ECLI:NL:RBNHO:2022:5913

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 juni 2022
Publicatiedatum
7 juli 2022
Zaaknummer
C/15/327001 / HA ZA 22-231
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident over onbevoegdheid en beroep op arbitragebeding in civiele zaak tussen VVE en Aannemingsmaatschappij De Geus B.V.

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, is op 29 juni 2022 een vonnis gewezen in een incident over de onbevoegdheid van de rechtbank en het beroep op een arbitragebeding. De Vereniging van Eigenaren (VVE) heeft de Aannemingsmaatschappij De Geus B.V. aangeklaagd voor herstelkosten van gebreken aan de vlonders in een appartementencomplex. De VVE vorderde dat de rechtbank De Geus aansprakelijk verklaart voor de herstelkosten van € 147.923,27 en veroordeling in de proceskosten. De Geus voerde aan dat de rechtbank zich onbevoegd moest verklaren, omdat in de aannemingsovereenkomsten met de appartementseigenaren een arbitragebeding was opgenomen. De rechtbank oordeelde echter dat de VVE niet gebonden was aan dit arbitraal beding, aangezien zij geen partij was bij de aannemingsovereenkomsten. De rechtbank wees de incidentele vordering van De Geus af en veroordeelde hen in de proceskosten van het incident. Het vonnis benadrukt de noodzaak van partijgebondenheid bij arbitrageovereenkomsten en de rechten van de VVE om haar vorderingen bij de gewone rechter aanhangig te maken.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
Zittingsplaats Alkmaar
zaaknummer / rolnummer: C/15/327001 / HA ZA 22-231
Vonnis in incident van 29 juni 2022 (bij vervroeging)
in de zaak van
de vereniging
[VVE],
gevestigd te [vestigingsplaats] , gemeente [gemeente] ,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. H.J.M. van Schie te Haarlem,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AANNEMINGSMAATSCHAPPIJ DE GEUS B.V.,
gevestigd te Broek op Langedijk, gemeente Dijk en Waard,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. E. Hoekstra te Alkmaar.
Partijen zullen hierna de VVE en De Geus genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met elf producties,
  • de incidentele conclusie houdende de exceptie van onbevoegdheid,
  • de conclusie van antwoord in incident met twee producties.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.2. Het geschil

