ECLI:NL:RBNHO:2022:5740

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 juni 2022
Publicatiedatum
1 juli 2022
Zaaknummer
9365008 \ CV EXPL 21-5124
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot doorhaling van een procedure en proceskostenveroordeling in een geschil tussen passagiers en vervoerder

In deze zaak hebben de passagiers, vertegenwoordigd door DAS Rechtsbijstand, een vordering ingesteld tegen de buitenlandse vervoerder Turk Havayollari A.O. naar aanleiding van de annulering van hun vlucht van Brussel naar Istanbul. De passagiers vorderden compensatie op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, die hen recht geeft op een schadevergoeding van € 2.400,00, plus bijkomende kosten voor gevolgschade en buitengerechtelijke incassokosten. De vervoerder heeft echter een incident tot onbevoegdheid ingediend en heeft niet ingestemd met de doorhaling van de procedure, wat leidde tot een geschil over de proceskosten.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat een procedure alleen op verzoek van beide partijen kan worden doorgehaald. Aangezien de vervoerder niet akkoord ging met de doorhaling, heeft de kantonrechter besloten dat er een vonnis moest worden gewezen. De rechter oordeelde dat de proceskosten voor rekening van de passagiers komen, omdat zij hun verzoek tot intrekking pas hebben gedaan nadat de vervoerder een incident had ingediend. De proceskosten zijn vastgesteld op € 75,00, en de passagiers zijn veroordeeld tot betaling van deze kosten aan de vervoerder.

Dit vonnis is uitgesproken door mr. S.N. Schipper op de openbare terechtzitting van 15 juni 2022, waarbij de griffier aanwezig was. De uitspraak benadrukt het belang van de instemming van beide partijen bij het intrekken van een procedure en de gevolgen van een incident tot onbevoegdheid.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9365008 \ CV EXPL 21-5124
Uitspraakdatum: 15 juni 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1],

2. [eiser 2],
3. [eiser 3],
4. [eiser 4],
allen wonende te [plaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen de passagiers
gemachtigde DAS Rechtsbijstand
tegen
de buitenlandse rechtspersoon
Limited Company (Turkije) Turk Havayollari A.O.
statutair gevestigd te Ankara (Turkije)
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. H. Bulut-Yazir

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 22 juli 2021 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft een incident tot onbevoegdheid genomen.
1.2.
De passagiers hebben hierop bij brief van 1 november 2021 aangegeven te procedure te willen intrekken. De vervoerder heeft bij e-mail van 10 maart 2022 aangegeven niet in te stemmen met het verzoek van de passagiers.

2.De vordering

2.1.
De passagiers vorderen bij dagvaarding dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 2.400,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 maart 2020 tot aan de dag der algehele voldoening; - € 107,60 aan gevolgschade - € 375,70 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten, de nakosten daaronder begrepen, te vermeerderen met wettelijke rente.
2.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de annulering van de vlucht van Brussel (België) naar Istanbul (Turkije) gehouden is te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 2.400,00. Daarnaast dient de vervoerder de gevolgschade, te weten kosten voor treinkaartjes ter hoogte van € 107,60 te vergoeden.

3.De beoordeling

3.1.
Als uitgangspunt heeft te gelden dat een procedure alleen op verzoek van beide partijen wordt doorgehaald. Dit is in deze procedure niet het geval. De vervoerder heeft bij e-mail van 10 maart 2022 aangegeven niet akkoord te gaan met doorhaling, onder de voorwaarde van de passagiers dat iedere partij de eigen kosten draagt. De vervoerder heeft immers werkzaamheden verricht in het kader van een incident. Hierna hebben de passagiers besloten de procedure in te trekken. De kosten die de vervoerder heeft gemaakt dienen voor rekening te komen van de passagiers, aldus de vervoerder.
3.2.
Gelet op bovenstaande kan geen doorhaling plaatsvinden, maar dient vonnis te worden gewezen. De kantonrechter is met de vervoerder van oordeel dat de proceskosten in de onderhavige procedure voor rekening van de passagiers dienen te komen. Het verzoek om intrekking van de procedure is immers pas gedaan nadat de vervoerder een incident tot onbevoegdheid heeft genomen. De proceskosten worden, gelet op het incident, vastgesteld op een bedrag van € 75,00. De akte uitlating komt niet voor vergoeding in aanmerking aangezien het gaat om een akte zonder bijzondere inhoud.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op € 75,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter