022 met producties;
- de mondelinge behandeling op 15 juni 2022, waar zijn verschenen [verzoeker] , vergezeld van zijn ouders en mr. L.E. Calis, namens Avéro Achmea de heer [naam 1] , vergezeld van mr. A.N.L. de Hoogh, en namens de provincie de heer [naam 2] , mevrouw [naam 3] en mevrouw [naam 4] , vergezeld mr. S.D. Palper, kantoorgenoot van mr. J.L.S.M. van Esser. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Mr. Calis heeft gebruik gemaakt van spreekaantekeningen, die zij ter zitting aan de rechtbank heeft overgelegd en die daarmee onderdeel zijn van de processtukken.
2.De feiten
3.Het geschil
1) voor recht te verklaren dat RAUM en de provincie hoofdelijk en volledig aansprakelijk zijn jegens [verzoeker] voor de door hem geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade als gevolg van het hem overkomen ongeval op 25 juli 2019;
4.De beoordeling
De verzoeken van [verzoeker] jegens de provincie en Centraal Beheer
RAUM/Avéro Achmea heeft verder erkend dat RAUM in de causale verdeling voor 50% aan het ontstaan van de schade van [verzoeker] bijgedragen. Daarvan gaat de rechtbank dan ook uit.
De rechtbank komt echter tot een andere weging van de wederzijdse omstandigheden dan [verzoeker] én RAUM/Avéro Achmea. De rechtbank verhoogt de aansprakelijkheid van RAUM op grond van de billijkheidscorrectie met 30%. Dit oordeel licht de rechtbank als volgt toe.
mocht verder bekend worden verondersteld met de mogelijke gevolgen van zijn handelen. Daarbij betrekt de rechtbank dat [verzoeker] ten tijde van het ongeval twintig jaar oud was en in staat moet zijn geweest om zich een beeld te vormen van de door hem te nemen risico’s.
€ 5.000,- exclusief btw, waarop vervolgens de mate van eigen schuld nog in mindering moet worden gebracht.