ECLI:NL:RBNHO:2022:5810

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 juli 2022
Publicatiedatum
5 juli 2022
Zaaknummer
9894820
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van relatiebeding in kort geding tussen werknemer en werkgever met betrekking tot indiensttreding bij nieuwe werkgever

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 7 juli 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een werknemer, aangeduid als [eiser], en zijn voormalige werkgever, Royal Duyvis Wiener B.V. [eiser] had op 10 juni 2022 Royal Duyvis gedagvaard, omdat hij in dienst wilde treden bij Oudendijk Oils B.V. en hij een ontheffing van het concurrentie- en relatiebeding verzocht. De mondelinge behandeling vond plaats op 23 juni 2022. De werknemer stelde dat het concurrentiebeding niet van toepassing was op zijn nieuwe werkgever, omdat Oudendijk Oils geen concurrerende activiteiten uitvoert. Royal Duyvis betwistte dit en voerde aan dat er wel degelijk sprake was van een schending van het relatiebeding, omdat Oudendijk Oils een commerciële relatie van hen is.

De kantonrechter oordeelde dat het concurrentiebeding niet in de weg staat aan de indiensttreding bij Oudendijk Oils, omdat de activiteiten van beide bedrijven wezenlijk verschillend zijn. Het relatiebeding viel echter wel onder de reikwijdte van de overeenkomst. De rechter concludeerde dat [eiser] onbillijk benadeeld zou worden door het voortduren van het relatiebeding, vooral gezien de aanzienlijke positieverbetering en salarisverhoging die hij bij Oudendijk Oils zou ontvangen. De kantonrechter schorste daarom het relatiebeding en stond [eiser] toe om in dienst te treden bij Oudendijk Oils. Royal Duyvis werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknr./rolnr.: 9894820 \ VV EXPL 22-38
Uitspraakdatum: 7 juli 2022
Vonnis van de kantonrechter in kort geding in de zaak van:
[eiser]
wonende te [woonplaats]
eiser
verder te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. Y. Kayabasi
tegen
de besloten vennootschap Royal Duyvis Wiener B.V.
gevestigd te Koog aan de Zaan
gedaagde
verder te noemen: Royal Duyvis
gemachtigde: mr. H.S. Eisenberger

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser] heeft Royal Duyvis op 10 juni 2022 gedagvaard.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 23 juni 2022. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten, mede aan de hand van pleitaantekeningen, naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting heeft Royal Duyvis per brief van 18 juni 2022 nog stukken toegezonden.

2.De feiten

2.1.
Royal Duyvis is een onderneming die zich bezighoudt met de vervaardiging, het onderhoud en de reparatie van machines voor de cacao industrie. De omschrijving van de bedrijfsactiviteit van Royal Duyvis in het handelsregister van de Kamer van Koophandel luidt als volgt:
“Activiteiten: Vervaardiging van hijs-, hef- en transportwerktuigen. Het verkopen, ontwerpen, (de)monteren, inspecteren, installeren, onderhouden, repareren en in bedrijf stellen van installaties voor de cacao-, chocolade-, zoetwaren- en levensmiddelenindustrie.”
2.2.
[eiser] , geboren op [geboortedatum] , is op 1 mei 2016 in dienst getreden van Royal Duyvis. De laatste functie van [eiser] was Technical Support Engineer, met een salaris van
€ 3.876,62 bruto per maand op basis van een arbeidsduur van 40 uur per week.
2.3.
In de schriftelijke arbeidsovereenkomst tussen partijen staat in artikel 3 een concurrentie- en relatiebeding.
2.4.
In artikel 4 van de arbeidsovereenkomst is op overtreding van het concurrentie- en relatiebeding een boete gesteld van € 5.000,00 per overtreding en € 500,00 voor elke dag dat de overtreding voortduurt.
2.5.
[eiser] heeft zijn arbeidsovereenkomst met Royal Duyvis op 26 april 2022 opgezegd per 1 juni 2022 en heeft Royal Duyvis laten weten per die datum in dienst te willen treden van Oudendijk Oils B.V. (hierna: Oudendijk Oils) in de functie van Maintenance Engineer.
2.6.
Oudendijk Oils is een groothandel in ruwe plantaardige en dierlijke oliën en vetten en oliehoudende grondstoffen. De omschrijving van de activiteiten in het handelsregister van de Kamer van Koophandel luidt als volgt:
“Activiteiten: Be- en verwerken van alsmede groothandel in oliehoudende zaden, pitten, noten en aanverwante producten.”
2.7.
[eiser] heeft om ontheffing van het concurrentie- en relatiebeding gevraagd, maar Royal Duyvis heeft aan [eiser] laten weten hem aan de bedingen te zullen houden.
2.8.
Partijen hebben in correspondentie gediscussieerd over de vraag of indiensttreding van [eiser] bij Oudendijk Oils in strijd is met het relatiebeding.

3.De vordering en het verweer

3.1.
[eiser] vordert dat de kantonrechter bij wijze van voorlopige voorziening het concurrentie- en relatiebeding geheel of gedeeltelijk schorst, met dien verstande dat het [eiser] wordt toegestaan in dienst te treden bij Oudendijk Oils in de functie van Maintenance Engineer.
3.2.
[eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag - kort weergegeven - dat het concurrentiebeding toepassing mist op de situatie waarin [eiser] in dienst treedt bij Oudendijk Oils, omdat Oudendijk Oils geen zaken gelijk, gelijksoortig of aanverwant aan die van Royal Duyvis drijft. Daarnaast meent [eiser] dat het concurrentiebeding buiten toepassing moet blijven, omdat het te ruim is geformuleerd en hij door dit beding onbillijk wordt benadeeld in verhouding tot het te beschermen belang van Royal Duyvis. Dat laatste geldt ook voor het relatiebeding. Bovendien is geen sprake van schending van het relatiebeding, omdat Oudendijk Oils ten tijde van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst geen contacten onderhield met Royal Duyvis. Ook berokkent [eiser] met zijn indiensttreding bij Oudendijk Oils geen schade aan Royal Duyvis. Voor [eiser] is daarentegen sprake van een aanzienlijke positieverbetering.
3.3.
Royal Duyvis betwist de vordering. Zij voert aan - samengevat - dat sprake is van een schending van het relatiebeding door indiensttreding van [eiser] bij Oudendijk Oils. Oudendijk Oils is een commerciële relatie van Royal Duyvis, wat verder gaat dan de eenmalige verkoop van een machine in 2020. Zij heeft ook een training verzorgd en in 2021 nog een offerte uitgebracht. Verder zijn in 2022 diverse onderdelen verkocht aan deze klant en verricht zij onderhoudswerkzaamheden aan de verkochte machine. [eiser] heeft specialistische kennis opgedaan bij Royal Duyvis en kan service en onderhoud aan deze machine uitvoeren, zodat Oudendijk Oils daarvoor niet meer afhankelijk is van Royal Duyvis en dit voortaan in eigen beheer kan uitvoeren. Dit raakt de legitieme bedrijfsbelangen van Royal Duyvis. Royal Duyvis heeft er belang bij gevrijwaard te blijven van een concurrerende (ex-) werknemer en het relatiebeding is met meerdere werknemers afgesproken, zodat zij ook daarom belang heeft bij nakoming van het relatiebeding. Van een onbillijke benadeling van [eiser] is geen sprake. Hij had bij Royal Duyvis ook doorgroeimogelijkheden en kan gelet op zijn leeftijd en ervaring overal terecht, mits dit geen concurrent of relatie is van Royal Duyvis. Een belangenafweging moet er volgens Royal Duyvis toe leiden dat het relatiebeding gehandhaafd blijft.

4.De beoordeling

4.1.
De vordering in kort geding kan alleen worden toegewezen als [eiser] daarbij een spoedeisend belang heeft. Dat is het geval, omdat het hier gaat om een geschil tussen partijen over de vraag of [eiser] door indiensttreding bij Oudendijk Oils al dan niet in strijd handelt met het concurrentie- en relatiebeding.
4.2.
Verder is voor toewijzing van de vordering in dit kort geding vereist dat de aan die vordering ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden voldoende aannemelijk zijn en dat het ook in voldoende mate waarschijnlijk is dat die vordering in een nog te voeren gewone procedure (bodemprocedure) zal worden toegewezen. Voor nader onderzoek naar bepaalde feiten en omstandigheden of voor bewijslevering door bijvoorbeeld getuigen is in dit kort geding in beginsel geen plaats. Dat moet gebeuren in een eventuele bodemprocedure. De beoordeling in dit kort geding is dan ook niet meer dan een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.
4.3.
Partijen zijn het erover eens dat het concurrentie- en relatiebeding op zichzelf geldig zijn overeengekomen.
4.4.
Wat betreft het concurrentiebeding begrijpt de kantonrechter dat partijen het erover eens zijn dat Oudendijk Oils niet onder het bereik van dat beding valt. Voor zover Royal Duyvis zich op het standpunt heeft willen stellen dat het [eiser] op grond van het concurrentiebeding verboden is bij Oudendijk Oils in dienst te treden, wordt als volgt overwogen.
4.5.
Uit de bewoordingen van het concurrentiebeding volgt dat dit beding geldt voor een onderneming die een zaak drijft gelijk, gelijksoortig of aanverwant aan die van Royal Duyvis. Vast staat dat Royal Duyvis een zaak drijft gericht op de vervaardiging, het onderhoud en de reparatie van machines voor de cacao industrie. Vast staat ook dat Oudendijk Oils een onderneming is die zich bezighoudt met het be- en verwerken van alsmede groothandel in oliehoudende zaden, pitten, noten en aanverwante producten. Oudendijk Oils drijft dus geen zaak die gelijk, gelijksoortig of aanverwant is aan die van Royal Duyvis. De bedrijfsactiviteiten van beide ondernemingen zijn immers wezenlijk verschillend. Daar waar Royal Duyvis machines maakt voor de cacao industrie, verwerkt Oudendijk Oils onder andere pitten en noten en is een groothandel in die artikelen. Oudendijk Oils is dan ook geen concurrent van Royal Duyvis. Dat betekent dat het concurrentiebeding er niet aan in de weg staat dat [eiser] in dienst treedt bij Oudendijk Oils en dat dit beding dat ook niet verbiedt. Dat betekent ook dat de kantonrechter de vordering van [eiser] die ziet op schorsing van het concurrentiebeding zal afwijzen. Er is namelijk geen grond om het concurrentiebeding te schorsen en [eiser] heeft daarbij in het kader van deze zaak ook geen belang.
4.6.
Vastgesteld kan worden dat Oudendijk Oils als relatie van Royal Duyvis onder het bereik van het relatiebeding valt. Ter beoordeling ligt voor de vraag of het overeengekomen relatiebeding, vooruitlopend op een (eventueel) te voeren bodemprocedure moet worden geschorst. Beoordeeld moet worden of de bodemrechter het relatiebeding geheel of gedeeltelijk zal vernietigen op de grond dat, in verhouding tot het te beschermen belang van Royal Duyvis, [eiser] door dat beding onbillijk wordt benadeeld. Daarom moet op basis van alle relevante omstandigheden van het geval een afweging worden gemaakt tussen enerzijds de belangen van [eiser] bij schorsing van het relatiebeding en anderzijds de belangen van Royal Duyvis bij handhaving daarvan.
4.7.
Volgens Royal Duyvis schendt [eiser] het relatiebeding als hij in dienst treedt van Oudendijk Oils, omdat hij potentieel concurrerende werkzaamheden gaat verrichten bij een bestaande relatie van Royal Duyvis. Van een zwaarwegend bedrijfsbelang is echter niet gebleken. Royal Duyvis heeft enkel de vrees geuit dat er bij indiensttreding van [eiser] bij Oudendijk Oils onderdelen elders zullen worden ingekocht en service en onderhoud in eigen beheer zullen worden uitgevoerd. Alleen de vrees zelf is niet genoeg om een zwaarwegend bedrijfsbelang aan te nemen, zeker omdat sprake is van een relatief nieuwe machine uit 2020, nu ook al onderdelen elders kunnen worden ingekocht en gebleken is dat er nog enige tijd sprake is van garantie op de aangekochte machine. Oudendijk Oils heeft er belang bij service en onderhoud te laten uitvoeren door Royal Duyvis en daar de onderdelen te bestellen, gelet op deze garantie. Daarbij heeft [eiser] zich nadrukkelijk bereid verklaard om zelf geen onderhoud te verrichten aan de betreffende machine. Bovendien, voor zover service en onderhoud in de nabije toekomst toch in eigen beheer zouden worden uitgevoerd en onderdelen elders zouden worden afgenomen, is niet aannemelijk geworden dat dit leidt tot serieus te nemen financiële gevolgen voor Royal Duyvis. De periode dat het relatiebeding nog geldig is, betreft maar een korte periode van elf maanden en het door Royal Duyvis in het geding gebrachte overzicht laat zien dat na de verkoop van de machine in 2020 nog geen € 6.500,00 is verdiend aan Oudendijk Oils voor een training, een test van de machine en onderdelen. Dit betreft een zeer gering bedrag ten opzichte van de jaaromzet van Royal Duyvis van om en nabij de € 50 miljoen. Wat betreft de gestelde signaalwerking van het relatiebeding overweegt de kantonrechter dat dit belang altijd speelt, zodat Royal Duyvis zich daarin niet onderscheidt van anderen en waarbij van belang is dat Royal Duyvis de afgelopen periode zelf vier keer heeft ingestemd met een ontheffing van het concurrentie- en relatiebeding bij andere inmiddels ex-werknemers. Zonder bijkomende omstandigheden is de signaalwerking alleen niet genoeg om een zwaarwegend belang aan te nemen.
4.8.
Daartegenover is wel degelijk gebleken van een voldoende zwaarwegend belang van [eiser] om bij Oudendijk Oils in dienst te treden. Het belang van [eiser] is gelegen in het algemene (grond)recht van de vrijheid van arbeidskeuze. Daarnaast is voldoende aannemelijk geworden dat sprake is van een positieverbetering bij Oudendijk Oils. De werkzaamheden daar zijn afwisselend van aard en [eiser] krijgt meer verantwoordelijkheden binnen een klein bedrijf. Ook is sprake van een substantiële salarisverhoging van ten minste € 800,00 per maand, wat voor een gemiddelde werknemer fors te noemen is en zeker voor iemand met de leeftijd en opleiding van [eiser] . Ook heeft [eiser] binnen Oudendijk Oils een concreet carrièreperspectief als beoogd Hoofd Technische Dienst en zal hij in zijn huidige functie de rol van waarnemend Hoofd Technische Dienst vervullen en in de gelegenheid worden gesteld gerichte opleidingen te volgen. Weliswaar heeft [eiser] daarvan geen stukken ingebracht, maar de kantonrechter heeft geen reden hieraan te twijfelen.
4.9.
Concluderend is voorshands voldoende aannemelijk dat [eiser] onbillijk wordt benadeeld door het voortduren van het tussen partijen overeengekomen relatiebeding en dat in een bodemprocedure het relatiebeding zal worden vernietigd. De vordering tot schorsing van het relatiebeding wordt dan ook toegewezen.
4.10.
De proceskosten, waaronder ook de nakosten vallen, komen voor rekening van Royal Duyvis, omdat zij ongelijk krijgt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
schorst de werking van het tussen partijen overeengekomen relatiebeding met dien verstande dat het [eiser] wordt toegestaan in dienst te treden bij Oudendijk Oils in de functie van Maintenance Engineer;
5.2.
veroordeelt Royal Duyvis tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [eiser] tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 131,18
griffierecht € 86,00
salaris gemachtigde € 747,00 ;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Slijkhuis en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter