In deze zaak hebben de passagiers, vertegenwoordigd door DAS Rechtsbijstand, een vordering ingesteld tegen de buitenlandse vervoerder Turk Havayollari A.O. naar aanleiding van de annulering van hun vlucht van Brussel naar Istanbul. De passagiers vorderden compensatie op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, die hen recht geeft op een schadevergoeding van € 2.400,00, plus bijkomende kosten voor gevolgschade en buitengerechtelijke incassokosten. De vervoerder heeft echter een incident tot onbevoegdheid ingediend en heeft niet ingestemd met de doorhaling van de procedure, wat leidde tot een geschil over de proceskosten.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat een procedure alleen op verzoek van beide partijen kan worden doorgehaald. Aangezien de vervoerder niet akkoord ging met de doorhaling, heeft de kantonrechter besloten dat er een vonnis moest worden gewezen. De rechter oordeelde dat de proceskosten voor rekening van de passagiers komen, omdat zij hun verzoek tot intrekking pas hebben gedaan nadat de vervoerder een incident had ingediend. De proceskosten zijn vastgesteld op € 75,00, en de passagiers zijn veroordeeld tot betaling van deze kosten aan de vervoerder.
Dit vonnis is uitgesproken door mr. S.N. Schipper op de openbare terechtzitting van 15 juni 2022, waarbij de griffier aanwezig was. De uitspraak benadrukt het belang van de instemming van beide partijen bij het intrekken van een procedure en de gevolgen van een incident tot onbevoegdheid.