ECLI:NL:RBNHO:2022:5882
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde van onroerende zaak met agrarische bestemming
In deze zaak hebben de erven van [naam 1] beroep ingesteld tegen de vastgestelde WOZ-waarde van een onroerende zaak, bestaande uit een woning en een kavel grond, door de heffingsambtenaar van Cocensus. De waarde was vastgesteld op € 350.000 voor het kalenderjaar 2020. De eisers, die de onroerende zaak hebben geërfd na het overlijden van [naam 1] op 28 mei 2020, betwisten deze waarde en bepleiten een lagere waarde van € 182.000. Ze voeren aan dat de heffingsambtenaar onjuiste kenmerken van de onroerende zaak heeft gehanteerd en onvoldoende rekening heeft gehouden met de gedateerde voorzieningen, de matige staat van onderhoud en de aanwezigheid van asbest. De rechtbank heeft op 6 juli 2022 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij de rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de WOZ-waarde niet te hoog is vastgesteld. De rechtbank wijst erop dat de vergelijkingsobjecten die door de heffingsambtenaar zijn gebruikt, voldoende vergelijkbaar zijn met de onroerende zaak en dat de waarde op een juiste wijze is onderbouwd. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.