ECLI:NL:RBNHO:2022:5689

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 juni 2022
Publicatiedatum
30 juni 2022
Zaaknummer
20_6409
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag vergoeding opleidingstraject assistentiehond onder Wmo 2015

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 7 juni 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een vrouw met een autismespectrumstoornis en ADHD, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hoorn. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een vergoeding voor de training van een hulphond op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). De aanvraag werd door verweerder afgewezen, omdat een assistentiehond volgens hen geen vergoeding onder de Wmo 2015 kan krijgen, aangezien de hond een therapeutische functie heeft en niet noodzakelijk is voor de zelfredzaamheid of maatschappelijke participatie van eiseres.

Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing en stelde dat de beslissing niet zorgvuldig tot stand was gekomen en dat de hulpvraag niet goed was onderzocht. Tijdens de hoorzitting heeft eiseres haar standpunt toegelicht, waarbij zij benadrukte dat de huidige hond haar helpt bij het reguleren van stress en dat een gewone hond niet in haar behoeften kan voorzien. De rechtbank heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat verweerder zorgvuldig heeft gehandeld en dat de afwijzing van de aanvraag terecht was. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende wetenschappelijk bewijs was voor de effectiviteit van een assistentiehond in de context van de Wmo 2015.

De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en oordeelde dat het bestreden besluit voldoende zorgvuldig was voorbereid en voorzien van een deugdelijke motivering. Eiseres had niet aangetoond dat de assistentiehond een noodzakelijke voorziening was voor haar situatie, en de rechtbank bevestigde dat de huidige ondersteuning die zij ontving via de Wmo 2015 adequaat was.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 20/6409

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 juni 2022 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. L. Veenman),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hoorn, verweerder

(gemachtigde: M. Klarenbeek).