in de hoofdzaak2.1. De VVE vordert in de hoofdzaak, samengevat, dat de rechtbank
I. voor recht verklaart dat De Geus aansprakelijk is voor de herstelkosten van de aangebrachte vlonders op de eerste, tweede en derde verdieping;
II. De Geus veroordeelt tot vergoeding van deze kosten ten bedrage van € 147.923,27;
III. De Geus veroordeelt in de kosten van deze procedure.
2.2.
De VVE legt aan deze vordering ten grondslag dat De Geus tekort is geschoten in de nakoming van de aannemingsovereenkomsten die De Geus met de appartementseigenaren van het complex [naam complex] heeft gesloten. Volgens de VVE is sprake van ernstige gebreken ter plaatse van de galerijen op de eerste en tweede verdiepingen. Daar zijn de aangebrachte composiet vloerplanken verkleurd, gescheurd en krom getrokken. De Geus is als aannemer aansprakelijk voor de onjuiste montage van de planken en voor de ongeschiktheid van het toegepaste materiaal. De Geus is, ondanks verzoeken hiertoe, niet overgegaan tot herstel van de gebreken. De VVE heeft door het handelen van De Geus schade geleden, die zij begroot op een totaalbedrag van € 147.923,47.
in het incident2.3. De Geus vordert in het incident dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart van dit geschil kennis te nemen, zulks desnoods met verwijzing van de zaak naar de Raad van Arbitrage voor de Bouwbedrijven in Nederland, met veroordeling van de VVE in de kosten van het incident.
2.3.1.
De Geus voert daartoe aan dat in artikel 9 lid 1 van de aannemingsovereenkomsten tussen De Geus en de appartementseigenaren expliciet de bevoegdheid om een geschil aanhangig te maken bij de gewone rechter is uitgesloten. Artikel 9 lid 2 van de aannemingsovereenkomsten voegt daar aan toe dat alle geschillen worden beslecht door arbitrage overeenkomstig de regelen beschreven in de statuten van de Raad van Arbitrage voor de Bouwbedrijven in Nederland. Volgens De Geus hebben partijen daarmee in elke afzonderlijke aannemingsovereenkomst uitvoering gegeven aan artikel 1020 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), door de gang naar de gewone rechter uit te sluiten en het bij het ontstaan van geschillen enkel mogelijk te maken om deze geschillen aan arbitrage te onderwerpen. Daarmee is de specifieke en exclusieve bevoegdheid van de Raad van Arbitrage voor de Bouwbedrijven in Nederland gegeven, aldus De Geus.
2.4.
De VVE concludeert tot afwijzing van de incidentele vordering, met veroordeling van De Geus in de kosten van het incident, uitvoerbaar bij voorraad.
2.4.1.
De VVE stelt dat in de koopovereenkomsten tussen De Geus en de appartementseigenaren in artikel 16 een geschillenregeling is opgenomen, waarin is bepaald dat de verkrijger steeds het recht heeft een procedure aanhangig te maken bij de Raad van Arbitrage voor de Bouw dan wel de gewone rechter. Het geschil in de hoofdzaak behoort bij de koop; de aannemingsovereenkomst is een uitvloeisel van de koop. Bovendien hanteert De Geus algemene voorwaarden waarin in artikel 17 is bepaald dat een consument-opdrachtgever de keuzemogelijkheid heeft een geschil aanhangig te maken bij de Raad van Arbitrage voor de Bouw of bij de gewone rechter. Van die mogelijkheid heeft de VVE gebruik heeft gemaakt. Het staat de VVE dus vrij deze zaak aan de gewone rechter voor te leggen.
2.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

