ECLI:NL:RBNHO:2022:5604

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 maart 2022
Publicatiedatum
29 juni 2022
Zaaknummer
9680207 \ WM VERZ 22-78
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure inzake administratieve sanctie voor stilstaan op trottoir

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 29 maart 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan betrokkene voor het stilstaan op een trottoir. Betrokkene had tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting was de gemachtigde van betrokkene niet aanwezig, maar de vertegenwoordiger van de officier van justitie was wel aanwezig en handhaafde het standpunt dat de boete terecht was opgelegd.

De kantonrechter heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de verklaring van de verbalisant en foto’s van de gedraging. De kantonrechter oordeelde dat het weggedeelte waar betrokkene stilstond, door de gemiddelde weggebruiker als trottoir werd gezien, mede door de aanwezigheid van parkeervakken die duidelijk waren aangegeven door afwijkende bestrating. Betrokkene voerde aan dat de pleeglocatie zich niet als trottoir voordeed, maar de kantonrechter verwierp dit argument. De kantonrechter benadrukte dat het verbod om op een trottoir stil te staan niet afhankelijk is van borden en dat iedere weggebruiker het risico loopt om bekeurd te worden, ongeacht of anderen zich ook aan dezelfde gedraging schuldig maken.

Uiteindelijk verklaarde de kantonrechter het beroep ongegrond en wees het verzoek om proceskostenvergoeding af. De uitspraak werd gedaan door mr. P.J. Jansen, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, mits de boete meer dan € 70,00 bedraagt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknummer : 9680207 \ WM VERZ 22-78
CJIB-nummer : [nummer]
Uitspraakdatum : 29 maart 2022
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) en proces-verbaal van de zitting
in de zaak van
[betrokkene]
gemachtigde : mr. M. Lagas, Appjection B.V. te Amsterdam.

Het verloop van de procedure en het proces-verbaal van de zitting

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 29 maart 2022. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Gemachtigde van betrokkene is niet verschenen.
De vertegenwoordiger van officier van justitie heeft op de zitting meegedeeld de beslissing en het standpunt te handhaven en heeft de kantonrechter verzocht om het beroep ongegrond te verklaren.
De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: stilstaan op het trottoir, voetpad, fietspad, fiets/bromfietspad of het ruiterpad (niet de rijbaan gebruiken).
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
Gemachtigde voert aan dat de verklaring van de verbalisant in het zaakverzicht geen ambtsedige verklaring is. In deze zaak heeft de verbalisant de gegevens op digitale wijze aangeleverd. Nu een handtekening ontbreekt, is van een ambtsedige verklaring geen sprake. Dit neemt niet weg dat de vaststelling dat een gedraging is verricht ook op een niet-ambtsedige verklaring van een verbalisant kan worden gebaseerd. (Rechtspraak.nl - ECLI:NL:GHARL:2017:7299 - Gerechtshof Arnhem - 23-08-2017) Het verweer van gemachtigde treft dan ook geen doel.
Gemachtigde van betrokkene stelt dat de pleeglocatie zich niet voordoet als trottoir en voert daartoe aan dat er geen sprake is van een verhoogde trottoirband en dat er op deze locatie altijd wordt geparkeerd, zodat het voor betrokkene onduidelijk was dat hier sprake zou moeten zijn van een trottoir.
De kantonrechter overweegt dat betrokkene heeft gehandeld in strijd met artikel 10 (oud) RVV 1990. Het verbod om met een voertuig op een trottoir stil te staan berust op die algemeen geldende regel en behoeft niet door borden te worden aangegeven. Beslissend is dus of ter plaatse sprake is van een trottoir. De kantonrechter is gelet op de verklaring van de verbalisant en de foto’s van de gedraging, alsmede de foto van betrokkene zelf, van oordeel dat het betreffende weggedeelte zich door de gemiddelde weggebruiker laat aanzien als trottoir. Ook vanwege de zeer duidelijk aanwezige parkeervakken, welke zijn aangebracht door middel van bestrating met afwijkend formaat en afwijkende kleur.
Betrokkene heeft aangegeven dat er regelmatig andere auto’s geparkeerd staan. De kantonrechter overweegt dat iedere weggebruiker die zich niet aan de verkeersregels houdt het risico loopt om bekeurd te worden. Het is daarom niet relevant of andere personen zich schuldig maken aan dezelfde gedraging en al dan niet zijn bekeurd.
Het verweer dat betrokkene zich van geen kwaad bewust was en de gedraging niet opzettelijk heeft begaan, treft geen doel. Voor het opleggen van een boete bij het begaan van een dergelijke gedraging is immers opzet niet vereist.
De boete is dus terecht opgelegd. Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.
Nu het beroep ongegrond wordt verklaard ziet de kantonrechter geen aanleiding om proceskosten toe te kennen.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep ongegrond;
‒ wijst het verzoek op vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J. Jansen, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: