In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland op 28 juni 2022, staat de vraag centraal of de werkgever, Stichting Camphillgemeenschap Maartenhuis, de arbeidsovereenkomst met de werknemer, aangeduid als verzoekster, rechtsgeldig heeft opgezegd. De werkgever betwist dat de opzegging bedoeld was, maar de kantonrechter oordeelt dat de brief van 31 december 2021 door de werknemer redelijkerwijs als een opzegging kon worden opgevat. De kantonrechter concludeert dat de werkgever niet de juiste opzegtermijn in acht heeft genomen, wat leidt tot de verplichting om een vergoeding wegens onregelmatige opzegging en een transitievergoeding te betalen. De werknemer had sinds 15 januari 1999 bij de stichting gewerkt en de opzegging werd geacht per 1 februari 2022 te zijn ingegaan, terwijl de werkgever een opzegtermijn van vier maanden had moeten respecteren. De kantonrechter wijst de vorderingen van de werknemer toe, inclusief de vergoeding voor niet opgenomen vakantiedagen, en legt de proceskosten bij de werkgever neer. De beslissing benadrukt het belang van correcte communicatie en naleving van wettelijke opzegtermijnen in arbeidsrelaties.