3.De beoordeling in het incident

3.1.
In geschil is de vraag of de rechtbank zich op grond van het bepaalde in artikel 1022 Rv onbevoegd moet verklaren om van het geschil tussen partijen in de hoofdzaak kennis te nemen en daarop te beslissen. Naar het oordeel van de rechtbank is dat niet het geval. Het beroep van De Geus op het arbitraal beding faalt. Dit licht de rechtbank als volgt toe.
3.2.
In 2014 is gestart met een project om 'Hotel [xxx] ' te transformeren en uit te breiden tot een complex met 43 suites met balkons en terrassen en met verschillende gemeenschappelijke faciliteiten. [naam complex] Suites zijn eind 2014/begin 2015 verkocht aan particuliere beleggers, die de suite voor verhuur beschikbaar (kunnen) stellen. De eigenaren van de suites vormen de VVE. De VVE heeft als doel het beheren en onderhouden van de gemeenschappelijke delen van het complex.
3.3.
Met de eigenaren van de suites zijn afzonderlijke, gelijkluidende overeenkomsten gesloten met betrekking tot de koop van een appartementsrecht, recht gevende tot - kort gezegd - het uitsluitend gebruik van een suite en van een parkeerplaats in het complex. De Geus was (mede)verkoper bij deze koopovereenkomsten.
De VVE heeft een voorbeeld van een dergelijke koopovereenkomst (gesloten met verkrijgers: de heer [naam 1] en mevrouw [naam 2] ) in het geding gebracht. In de koopovereenkomst is in artikel 16 “Geschillenbeslechting”, voor zover hier van belang, het volgende bepaald:
“Alle geschillen, welke ook - waaronder begrepen die, welke slechts door één der partijen als zodanig worden beschouwd - die naar aanleiding van de koopovereenkomst of van overeenkomsten die daarvan een uitvloeisel mochten zijn, tussen de Verkrijger en de Verkoper mochten ontstaan, worden beslecht bij wege van arbitrage door de Raad van Arbitrage voor de Bouw.
De Verkrijger heeft steeds het recht een procedure aanhangig te maken bij Raad van Arbitrage voor de Bouw dan wel de gewone rechter.
Indien de Verkoper een procedure aanhangig wil maken, moet hij eerst de Verkrijger bij aangetekende brief met bericht ‘handtekening retour’ een termijn van ten minste één (1) maand stellen voor diens schriftelijk bericht of hij het geschil door de Raad van Arbitrage voor de Bouw dan wel de gewone rechter beslecht wil hebben.
(…)”
3.4.
Eind 2014/begin 2015 hebben de eigenaren van de suites ook afzonderlijke, gelijkluidende aannemingsovereenkomsten met De Geus gesloten. De VVE heeft een voorbeeld van een dergelijke aannemingsovereenkomst (gesloten met de heer [naam 1] en mevrouw [naam 2] ) in het geding gebracht.
3.5.
In de aannemingsovereenkomst is onder I bepaald dat de eigenaar van de suite als deelgerechtigde in het complex [naam complex] aan De Geus opdracht geeft om het gebouw met aanhorigheden, waarvan het gekochte appartementsrecht een aandeel uitmaakt, (af) te bouwen naar de eis van goed en deugdelijk werk.
In artikel 16 van de aannemingsovereenkomst “Forum- en rechtskeuze” is, voor zover hier van belang, het volgende bepaald:
“1. Voor de beslechting van de in dit artikel bedoelde geschillen doen partijen uitdrukkelijk afstand van hun recht de tussenkomst van de gewone rechter in te roepen.2. Alle geschillen, welke ook, daaronder begrepen die, welke slechts door welke slechts door één der partijen als zodanig worden beschouwd, die naar aanleiding van deze overeenkomst of van overeenkomsten, die daarvan een uitvloeisel mochten zijn, tussen de verkrijger en ondernemer mochten ontstaan, worden beslecht door arbitrage overeenkomstig de regelen beschreven in de statuten van de Raad van Arbitrage voor de Bouwbedrijven in Nederland, zoals deze drie maanden voor de datum van overeengekomen luid(en).
(…)”
3.6.
De Geus heeft zich voor alle weren op de toepasselijkheid van dit arbitraal beding beroepen.
3.7.
De rechtbank stelt voorop dat artikel 1020 Rv de mogelijkheid biedt aan partijen om bij overeenkomst geschillen aan arbitrage te onderwerpen. Echter, slechts de partijen bij een overeenkomst tot arbitrage - in dit geval de eigenaren van de suites en De Geus - zijn aan die overeenkomst gebonden. Niet is gebleken dat de VVE partij was bij (één van) de aannemingsovereenkomsten en dat zij uit dien hoofde opdracht aan De Geus heeft gegeven voor het aanbrengen van de vloerplanken in de gemeenschappelijke delen van het complex, waarover het geschil in de hoofdzaak gaat. Het lijkt erop, gezien het onder I bepaalde in de aannemingsovereenkomst, dat de opdrachtgevers de individuele eigenaren waren. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet te zien waarom de VVE gebonden zou zijn aan het overeengekomen arbitraal beding in de aannemingsovereenkomsten.
3.8.
Het voorgaande leidt ertoe dat het beroep van De Geus op het arbitraal beding niet slaagt. De incidentele vordering moet worden afgewezen, omdat de aangevoerde gronden die vordering niet kunnen dragen.
3.9.
De Geus zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld.

4.De beslissing

De rechtbank
in het incident
4.1.
wijst het gevorderde af,
4.2.
veroordeelt De Geus in de kosten van het incident, aan de zijde van de VVE tot op heden begroot op € 563,00,
4.3.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in de hoofdzaak
4.4.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
10 augustus 2022voor het nemen van een conclusie van antwoord.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H. Gisolf en bij vervroeging in het openbaar uitgesproken op 29 juni 2022. [1]

Voetnoten

1.type: ST