Procesverloop

In het besluit van 25 maart 2020 (primair besluit 1) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om een vergoeding voor de training tot hulphond vanuit de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) afgewezen.
Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
Naar aanleiding van de hoorzitting van 28 mei 2020 heeft een nieuw onderzoek plaatsgevonden. In het besluit van 3 augustus 2020 (primair besluit 2) heeft verweerder de aanvraag vervolgens opnieuw afgewezen.
In het besluit van 2 november 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen de primaire besluiten ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 20 april 2022 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen en bijgestaan door de gemachtigde mr. L. Veenman in plaats van R. Imkamp. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Vaststaande feiten
1. Eiseres woont in [woonplaats] samen met haar dochter en zoon. Uit de brief van de GGZ Noord-Holland-Noord van 10 december 2019 blijkt het volgende. Eiseres heeft een autismespectrumstoornis en een aandachtsdeficientie- en hyperactiviteitsstoornis. Daarnaast is er sprake van somberheid en angstklachten die sterk samenhangen met haar beperkingen vanuit het autisme. Eiseres is de afgelopen jaren zeer uitgebreid bij de GGZ behandeld voor bovenstaande klachten die enig effect heeft gehad. De kenmerken van het autisme zijn niet veranderbaar en daarom is de behandeling bij GGZ geleidelijk vervangen door begeleiding en ondersteuning vanuit andere hulpinstellingen. Uit het Perspectiefplan Wmo 2.0 van 21 januari 2020 volgt dat eiseres vanuit de Wmo 2015 ambulante begeleiding (van Actiezorg) krijgt. De dochter en zoon van eiseres hebben ook een psychische problematiek en de zoon krijgt eveneens ambulante begeleiding (van Actiezorg). Voor eiseres is het belangrijk dat er meer rust in huis komt, zij minder afhankelijk wordt van anderen, minder spanning gaat ervaren, waardoor escalaties, die zich uiten in onder andere het zichzelf slaan en zichzelf krabben vermeden kunnen worden. De huidige hond van eiseres vermindert de stress bij eiseres en zorgt voor stressregulatie bij oplopende stress.
Standpunt eiseres
2. Eiseres voert - kort samengevat - aan dat verweerder haar aanvraag ten onrechte heeft afgewezen. Het bestreden besluit in strijd is met het stappenplan zoals overwogen in de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) [1] en derhalve niet zorgvuldig tot stand is gekomen. Het doorlopen hiervan dient te gebeuren door iemand met deskundigheid, de toepassing hiervan moet aansluiten bij de hulpvraag en inzichtelijk zijn voor de hulpvrager. Dat is hier niet gebeurd. Verder betwist eiseres dat een gewone hond al voorziet in haar behoeften. Hiermee wordt miskend wat een hulphond kan. Verder betwist eiseres de stelling van verweerder dat zorgverzekeraars de gevraagde voorziening niet toekennen vanwege het gebrek aan wetenschappelijk bewijs.
Standpunt verweerder
3.1.
Verweerder heeft de aanvraag van eiseres om vergoeding voor de aanschaf en opleiding van een assistentiehond afgewezen, omdat vanuit de Wmo 2015 geen assistentiehond wordt vergoed. Een assistentie-hond heeft voor eiseres een therapeutische functie heeft, wat niet ligt op het terrein van de Wmo 2015. Daar komt bij dat de werking van een assistentiehond met betrekking tot de begeleiding van mensen met psychische problemen niet wetenschappelijk is bewezen. Er kan volgens verweerder niet gefundeerd worden gezegd dat er adequate hulp wordt verstrekt als de opleidingskosten voor de begeleiding van de training van hond tot hulphond zouden worden vergoed. Ter onderbouwing hiervan verwijst verweerder naar de consultatierapportages van de expert, mevrouw [naam 1], werkzaam bij 1.Hoorn van 19 maart 2020 en 16 juni 2020. In het rapport van 19 maart 2020 wordt voorts geconcludeerd dat een opgeleide hulphond niet noodzakelijk is en dat een gewone hond ook kan volstaan.
3.2.
Verweerder stelt zich verder op het standpunt dat de hulpvraag van eiseres is vastgesteld, in kaart is gebracht welke problemen door eisers ondervonden wordt bij de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie, bepaald is welke ondersteuning naar aard en omvang nodig is om voor eiseres een passende bijdrage te leveren aan de zelfredzaamheid of participatie. Verder is onderzocht of en in hoeverre de eigen mogelijkheden, gebruikelijke hulp, mantelzorg, ondersteuning door andere personen uit het sociale netwerk en voorliggende (algemene) voorzieningen de nodige hulp en ondersteuning kunnen bieden. Eiseres ontvangt vanuit de Wmo 2015 individuele begeleiding van Actiezorg en deze staat ook in contact met de GGZ.
Beoordeling
4. De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
In geschil is de vraag of verweerder eiseres terecht niet in aanmerking heeft gebracht voor een opleidingstraject van een assistentiehond ter compensatie van haar beperkingen die zij ondervindt in de zelfredzaamheid of participatie in de eigen leefomgeving. Om die vraag te kunnen beantwoorden, dient het bestreden besluit van verweerder te berusten op een zorgvuldige motivering waarbij de door verweerder gemaakte keuzes op basis van objectieve criteria worden onderbouwd. Eerst dan kan worden vastgesteld of de gemaakte afweging door verweerder er toe leidt dat de gevraagde maatwerkvoorziening terecht niet is verleend, omdat het opleidingstraject van een assistentiehond geen passende en toereikende voorziening voor haar zou zijn.
4.2.
De rechtbank zal zich eerst uitlaten over de beweerde onzorgvuldigheid van het (her)onderzoek naar de hulpvraag en ondersteuningsbehoefte van eiseres. Eiseres heeft aangevoerd dat het stappenplan niet zorgvuldig is doorlopen. Verweerder heeft ter zitting bevestigd dat de hulpvraag is omschreven in het Perspectiefplan Wmo 2.0.. Eiseres wenst te bereiken dat de spanningsopbouw wordt gereguleerd waardoor escalatie minder heftig wordt en in frequentie afneemt. Het resultaat dat wordt beoogd is een veilige leefsituatie waarin eiseres moeder kan zijn voor haar kinderen en een situatie ontstaat waarin haar kinderen kunnen opgroeien. Eiseres heeft in dit perspectiefplan toegelicht in welke situaties zij escaleert, hoe zich dit uit en hoe vaak dit voorkomt. Daarnaast ervaart zij ook paniek en heeft zij verschillende medicatie. Verweerder heeft ter zitting verder toegelicht dat op basis van deze hulpvraag, mevrouw [naam 1], wiens deskundigheid is omschreven in de beslissing op bezwaar, overleg heeft gevoerd met mevrouw [naam 2] en tweemaal op 19 maart 2020 en 16 juni 2020 advies heeft uitgebracht. Dat is afgeweken van het advies, zoals vastgesteld in het perspectiefplan is, omdat het een onervaren medewerkster betrof en deze niet bekend was met het uitgangspunt van verweerder dat een aanvraag om een hulphond niet wordt toegewezen.
4.3.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zorgvuldig naar de hulpvraag, de problematiek en de aard en omvang van de voor eiseres benodigde ondersteuning gekeken. Derhalve kan niet gezegd worden dat verweerder onvoldoende uitvoering heeft gegeven aan zijn onderzoeksplicht die voortvloeit uit de Wmo 2015, terwijl niet gebleken is dat verweerder heeft gehandeld in strijd met het stappenplan bij het onderzoek, zoals dat is beschreven in de uitspraak van de CRvB van 21 maart 2018 [2] . Het voorgaande betekent dat het bestreden besluit niet op een ondeugdelijke grondslag berust. Deze beroepsgrond van eiseres slaagt niet.
4.4.
Het standpunt van verweerder dat onvoldoende is gebleken van een adequate en toegevoegde waarde van een assistentiehond - voor zover die zou zijn gelegen in het wegnemen van beperkingen in de zelfredzaamheid en participatie - vormt een toereikende grondslag voor het niet toekennen van de gevraagde maatwerkvoorziening. De huidige hond reageert op stress en door zijn aanwezigheid vindt stressreductie plaats waardoor de reden voor een speciale hulphond ook wordt ondervangen. Een hulphond heeft voor eiseres dan ook slechts een therapeutische functie. Eiseres heeft deze functie van haar hond betwist, maar dit is echter niet onderbouwd. Voor de overige activiteiten buitenhuis heeft verweerder voldoende aannemelijk gemaakt dat eiseres zich tot haar netwerk kan richten of zich kan aanmelden voor een andere vorm uit een voorliggende voorziening. Uitgaande van de hulpvraag komt de conclusie van verweerder de rechtbank dan ook niet onjuist voor. Dat in het advies ook wordt gerefereerd aan zelfredzaamheid maakt dit niet anders, nu uit de hulpvraag zelf volgt dat de hond in hoofdzaak een therapeutische functie heeft. Verweerder heeft aan eiseres en haar zoon bovendien maatwerkvoorzieningen toegekend, te weten individuele begeleiding door Actiezorg. Niet in geschil is dat eiseres niet in staat is om van die begeleiding volledig gebruik te maken.
4.5.
Verder neemt de rechtbank in aanmerking dat de werking en de effectiviteit van een assistentiehond niet of onvoldoende medisch wetenschappelijk is onderzocht dan wel aangetoond. Een oorzakelijk verband of relatie tussen de assistentiehond en het voorkomen van stress en overprikkeling van de begeleider is naar het oordeel van de rechtbank niet of nauwelijks wetenschappelijk onderbouwd.

Conclusie

5. Gelet op het voorgaande kan het opleidingstraject van een assistentie-hond niet als een passende en toereikende voorziening voor eiseres worden aangemerkt. Het bestreden besluit is voldoende zorgvuldig voorbereid en voorzien van een deugdelijke motivering. Gelet hierop kan het bestreden besluit de rechterlijke toets doorstaan.
6. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Jurgens, rechter, in aanwezigheid van E.A.D. Horn, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 7 juni 2022.
Griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.